zondag 12 oktober 2014




VERWIJDERING


Een goede vriendin vertelde me dat ze op de zondag dat wij elkaar spraken ’s middags een bezoek zou brengen aan het politiek café in haar woonplaats. Een zinnig en prijzenswaard initiatief. Op zondagmiddag kun je dommere dingen doen. Naar aanleiding van dat gesprekje zwierf ik zelf ook nog even over het net, op zoek naar soortgelijk tijdverdrijf in mijn woonplaats, de hoofdstad.
Niet geheel onverwacht blijkt het in Amsterdam op een herfstige zondagmiddag te ruisen van de debatten, exposities, filmvertoningen en manifestaties rondom politiek, maatschappij en cultuur. Wat mij onaangenaam trof was de vervreemding die ik bij veel van die uitingen voelde. De taal die wordt gebruikt, de begrippen die ter discussie staan, de drang en heftigheid die uit de titels spreekt, dat alles is niet meer van mijn leeftijd. Dat is van de leeftijd van mijn kinderen, of misschien van nog wel jongere mensen. Het heeft vormen en gaat over onderwerpen die mij niet meer zo aanspreken. Het is jong, heel jong, en ik ben oud. Niet heel oud, maar wel oud genoeg om me ervan vervreemd te voelen.
We leven al enkele generaties in een samenleving die vooruit wordt gejaagd. Dat is geen toeval, dat is gepland. Gepland door een systeem waarin geïnvesteerd kapitaal permanent rendement moet opleveren. Groei moet. Alleen door voortdurend alles te veranderen blijft de koper kopen en blijft investeren rendabel. Tot zover de motor achter het geheel. Nu over de effecten.
Eén van de effecten is dat generaties steeds sneller en eerder van elkaar vervreemd raken. De ”themes and tools” van de ene generatie zijn die van de andere niet meer.
Helemaal niet meer zelfs. Ik merk dat iedere keer als een opgewekt jongmens van mijn telecommaatschappij mij belt omdat er weer één of andere aanbieding is of omdat mijn ”account” nog goedkoper kan. De arme ziel moet meestal een onversneden partijtje kankeren mijnerzijds over zich heen laten gaan omdat ik stam uit een tijd dat je niet door Tante Pos lastig gevallen werd met ”aanbiedingen”. Je had een aansluiting, die betaalde je en klaar. De telecom was geregeld, daar dacht je verder niet over na, je had tijd vrij om met andere dingen bezig te zijn. Ik vertoon in dat opzicht oud gedrag, of in ieder geval gedrag van een oudere generatie. En ik voel de kloof.
Dan denk ik nog wel eens aan de generatie van mijn ouders. Wat moet dat voor die mensen een schok zijn geweest toen in de jaren ’68 min of meer officieel de wereld waarin zij hadden geloofd en geleefd op zijn kop werd gezet (met volledige instemming van mij, hun zoon) en zij voort moesten met het idee dat het allemaal niet goed was geweest.
En daar zit dan meteen een belangrijk verschil. Juist door die revolte van ’68 is er de ruimte gekomen om met meer kennis en onderbouwing te mogen doorleven in het besef dat het om de drommel niet allemaal verkeerd is geweest. Dat er archetypische thema’s zijn die van generatie op generatie in de levens van mensen doorspelen. Die weliswaar in steeds andere vormen optreden maar er wel steeds zijn. Het openbare debat bijvoorbeeld.

Zolang daar nog ruimte voor is zitten we goed.



Knar