maandag 21 september 2015



KORTER

Vanochtend in de digitale Trouw gelezen: in Zweden is het zover. Daar gaat men experimenteren met een kortere werkdag en misschien ligt er ook een kortere werkweek in het verschiet. Waarom ik daar melding van maak? Wel, die gedachte van korter werken speelt me al jaren door het hoofd. Eigenlijk een beetje aangezwengeld door het roepen van Kok indertijd: werk, werk, werk. Dat moest er komen. En toen dacht ik al: is het wel redelijk om in een tijd van steeds verdergaande automatisering nog altijd te verwachten dat iedere Nederlander een volle werkweek zal kunnen blijven maken? Is het niet veel redelijker om toe te geven dat de factor menselijke arbeid in het productieproces, welk je ook kiest, in omvang afneemt nu allerlei soorten computers en automatische besturingen zoveel van de arbeid overnemen? Neem het simpele voorbeeld van een telefooncentrale. In krap honderd jaar is dat "bedrijf" veranderd van een zaal vol telefonistes in een onopvallend kastje met wat draden er aan dat volkomen autonoom duizenden verbindingen kan maken.  Of neem een bank. Of neem een drukkerij. Of neem een….. In alle gevallen zijn massa's mensen vervangen door één computer die het werk beter, sneller en (veel) goedkoper doet. Wat moeten al die mensen dan doen als ze allemaal toch een vijfdaagse werkweek moeten blijven draaien om aan hun salaris te komen? Want daar wringt hem de schoen: ons ouderwetse arbeidsethos (in het zweet uws aanschijns zult gij uw brood verdienen) maakt dat inkomen nog steeds gekoppeld is aan gemaakte uren. Ongeacht of dat uitgangspunt nu nog valide is of niet. En u begrijpt het al: ik vind dat daar eens grondig over zou moeten worden nagedacht en dat daar veranderingen nodig zijn. Het is niet langer de mens alleen die door zijn  arbeid  een toegevoegde waarde geeft aan het halfproduct of de grondstof zodat het een duurder eindproduct wordt en zich op die manier voorziet van de middelen voor zijn noodzakelijke levensonderhoud. Zijn "vriend" de computer speelt daar ondertussen een even belangrijke- zo niet belangrijker  rol in.
Sceptici van het idee van korter werken komen meteen aan met de financiële kwestie: hoe kan iemand nog zijn welvaart op peil houden als hij structureel korter gaat werken? Hoe moet het dan met de mindere opbrengsten van arbeid voor de staat? Het antwoord daarop is in wezen simpel: als loonbelasting bedoeld is om de toegevoegde waarde van arbeid in het productieproces te belasten, wat in onze belastingmoraal een geaccepteerde  gedachte is, belast dan consequent ALLE productiemiddelen die toegevoegde waarde aanbrengen in het productieproces. Belast dan ook de computers en andere vormen van essentiële automatisering die in de moderne productieprocessen zo'n prominente rol spelen. Ik geef toe, het is even wennen en de jongens van de vrije markt zullen zeker moord en brand schreeuwen maar een logischer gedachte is moeilijk te bedenken in deze kwestie. Op die manier komt er ruimte voor een op de omstandigheden afgestemde  structurele aanpassing van de werktijden voor mensen, zonder dat dat voor hen moet leiden tot een even structurele achteruitgang van inkomen. Wat er nog aan menselijke arbeid nodig is komt opnieuw in beeld en wordt van een nieuwe waardering voorzien.

Dan zullen we, na de Derde Weg van Kok, Clinton en Blair, misschien eindelijk de Vierde Weg kunnen inslaan.


Knar


zaterdag 19 september 2015




LEVEN

Tja, het valt niet mee, dat ouder worden. Voor je het weet zit je achter de geraniums en is het over. Of nee, erger nog: begint het wachten achter de geraniums op het grote OVER. Daar moet je als het even kan wat aan doen. Daarom was ik in de afgelopen dertien jaar een ijverig vrijwilliger bij een roeivereniging. Ja, dertien jaar: ik was al wat eerder met "pensioen" dan de meeste mensen weet u. Bij die roeiclub dus. Ik was daar het hulpje van de bootsman, het was een grote vereniging dus altijd wel wat te doen. Ik
hielp ook bij het walwerk tijdens grote roeimarathons. Toen mijn ogen en voeten slechter werden ging het niet meer met dat werk en ging ik columns schrijven in het clubblad. Ik heb ook de commissie geleid die het Roeierssaluut bij SAIL 2010 op zondagmorgen organiseerde. En ik werd lid van de Commissie Gebouw om daar een systeem op te zetten van klussenmanagement. Werkte heel aardig maar terwijl ik bezig was het terras te vernieuwen kreeg ik een grondig verschil van inzicht met het bestuur en ben ik vertrokken. Niet dat ik in die dertien jaar niet al wat anders had gedaan. Ik was begonnen met het schrijven deze column, deed een aantal jaren mee in een filosofische leesgroep waar ik de coördinator van was. Ik had me een galante cabrio aangeschaft, waarmee ik bij "open" weer ritten door het vaderland maakte - ook naar familie en vrienden - maar waarmee ik ook een paar mooie vakanties naar Frankrijk heb gemaakt, zowel naar de Golf van Biskaje als naar de Provence. Met terloops nog een cursus beeldhouwen in de Auvergne erbij. Leuk beeldje mee naar huis gebracht en erg genoten van het landschap en de keuken daar. Na afloop van de cursus reed ik naar de Luberon voor het jaarlijkse strijkkwartettenfestival dat daar in oude burchten, kloosters en parochiekerkjes wordt gehouden. Dat had ik in de jaren daarvoor ook al gedaan ik hou van die muziek. Tja, wat verder nog? Oh ja, met een goede vriend maakte ik in zijn Donkervoort een rit van een week met zijn club door Engeland. En mijn geleerde dochter verhuisde met haar gezin naar een buitenlandse stad vanwege een baan aan de universiteit daar. Ook diverse keren geweest met het vliegtuig, net als toen ze in Cambridge werkte en woonde. Toen mijn ogen nog slechter werden moest de auto weg maar toch ben ik nog - deze keer in de cabrio van weer een andere vriend - een week naar Zuid Beieren geweest om daar die abrupte overgang van het vrijwel vlakke land van Laag Beieren naar de hoge bergen van het grensgebied met Oostenrijk van dichtbij te gaan bekijken. Mooi, heel mooi. De rest van de zomer besteedde ik aan boeiende cursussen over Napoleon, Psychologie en Statistiek. En aan de aankoop van een goede vouwfiets die makkelijk meekan in de trein. Men moet niet indutten nietwaar? Maar ook, omdat er veel tijd vrijkomt als je geen auto meer hebt, ben ik me gaan storten op een stapel dikke boeken die ik altijd nog eens had willen lezen. Waardoor ik nu meer weet over Alexander de Grote, de Waanzinnige Veertiende Eeuw, de Spaanse Burgeroorlog, de geschiedenis van de Noord Amerikaanse Indianen, Europa na de Tweede Wereldoorlog, Napoleon de Grote, de Boerenoorlog van 1898, het Brilletje van Tsjechov, Lodewijk XIV, de aanloop naar de Eerste Wereldoorlog en De Friezen terwijl ik mij nu onderdompel in Oorlog en Vrede van Tolstoj. Helaas overleden ondertussen mijn vader en kort daarna mijn zusje, wat ook veel te doen geeft. En dan niet te vergeten natuurlijk de voetbalwedstrijden en balletlessen van de kleinkinderen die niet zo ver weg wonen. De Sinterklaasvieringen met cadeautjes en gedichten, en hun verjaardagen met cadeautjes en taart. Heb ik nog iets vergeten? Vast wel. Maar het meeste staat er wel.
Waarom ik dit allemaal voor u opsom?
Een lezer voegde mij onlangs toe dat ik maar eens moest vergeten dat ik "een hoogbegaafde narcistische ingenieur ben die bezig is zijn briljanterieën (mooi woord K.) te verspreiden over het volk" en dat ik maar eens moest gaan leven.
De man moet een verward moment gehad hebben, dat kan haast niet anders.
Want leven?

Zie boven.


Knar


maandag 14 september 2015




REST


Vorige week las ik min of meer uit verveling voor het slapengaan een stukje in het moeilijke boek van Michel Foucault "De woorden en de dingen". Foucault was een vooraanstaand Frans filosoof, helaas voortijdig door aids aan zijn einde gekomen maar nog steeds zeer in zwang in kringen van moderne filosofen en hen die daar voor door willen gaan. Een groot denker, helaas een maatje te groot voor mij, als ik eerlijk ben. Al lezend vroeg ik mij af wanneer dat boek eigenlijk geschreven was. Inkadering in een tijdsperiode kan veel duidelijkheid geven over de betekenis van een bepaalde tekst. Voorin het boek vond ik het jaartal van de eerste Franse druk: 1966. Meteen was me veel duidelijk. Wat me ook duidelijk werd bij dat zoeken was dat de Nederlandse filosoof Hans O. (ik noem hem maar zo) de vertalers had gesteund bij hun werk. Hans O, Hans O., die naam kende ik toch? Ja, lang geleden was die naam eens voorbij gekomen in mijn leven maar ik wist niet meer hoe. Daar is dan het internet weer goed voor en midden in de nacht zat ik in mijn pyjama op het net naar Hans O. te zoeken. De eerste hit die ik tegenkwam ging over de uitreiking van de "Cora K. prijs" (ook een verzonnen naam). Ineens gingen bij mij alle lichten aan, en op rood. Ja, natuurlijk, Cora K. Maar als er een prijs naar je is genoemd ben je waarschijnlijk dood. Ze zou toch niet dood zijn? Even later had ik zekerheid. Cora was in 2013 aan kanker overleden en ze was toen de echtgenote van Hans O. Hij had na haar dood een prijs en een jaarlijkse lezing in het leven geroepen, genoemd naar haar. Een monument.
Mijn verhaal? Wel, in lang vervlogen tijden ontmoette ik Cora op een cursus op de Internationale School voor Wijsbegeerte in Leusden. Toen nog een laagdrempelig instituut met een forse rijkssubsidie die maakte dat ook eenvoudige mensen daar aan wijsheid konden doen. Zij was een prachtige vrouw, als ik dat zo mag zeggen. Het mooiste voorbeeld van Hollands welvaren dat ik ooit ben tegengekomen. Een uitgesproken schoonheid, vrolijk, ad rem, openhartig en slim. Voor mij genoeg aanleiding om een beetje met haar aan te pappen. Ze vertelde vol vuur (zo vertelde ze alles) dat ze recent de vloer van haar slaapkamer had laten beschilderen in heel bijzondere motieven en kleuren. Ik mocht wel eens komen kijken. Dat liet ik me geen twee keer zeggen en in no time stond ik met een grote bos bloemen voor haar deur. De vloer was inderdaad prachtig maar verder liet ik me toch niet uit m'n tent lokken. Ik ben meer van de verkennerige, als u begrijpt wat ik bedoel. Cora had lekker gekookt en kwekte er tijdens de maaltijd lustig op los. Al doende bekroop mij het gevoel dat we toch niet zo helemaal op één golflengte zaten en na enige uren nam ik vriendelijk afscheid. Geen droefheid maar wel het gevoel weer wat geleerd te hebben. Ik moest veel leren in die tijd.
Kennelijk hielden we toch enig contact want er was een tweede keer dat ik bij haar at. Vooraf had ze me gevraagd of ik haar na afloop zou willen afzetten bij het huis van Hans O. met wie ze in de tussentijd een relatie had gekregen. Zijn adres lag op mijn route naar huis.
Ai, dat tikte toch even aan. Maar - stiff upperlip - na afloop van het dineetje zette ik haar netjes af waar ze wilde zijn, en ik zal nooit het gebaar vergeten waarmee ze verzaligd uit mijn auto kroop om naar Hans te gaan. Dat zat goed snor daar. Ik reed naar huis en dacht over de zaak niet meer na.
En nu bleek dat ze met Hans was getrouwd, dat ze een innige relatie hadden gehad, dat Hans twee jaar na haar dood nog steeds een verslagen man was die uit liefde voor haar een monument had opgericht in de vorm van een jaarlijkse lezing en een prijs. Cora werkte in de GGZ en de prijs gaat daar ook over.
En, hoewel het lang geleden is en ik haar naam al was vergeten, ik ben er een beetje kapot van. Restgevoelens heb ik het genoemd tegenover een vriend, die dat een mooi woord vond. In die heel korte tijd heeft die vrouw ook op mij zo'n indruk gemaakt dat haar veel te vroege dood ook mij nu nog schokt.

Denk niet te licht over restgevoelens.



Knar






ANTWOORD


Gisteren schreef ik op deze plaats een korte verhandeling over een gevaar van de digitale samenleving, namelijk dat er geen brieven meer geschreven worden. Waardoor we na ons vertrek uit dit ondermaanse tranendal veel sneller vergeten zullen worden dan vroeger, toen er nog brieven van ons waren. Vandaag wil ik mij bezighouden met een heel ander maar ook saillant effect van de digitale communicatie, namelijk het Antwoord.
In de brieventijd was het in welopgevoede kringen gebruik dat een brief ALTIJD en bij voorkeur binnen korte tijd werd beantwoord. In diezelfde kringen circuleerden als gevolg daarvan talloze nietszeggende antwoordberichtjes waarmee je voldeed aan de mores maar een werkelijk antwoord ontweek. Meestal omdat het je geen bal interesseerde wat je was toegezonden. De rest van de communicatie ging mondeling of per telefoon en daar speelde het antwoordprobleem niet.
Nu gaat een belangrijk deel van de communicatie per bericht, via e-mail of andere schriftelijke informatiekanalen. En dat legt een nieuw en soms nogal verrassend fenomeen bloot: de mensen zijn in te delen in categorieën van antwoorders.
De eerste categorie wordt gevormd door de prompte antwoorders. Als je die een mail of een what's-app/iMessage stuurt heb je binnen tien minuten antwoord, desnoods met de mededeling dat ze er later uitvoeriger op zullen terugkomen. Dat zijn mensen naar mijn hart want ik ben zelf ook een prompte antwoorder. Gewoon omdat een bericht mijn nieuwsgierigheid wekt en ik er snel het mijne van wil zeggen.
De tweede categorie zijn de antwoorders van ooit. Ooit in een tijdvak van een dag tot een maand na je zending krijg je een antwoord. Soms door een bericht, soms door een telefoontje en soms pas als je er naar vraagt. Verrassend genoeg blijkt dan vaak dat het nadenken over een antwoord op het bericht eigenlijk is begonnen direct na binnenkomst, maar dat er van het "exposeren" van dat antwoord nog even niets was gekomen. Die categorie van antwoorders maakt me knorrig maar ook een beetje somber. Kennelijk zijn er belangrijker dingen dan mijn bericht die hun brein voor lange tijd bezet houden. Zeker als het om vrienden gaat vind ik dat moeilijk.
En dan is er de derde, gelukkig niet zo grote categorie van de antwoorders van nooit. Die categorie begrijp ik totaal niet en het hoeft niet veel betoog welke gevoelens die bij me oproept. Nog afgezien van het feit dat de mooie oude regel dat je ALTIJD een antwoord dient te geven door deze categorie met voeten wordt getreden bespeur ik bij mezelf zoveel teleurstelling en verwarring dat ik steeds geneigd ben om die categorie uit mijn netwerk te verwijderen of tenminste naar de rand te schuiven waar de onbelangrijken vertoeven. Het probleem is dat het vaak helemaal geen
onbelangrijken zijn, maar mensen die bij andere gelegenheden de vriendelijkheid zelve zijn. Alleen geven ze geen antwoord op mijn mails of berichten. Het zijn ook vaak de mensen die je nooit aan de telefoon krijgt.
In die kringen wordt nogal eens het excuus gebruikt dat ze het zo druk hebben. Dat excuus gaat echter zelden of nooit op want in de categorie van prompte antwoorders zitten - in mijn geval - mensen die het tienmaal drukker hebben dan de antwoorders van nooit. Het zijn niet de omstandigheden, het is aanleg voor zover ik de kwestie nu kan overzien. Misschien meenemen bij de samenstelling van de volgende DSM, het handboek psychische afwijkingen?

Wat meer of minder onzin zal daar niet zo opvallen.



Knar

zondag 13 september 2015




BRIEVEN


Vanochtend keek ik gewoontegetrouw naar het programma Boeken van de VPRO, waarin Wim Brands schrijvers interviewt over hun meestal net verschenen boek. Deze keer waren er twee schrijvers, Guus Kuijer en Jaap Goedegebuure die samen een biografie schrijven over de jong overleden schrijver Frans Kellendonk. Dit allemaal even ter plaatsbepaling.
In het gesprek kwam veelvuldig ter sprake dat de biografen veel hebben aan alle brieven die Kellendonk heeft nagelaten, of die bij vrienden en andere relaties van hem te vinden zijn. Door de brieven wordt duidelijk hoe het leven van de schrijver zich heeft ontwikkeld, welke drijfveren en overwegingen bij hem belangrijk waren, kortom wie hij eigenlijk was. Nog niet zo lang geleden las ik zelf het boek "Sophie, koningin de Nederlanden" van Dianne Hamer, over Sophie van Württemberg, de ongelukkige eerste echtgenote van onze koning Willem III. Ook grotendeels gebaseerd op haar brieven. Enkele eeuwen lang kon dat: een boek schrijven over iemand aan de hand van nagelaten brieven. Aan die mogelijkheid lijkt een einde te komen. De brief raakt uit. We bellen, SMS-en, mailen, Twitteren, Facebooken en wat niet al. Maar brieven schrijven doen we niet meer. Wie zal later nog van ons kunnen zeggen wie we waren, als de eerste ring rondom ons (onze kinderen)  uitgestorven zal zijn? Mijn broer vond bij het opruimen van de woning van onze overleden vader een schriftje van onze opa waarin hij in keurig schoonschrift met kroontjespen in 1936 een diepgaande verhandeling had neergepend over de stand van zijn geloofsleven van dat moment. Opa had daar tijd voor want hij was bruggenwachter op een Zwolse brug en moest toch wachten op het volgende schip. Wat soms heel lang duurde.
Een tijdscapsule, zomaar gevonden tussen de rommel, en nu vermenigvuldigd en in het bezit van de familie. Ineens een heel nieuw licht op opa. Had hij dat op de computer gedaan dan zaten we nu in het beste geval met een stokoude informatiedrager die geen computer meer kan lezen en waren zijn ontboezemingen voor de eeuwigheid verloren gegaan.
Het lijkt allemaal zo geweldig, die digitalisering maar in feite trappen we in een verraderlijke val: wijzelf raken er in verloren. Wat vroeger vanzelfsprekend was, dat met de informatiedrager die je koos (het papier en de pen) ook automatisch in de archivering was voorzien, dat is voorbij. Het spreekwoord :"Wie schrijft die blijft" is onwaar geworden. Wie nu schrijft gaat toch reddeloos verloren.
Even wat aan doen mensen!
Alles wat je schrijft en de moeite van het bewaren waard is: in een digitaal mapje met ARCHIEF er op. En dan op een USB-stick.

Houdt die het net zo lang als opa's schriftje?



Knar


donderdag 3 september 2015




MIGRANT


Foto gezien van dat aangespoelde jongetje op het strand van Bodrum? Kijk anders even op http://cookievrij.nos.nl/artikel/841298-verdronken-aylan-3-wilde-naar-canada.html
Ik zwijg want meer dan die foto kan ik niet zeggen.

Op 2 januari 1992 tekende, in een stemming van opperste euforie een verzameling goedgeklede heren in Maastricht het document waarmee de Europese Unie werd opgericht. Het verdrag van Maastricht. Binnen de burcht vrijheid van beweging voor personen, goederen en diensten, buiten de burcht de anderen. Lucratief, vooral heel lucratief. Op de statiefoto staat Lubbers trots met de armen over elkaar naast de toenmalige majesteit Beatrix. Dat had hij maar weer mooi gefikst. Later wilde Kofi Annan hem als Hoge Commissaris voor de Vluchtelingen. Een cynisch grapje van de Secretaris Generaal?
Toen al verspreidde ik in kleine kring de opvatting dat die anderen van buiten de burcht het op een dag dan wel bij ons zouden komen halen. Helaas heb ik gelijk gekregen. Sommigen halen het niet. Zoals het verdronken jongetje op het strand van een Turkse badplaats. Anderen bestormen met duizenden een geblokkeerd treinstation in Boedapest, de hoofdstad van het land dat nou net het minst was ingenomen met die Europese gedachte. Ook cynisch.
Europa? Een afkalvend ideaal dat zijn vijfentwintigjarig jubileum niet ongeschonden zal halen. Er zal in januari 2017 vast wel officieel gevierd worden, met net zulke ingenomen types als Lubbers op de statiefoto. Maar wie goed oplet ziet toch wat bloedspatjes op het plaatje, ruikt toch de stank van die gestikte mensen in een potdichte koelwagen, hoort toch de kreten van hen die verdronken en hoort het gebrul van de duizenden die buiten stonden en naar binnen wilden. Vanuit Syrië, vanuit alle hoeken van Afrika, naar Griekenland, de Balkan, Boedapest, Lampedusa, Sicilië, Calais en ga zo maar door. Geen vlekjes meer die even weggewerkt kunnen worden. Nee, een volwassen catastrofe aan de grenzen van onze welvaartsburcht. Wat te voorzien was. Ook al in 1992.
Natuurlijk zijn de mensensmokkelaars de grote boeven. Vind ik ook. Maar wees wel, ze doen niet veel anders dan de oprichters van Europa indertijd: van de gelegenheid gebruik maken om veel geld te verdienen. En omdat de heren in 1992 het niet de moeite waard vonden om hun zojuist opgerichte geldpakhuis aan de buitenkant echt goed te beveiligen, of op een andere manier te regelen dat er geen brokken kwamen van die kloof tussen arm en rijk spoelt er nu  een klein dood jongetje aan op het strand van Bodrum.
Sommige van mijn lezers zullen het wijze hoofd schudden en bij zichzelf denken: wat overdrijft hij weer. Ik zeg dan: ik overdrijf niet, van wat ik zeg is geen woord gelogen. Ik zet de zaak wel op scherp. Omdat een dood jongetje van drie jaar op het strand van Bodrum mij een te hoge prijs is voor onze welvaart. Mij een te grote aanslag doet op ons collectieve welzijn.

Mij een te grote schandvlek is op het Europees blazoen.



 Knar