maandag 22 juli 2013




TOUR


Toch maar weer naar de Tour gekeken dit jaar. Na alle beschamende demasqué’s van de afgelopen jaren, met de val van Armstrong als absoluut dieptepunt, dacht ik het wel gezien te hebben met die wielersport. We keken naar een stelletje bedriegers die ons belazerden waar we bij zaten. Zo ongeveer gingen mijn gedachten. Maar als het dan weer tijd is voor het illustere trio Roland Garos, Wimbledon en de Tour kruipt het bloed waar het niet gaan kan, en zit ik toch weer hele zomerdagen te verdoen voor die buis. Daar moeten we overigens een ander jargon voor vinden, want de buis is de buis niet meer. De plaat dan? Hm, smaakt nog niet goed. We werken er aan!
Nou was het met de meeste zomerdagen dit jaar bar en biester gesteld, maar bij de Tour werd het toch nog echt zomer in Nederland. ‘s Ochtends lekker in een bloesje boodschappen doen op de fiets, even ergens lunchen op een terras en dan huppetee op de bank en kijken.
De regie van Tour-TV maakt er wat moois van de laatste jaren. Of ze gesponsord worden door het ministerie van Tourisme weet ik niet maar naast het wielrennen, wat op zich ook prachtig in beeld wordt gebracht krijgen we panorama’s van Franse landschappen voorgeschoteld waarbij je het water met terugwerkende kracht in de mond loopt. Ik zeg met terugwerkende kracht omdat velen van ons ooit in “eenvoudige motorvoertuigen” (krakkemikkige Eendjes enzo) deze prachtige landen voor het eerst hebben verkend en de beelden nog kraakhelder op het netvlies hebben staan. Een feest der herkenning, in full-color en breedbeeld. Prachtig.
Zoals bij alles in het leven is er echter ook een maar. Na meerdere jaren trouw kijken en luisteren naar dit circus beginnen me de bijna wanhopige opvulpraatjes van onze trouwe NOS-reporters een beetje de keel uit te hangen. Ik bedoel niemand persoonlijk. Of het nu Mart is, of Herbert of Maarten, na een paar jaar heb je hun trucje wel door en verliest het zijn smaak. Wat er komt wordt voorspelbaar en dan gaat de Tour een beetje smaken naar oud brood. Nog wel voedzaam maar niet meer lekker. Het valt niet mee om al die momenten vol te praten dat er eigenlijk niets gebeurt, dat de fietsers fietsen en het landschap mooi is. Maar ik denk dan: hou gewoon een poosje je klep. Laat ons met die fietsers en het landschap even alleen, laat ons ongestoord kijken en beleven, en kom er weer in als er iets noemenswaardigs gebeurt of je een echt nieuwtje hebt (valpartij achterin met ernstige wonden, “abandon” wegens ziekte of overleden schoonmoeder, dat soort dingen).
Maar dan - zoals altijd - kent het leven ook weer blijde verrassingen. Ook in de Tour.
Gisteravond, Tour voorbij, Froom gelauwerd (gele trui), vuurwerk nog niet begonnen, presenteerde Mart Smeets zijn laatste Avondetappe vanuit een parkje langs de Champs Elysees, tussen de Hollandse bussen. Beetje provisorisch maar het kon niet anders. Hij was nog niet begonnen of daar verschijnt op de achtergrond de hele ploeg van Belkin Pro Cycling in beeld. Voornamelijk Nederlandse renners, die hun bus opzochten en naar huis wilden. Maar die, in het zicht van Mart en zijn entourage, niks te beroerd waren om bezweet en moe als ze waren nog even ongeregisseerd op de stoelen bij Mart neer te ploffen om in het zicht van meegenietend Nederland eens flink uit te blazen en te roepen dat ze moe waren. Geweldig. Mart deed een poging tot wat echte interviews maar de vermoeide godenzonen die zojuist nog met zeventig kilometer per uur over de keien van de Champs Elysees hadden geraasd kwamen niet verder dan:”Ja, ging wel goed, laatste dag altijd leuk, ben wel moe, ja, morgen Acht van Chaam” en dergelijke lowtalk. En waren daarin - net als in die vliegende vaart een half uur eerder - helemaal zichzelf.

Mart, bedankt. Het was niet de bedoeling maar je gaf ons onze helden terug.



Knar




zondag 7 juli 2013




MUIDEN




Het is een zondag in juli. Het is een prachtig stralende warme zomerzondag in juli. De eerste dag “ever” dat ik in een polootje kan rondrijden in mijn auto-zonder-dak. Heerlijk. Ik ga lekker fietsen. Eén van mijn rondritjes die ik in de omgeving van de hoofdstad heb uitgezet en die ik met behulp van het nimmer volprezen Knooppuntensysteem moeiteloos weet af te leggen. Deze keer wordt het “Rondje Naardermeer”. Een ritje van vijfentwintig kilometer dat begint op het grote parkeerterrein in Muiden aan de A1, en mij via Muiderberg, Naarden, Bussum en Weesp weer terug brengt naar het parkeerterrein. Waar mijn auto staat met het fietsenrek. Rondom het Naardermeer (vandaar de naam), met heel mooie plekjes en panorama’s onderweg. In Muiden moet ik over de brug. Alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Vanwege de stralende warme zomerzondag in juli hebben echter heel veel fietsers en voetgangers besloten om ook over die brug te moeten. Vanwege die stralende warme zomerzondag in juli hebben ook heel veel mensen besloten om te gaan varen met hun bootje, bijvoorbeeld naar en door Muiden. Dus de brug is vaak en lang open. Waardoor er aan beide zijden van de brug heel veel mensen ongeduldig staan te wachten. Ik parkeer mijzelf en mijn fiets op een stil plekje langs de stoeprand en ga het allemaal eens aankijken. Dit soort scènes heeft niet mijn voorkeur maar als drama is het vaak nog wel interessant. En ja hoor, een drama wordt het.
Hoewel de gemeente Muiden bij de brug borden heeft geplaatst met “die kant eerst en dan deze kant”, hoewel voor hetzelfde doel bij de brug stoplichten zijn geplaatst die rood zijn voor wie wachten moet en groen voor wie de brug over mag, ondanks al dat stormt de meute van twee kanten tegelijk de brug op als die dicht is en de slagboompjes omhoog gaan. Met verbeten tronies dendert de horde van weerskanten op elkaar in, en midden op de brug is het dan een geduw en getrek van jewelste. Want iedereen moet naar de overkant, en wel zo snel mogelijk. “Aan de kant jullie”. Zo ongeveer moet het er in een burgeroorlog aan toe gaan.
Ik ben net terug van een week rondtoeren in Engeland. Daar ook musea bezocht en restaurants. Dus ook veel “queuing up” gezien en aan meegedaan. Nog een beetje geprogrammeerd op dat gedrag betrad ik argeloos weer vaderlandse bodem. En ging op een stralende warme zomerzondag in juli fietsen in Muiden. En zag daar dat een stralende warme zomerzondag in juli in dit landje kan leiden tot onversneden barbarij.

Niet prettig.


Knar


maandag 1 juli 2013




SEVEN


Het is zondagmiddag 30 juni en de zon schijnt. Na een rimpelloze zeereis met de nachtboot van Harwich zijn we vanochtend vroeg in Hoek van Holland aangekomen, hebben van iedereen afscheid genomen en zijn in onze bejaarde Donkervoort-sportwagen naar Amsterdam gereden. Het was stil op de weg, en een beetje mistig. De chauffeur-eigenaar van de wagen, een vriend van mij, is nu naar huis, de post is gesorteerd en de wasmachine draait. In mijn hoofd draait het ook. Beelden, herinneringen, plaatjes en geluiden strijden om de voorrang: we zijn een week met de “Super Seven-club” naar Engeland geweest. De "roots" van deze wagens. Dertig autootjes die allemaal sprekend lijken op de oer-Super-Seven van Collin Chapman. Caterhams, Donkervoorts, VM77’s, een Bartan, een paar Westfields, twee Lotus Sevens en een paar wagens van een ander type. Bont gespoten of in stemmig wit, splinternieuw of eerbiedwaardig bejaard, heftige monsters en kalme karretjes, alles was er bij. En allemaal even mooi. Dat vinden de Engelsen ook die we ontmoeten. Vooral heren-van-een-zekere-leeftijd krijgen weer lichtjes in hun ogen en praten ongevraagd honderd uit over de jaren dat zij nog….. Zij zijn het die onbewust deze “Roots”-tochten hun ware betekenis geven. Deze autootjes horen bij hùn verleden, ze zijn hùn roots.
Engeland is sportwagengek. Op zaterdagmorgen, als we op weg zijn van Midden-Engeland naar de kust genieten we niet alleen van de prachtige route en het mooie weer, maar ook van allerhande sport- en antieke wagens die ons tegemoet komen. Vanachter een heuveltop duikt ineens een grote platte bolide op. “Dat is een echte Lotus” zegt mijn vriend de chauffeur, en zijn woorden zijn nog niet verwaaid of de coureur groet ons met het knipperen van een paar geweldige schijnwerpers. Wij groeten terug met een nonchalant wuifje, als om duidelijk te maken dat we zijn gebaar wel op prijs stellen. We voelen ons een beetje Prins Bernhard.
Maar op andere momenten voelen we ons erg hulpeloos. Zoals die keer dat - bij het aanreizen van Calais - mijn vriend in België, midden in een file voor een rotonde wit wegtrekt en zegt:”Ik heb geen koppeling meer”. De Belgen achter ons waren niks te beroerd om ons onmiddelijk te trakteren op een stevig toeterconcert. Waarop wij het vleugellamme voertuig aan de kant duwden en een lokaal gespotte autohandelaar om hulp en raad vroegen. De man liet letterlijk de bezem uit zijn handen vallen waarmee hij bezig was, brabbelde iets onverstaanbaars in een smartphone en even later stond er een vriend van hem -”een echten mekanieker hé”- aan onze auto te morrelen. Het bleek een kleinigheidje, en een half uurtje en wat geld later reden we weer. Pfoei, toch even schrikken. “En al zo rap hé?”.
Of die keer, midden in een stadje in Zuid-Wales, toen mijn vriend opnieuw wit wegtrok en zei:”Ik heb geen gas meer”. Deze keer hing het gaspedaal er als een lam handje bij. Op weg naar een telefoontje met de AA liep ik klem tussen twee enorme Britten die beiden wel wilde helpen. De AA was niet meer nodig, een gepensioneerde trucker (“I’m a mechanic myself”) zette zijn kleindochtertje even in de wachtstand, rommelde wat met tangetjes, schroevendraaier en een TieRib, en klaar waren we weer. Hij wou er niets voor hebben, zelfs niet voor de spaarpot van zijn kleindochter. Wat ik wel een beetje zielig vond. Voor dat kindje.
Kortom, het was leuk. Het was geweldig leuk. Een weekje er helemaal uit, op avontuur, rondhangen in eeuwenoude kastelen waaruit de adel is verdwenen, eten in even oude pubs en hotels, en rondtoeren “among Englands greenest hills” (vrij naar Elton John). De echte betekenis van zo’n reis wordt je nooit helemaal duidelijk als je er mee bezig bent. Daarvoor ben je dan te druk. Gelukkig maar. Napret is ook pret.

En niet de minste.


Knar