dinsdag 27 augustus 2019




GAAN.

Vandaag was ik op Noordwijk. Als je een badplaats al wat langer kent mag je "op" zeggen, Anders moet je" in" zeggen.
Ik ken Noordwijk al langer en heb vanuit de hoofdstad een vast ritje om er te komen. Eerst met de trein naar Leiden, daar overstappen op de bus en uitstappen aan de Parallel Boulevard. Vandaar is het een steenworp naar het strand. Voor mij goed te doen en vandaag liep alles letterlijken figuurlijk  op rolletjes. Omdat ik weer slechter zie dan de vorige keer moest ik deze keer iets vaker iets vragen. Als ik de namen sta te spellen op het bestemmingenbord van perron 4 hoor ik "waar moet u naartoe meneer?"" Ik moet naar Leiden-Centraal" zeg ik."Daar komen we langs" zegt de jongeman op een toon alsof hij de baas over de trein is. Meteen rolt er een trein langs het perron." Is dit de trein?" Vraag ik. Ik krijg alleen een kort" ja". "Dank u wel, goede reis" maar hij is al weg. Ik heb voor dit soort gelegenheden een dalurenkaart 1e klas. Dus ik zoek de zwarte streep die de 1e klas aangeeft. Die zie ik inmiddels ook bijna niet meer. Ik stap maar in waar het niet zo vol is en vraag aan de volgende jongeman "is dit de eerste klas?"." Achter mij aan naar de 1e klas" commandeert hij. Wat ik natuurlijk maar al te graag doe. In de coupé met de grote rode stoelen draait hij zich om en zegt" dit is de 1e klas" en gaat zitten. Ik bedank hem en doe hetzelfde. De reis verloopt vlekkeloos maar in Leiden is het verwonderlijk druk. In de hoofdstad is de vakantie al voorbij en daar is het een stuk rustiger. Ik paradeer naar mijn bushalte en 6 minuten later draait mijn bus langs de stoeprand. Ook al zo vol. Ook die reis loopt gesmeerd en in Noordwijk is het inmiddels lunchtijd en ga ik eerst maar eens een hapje eten. De serveerster helpt mij uit de droom: in deze regio is de schoolvakantie nog niet afgelopen. Op mijn reis van de hoofdstad naar Leiden ben ik de schoolvakantiegrens gepasseerd. Een wonderlijk gevoel want ik ben echt in een andere wereld. Eenmaal op het strand moet ik mij een pad zoeken tussen talloze gezinnen met kleine kinderen die nog even met volle teugen van deze misschien wel laatste mooie zomerdag genieten. In mijn short, mijn loshangende polo en mijn witte kibboets-hoedje ben ik gelukkig geheel in stijl gekleed. Ik ben zo slim geweest om mijn badschoentjes mee te nemen zodat ik heerlijk door de aanrollende golven kan banjeren. Het is opkomend water en het is kostelijk om te zien hoe de gezinnetjes het dichtst bij de waterlijn nu toch wat naar achteren moeten vluchten. De kindertjes bouwen als gekken zandkastelen die door de aanrollende golven onmiddellijk worden aangeknaagd. Wat ook de bedoeling lijkt te zijn. Een klein jongetje ligt als een gekruisigde Christus met zijn armpjes wijd plat op het natte zand en zijn zusjes zitten devoot op hun knietjes naast hem en werpen klodders nat zand over zijn benen. Het lijkt de bedoeling om nog snel even een levend zandkasteel te creëren dat dan door de golven weer van zijn zanderige omhulling moet worden ontdaan. Andere kindertjes lopen met een emmertje de golven in om het daar te vullen en het vervolgens onder luid gejoel over hun moeder uit te gieten. Succes verzekerd.
Tussen al dat gekrioel baan ik mij met mijn witte stokje een weg. Dat levert ook nog weer heel aardige praatjes op. "Hoe erg bent u nou blind meneer?" Ik leg dan geduldig uit waar mijn ongeluk uit bestaat en vanochtend was er iemand die een schoonzusje had die dat ook had. Gelukkig, ik ben niet alleen.
Het is nog even een toer om de plek te vinden waar ik weer over het duin moet. Gelukkig blijft iedereen altijd bij de trap zitten dus waar het het drukste is daar moet ik zijn. Dat werkt ook deze keer feilloos. Nu ik in de duinen loop mis ik het kleine zuchtje wind dat er op het strand nog wel was. Des te heftiger verlang ik naar het koude biertje op de boulevard. Het glas is leeg 3 minuten voordat de bus zal komen; die ook inderdaad na 3 minuten arriveert en mij linea recta terugbrengt naar Leiden. Ook daar is de wachttijd beperkt tot enkele minuten en omdat de bus naar huis ook nog prachtig aansluit ben ik drie kwartier later weer thuis. Met het triomfantelijke gevoel dat ik het weer geflikt heb.

We waren er weer.


Knar

zondag 25 augustus 2019

ZORGEN

In Assen is een man om het leven gekomen nadat er in een speeltuin vijf mannen boven op hem waren gaan zitten. Dat heeft althans de politie geconstateerd. Reden van de fatale worsteling zou zijn geweest dat de man een meisje van vier jaar betast zou hebben. Dat heeft de politie niet geconstateerd maar zo gaat het gerucht.
De burgemeester van Assen Marcel Out, gevraagd om zijn commentaar, wauwelt er naar de mode van de dag dapper op los. "Het was altijd een hele veilige plek, dat krijgt natuurlijk een enorme tik", zegt Out. "De gemeente kijkt nu hoe we mensen kunnen ondersteunen met hulpverlening. Dat gaat de komende dagen door. Men vraagt zich af wat er gebeurd is en hoe daarmee om te gaan. Daar gaan we ze bij helpen."
Iedereen lijkt tegenwoordig op de Sociale Academie te hebben gezeten en het daar gebezigde boeventaaltje doordesemt meer en meer ons Algemeen Beschaafd Nederlands.
"Het was altijd een hele veilige plek". In een tijd waarin de volkswoede voortdurend tot het kookpunt wordt opgehitst als  er sprake is –of lijkt te zijn– van een pedofiel vergrijp is een speeltuin nooit maar dan ook nooit een veilige plek. Dat hoor je als burgemeester te weten. Je bent per slot verantwoordelijk voor de openbare orde. Dan moet je er dergelijke onzin ook niet uitkramen. Als er zoiets vreselijks in een stad gebeurt is het normaal dat mensen geschokt zijn en hun vermoedens uitspreken.Het lijkt bij het leven te horen dat wij allemaal onze portie geweld, wangedrag en misdadigheid te verwerken krijgen. Daar zijn we ook op ingericht. We hebben onze woede, onze verontwaardiging, ons denkvermogen en we hebben elkaar. Dat hoort althans zo te zijn. Mochten daar mensen niet helemaal mee klaar komen en om hulp vragen, zorg dan dat je die kunt bieden. Maar trek er niet meteen mee ten strijde. Hulp is per definitie iets dat pas nodig is als iemand zelf iets niet kan. Dat zou de hele hulpverleningsmaffia in dit land zich nog weer eens heel goed moeten realiseren. Nu ik zelf vanwege mijn handicaps wat meer met hulpverlening te maken heb zijn me al diverse bizarre avonturen op dat gebied overkomen. Misschien schrijf ik daarover op deze plaats nog wel eens wat. Maar nu terug naar de zaak.
Voorlopig zit Assen met een dode man die bij geruchte wordt verdacht van een pedofiele handeling in een speeltuin, en die –niet bij geruchte maar heel concreet– te maken heeft gehad met vijf kerels die op hem zaten wat hij kennelijk niet heeft overleefd. Vijf kerels zijn goed voor 400 kilo, en dat overleef je niet. In Assen heeft "daß gesundes Volksempfinden" zijn dodelijke werk gedaan.

De burgemeester van Assen zou heel andere zorgen moeten hebben.

Knar

vrijdag 2 augustus 2019

ZINGEN

Oud D66-kamerlid Machteld Versnel is op 76-jarige leeftijd in een verpleeghuis overleden. Dat meldde het nieuws vanochtend. Geen bijzonder nieuws, zult u zeggen. Dat ligt toch even anders want Machteld Versnel en haar man Hans hadden jaren geleden al een euthanasieverklaring opgesteld waarin stond dat ze nooit dement in een verpleeghuis wilden worden opgenomen. Voor die tijd wilden ze euthanasie. Toen Machteld toch Alzheimer kreeg en naar een verpleeghuis moest vroegen ze haar daar om haar euthanasieverklaring mondeling te bevestigen. Toen wilde Machteld helemaal niet meer dood "want ze had zulke leuke kleinkinderen". Haar oude euthanasieverklaring was op dat moment niets meer waard. Op zondagmorgen stond Machteld luidkeels te zingen in het koor van het verpleeghuis en aan dood willen dacht ze geen moment meer. Machteld was een andere Machteld geworden. Nu is ze uiteindelijk toch een natuurlijke dood gestorven.
Het is niet de eerste keer dat ik het gevoel krijg dat het leven soms een lange neus tegen ons maakt. Dat wij, die denken alle touwtjes van het leven zo langzamerhand wel in handen te hebben faliekant voor schut worden gezet. Het heeft ermee te maken dat wij in onze hoogmoed denken dingen te kunnen regelen die buiten ons om toch altijd nog weer hun eigen gang gaan. Het hele klimaatprobleem is daar ook een voorbeeld van. Al in de jaren '70 was ik professioneel in de weer met de bescherming van het milieu. De minachting voor ons werk was onze dagelijkse portie ergernis. Waar wij ons druk over maakten, die productie kwam nu net zo lekker op gang, die eindeloze aarde en die eindeloze atmosfeer konden dat allemaal best verdragen. Ik ben nog ruimschoots in leven om mee te maken dat wij toch gelijk hadden en dat die eindeloze aarde en die eindeloze atmosfeer zo eindeloos niet zijn. Ze lopen langzamerhand aardig vol met de rotzooi die we "weggooien". En slaan langzamerhand genadeloos terug. Geheel in eigen beheer, zonder zich een sikkepit van ons aan te trekken. De aarde maakt een lange neus tegen dat hooghartige mormeltje dat dacht alles wel onder controle te hebben.
Vanzelfsprekend heb ik het nu over twee gevallen van een totaal verschillende dimensie. Maar één ding hebben ze overduidelijk gemeen: ze tonen beiden aan dat het lot waaraan wij hier op aarde zijn onderworpen soms ook zijn eigen gang gaat en ons daarbij als willoze boomstammetjes in een gezwollen bergrivier met zich mee sleurt. We kunnen daar maar beter goed rekening mee houden.

En blijven zingen.

Knar
 
 

donderdag 1 augustus 2019

DRUK

Qua opleiding Ben ik van technisch wetenschappelijke huize. Dat betekent dat ik graag slimme dingen verzin en ook uitvoer. Gezien mijn leeftijd komt daar de laatste tijd niet zoveel meer van maar nu ik slechter ga zien kriebelt het allemaal toch wel weer. Als slechtziende of blinde heb je in deze gecompliceerde samenleving nogal wat hindernissen te overwinnen. Ik bespaar u de details want dat wordt een oervervelende opsomming. Maar zoals ik al zei: het kriebelt dan wel weer eens. "Kan ik daar nou niks aan doen?" spookt het dan wel eens door mijn hoofd. Min of meer toevallig kwam ik laatst in kennis met een wetenschapper die al een heel leven slechtziend is, daar ook al een heel wetenschappelijk leven mee bezig is, en ook nu na zijn pensionering nog leiding geeft aan kennisprojecten op dat gebied. Met het oog op de bovengenoemde kriebels leek het mij wel eens interessant om met hem in kennis te komen. Dat lukte. Niet zo lang geleden hebben we een hele gezellige kop koffie samen gedronken. Hij was heel geïnteresseerd in wat ik in mijn arbeidsverleden allemaal op poten had gezet en hoewel dat niets met slechtziendheid of blindheid te Maken had gehad –ik zag toen nog heel goed– interesseerde hem dat toch hogelijk. Ik van mijn kant wilde natuurlijk graag weten wat hij nu allemaal deed op het gebied van slechtziendheid en blindheid. Het bleek dat hij zich al vele jaren bezig hield met de toegankelijkheid van de openbare ruimte voor blinden en slechtzienden. Dat viel bij mij helemaal in het kuiltje want die toegankelijkheid is wel de kampioen van de lange reeks problemen die ik boven al noemde. Onder enige hilariteit vertelde ik hem welke trucs ik persoonlijk uithaalde om mij in de mensenmenigte van deze drukke stad op de been te houden en voorwaarts te bewegen. Hij herkende veel van wat ik vertelde. Hij leek ook een beetje onder de indruk van mijn doorgaans nogal voortvarende aanpak van de problemen. Hij mompelde zelfs op een gegeven moment:" Zulke mensen zouden we er meer bij moeten hebben". Dat vond ik zelf ook en mijn bezoek aan hem had eigenlijk ook wel een beetje die bedoeling: ik wilde wel eens kijken of er voor mij op dat praktische niveau iets te doen zou zijn. Hij vertelde zelf met veel animo over de studies die hij had gedaan, de vele werk-, stuur- en projectgroepen waaraan hij had deelgenomen en nog deelnam, de boeken die hij had geschreven en de handleidingen die nog steeds werden gebruikt. Hij had zonder meer een heel arbeidzaam leven in deze sector doorgebracht. Des te verbaasder was ik dat ik van die enorme hoeveelheid werk in de dagelijkse werkelijkheid van de openbare ruimte maar zo bitter weinig kan werken. Ik kon niet voor niets een heel verhaal ophangen over alle moeilijkheden die ik dagelijks moest overwinnen om mij in die openbare ruimte te kunnen bewegen.
Nadat we afscheid hadden genomen heb ik bewust een eindje omgelopen om nog eens rustig te kunnen denken over wat ik daar nu eigenlijk had meegemaakt. Na een poosje begon het me te dagen. Wat ik hier had gezien was de verklaring van een hele oude wrevel die ik als praktisch georiënteerd mens al heel lang bij me draag: iedereen heeft het razend druk maar ik zie er zo weinig van.
Heel veel mensen in dit land hebben het –samen met deze aardige collega– enorm druk met werk dat vooral boven de wolken wordt gedaan, als ik me zo mag uitdrukken. Boven de wolken roeren zich de werk–, stuur–en projectgroepen die daar rapporten en boeken schrijven, handleidingen het leven doen zien, geweldige plannen plannen en dat alles opbergen in daartoe geëigende archieven. Zij hebben het heel druk, daar boven de wolken. Maar ver onder de wolken, in de straten van de stad daalt maar heel weinig van hun intensieve arbeid neer. En dat kan ook niet want wat boven de wolken is gemaakt is gemaakt door boven–de–Wolkers. En voor wat in de straten van de stad moet gebeuren zijn makers nodig. En –met alle respect– die boven–de–wolkers kunnen vaak nog geen fietsband plakken.

Maar… ze hebben het wel druk.

Knar