woensdag 25 december 2013




TANTE


Op vrijdag dertien december overleed een door mij zeer beminde tante, de zuster van mijn moeder. Was het haar ongeluksdag? Zou ik niet zeggen. Vier december was ze gevallen in de badkamer, had daar een paar uur hulpeloos gelegen en was toen in vliegende vaart naar het ziekenhuis gebracht. Massieve beroerte. Die zich in de loop van de volgende dagen verder uitbreidde totdat ze diep in coma overleed. Op de ochtend van vrijdag de dertiende. Iedereen was verdrietig maar iedereen was ook blij dat ze niet langer hoefde te lijden.
Zevenentachtig is ze geworden. Na een propvol leven nog tien dagen in het ziekenhuis en toen weg. In haar huis stond nog een grote tafel vol boeken, schrijfblokjes, volgeschreven velletjes en notities onaangeroerd. Ze was weggerukt midden uit een groot werk: ze zou op haar studieclubje een inleiding houden over Spinoza, Goethe en Darwin. Want ze had ontdekt dat die drie iets met elkaar te maken hebben en dat wilde ze de wereld nog wel even laten weten. Is er niet meer van gekomen.
Tantes leven was - naast veel andere dingen - een doorlopende strijd om definitief vrij te komen van het burgerlijk-christelijke milieu waarin ze was geboren en opgevoed. Op de keper beschouwd misschien niet eens zo’n slecht milieu, maar tante was innerlijk een revolutionair en een vrijdenker. Ze geloofde niet in poespas en heilige praatjes, was een uitzonderlijk eigengereid mens en wilde vanaf dag één haar leven alleen maar in eigen hand hebben. Aan lijdzaamheid en geleid worden had tante een broertje dood.
Ze heeft het niet iedereen naar de zin gemaakt in haar leven, laat ik het zo maar samenvatten. Toch was ze ook zeer geliefd in bepaalde kringen, meer specifiek de kringen van de adepten van Baruch de Spinoza, de zeventiende-eeuwse joodse filosoof die met gevaar voor eigen leven een nieuw God- en mensbeeld creëerde. Een creatie die tante zozeer aanhing dat ik op mijn cynische momenten wel eens heb gezegd dat ze van het ene geloof in het andere was vervallen. Wat ze overigens ten felste bestreed want Spinoza was voor haar het summum van het diep doorleefde atheïsme waaraan ze zozeer hechtte.
Na haar scheiding op tweeënzestigjarige leeftijd werd tante allengs een aimabel dametje die in haar mooie huis vrienden ontving om over de filosoof te praten maar die ook met onuitputtelijke energie door Europa reisde om musea, concerten, tentoonstellingen en vrienden te bezoeken. Ze verhuurde een kamer aan conservatoriumstudenten die in haar stad studeerden en uit vele landen kwamen. Ze bleef dan met ze in contact als ze waren vertrokken en bezorgde zich op die manier her en der logeeradresjes waar ze zich graag liet uitnodigen. Zo heeft ze heel wat van de wereld gezien.
Ik bezocht haar graag en regelmatig. We hadden veel gemeen en dat vond ze prettig. Ik ook. Ik ben niet verwend met mensen die met mij veel gemeen hebben en ze was wat dat betreft een baken in zee.
Nu is ze dood. En ik ben in de rouw. Meer dan ik had verwacht. Haar kinderen zeiden prachtige dingen over haar bij haar crematie. Ook dat heeft ze goed gedaan. Ik mocht daar het mijne aan toevoegen.

Dag tante. Fijn dat je er was. Je was heel bijzonder.



Knar

 

 

 

zondag 24 november 2013




NOVEMBER

 


Niet de tijd dat veel mensen op vakantie gaan. November. Daarom moet je op vakantie gaan in november. Waar je naar toe gaat hangt van je smaak af. Ik ging wel eens naar de Canarische Eilanden. Was leuk in november. Zon en drieëntwintig graden. Hier was het grijs en vijf. Nu ging ik ook naar de eilanden. Niet de Canarische, maar de Wadden. Niet naar allemaal, naar één. Maandag heen vrijdag terug. Midweekje heet dat. Vaste routine: fiets op de auto, naar de haven, auto parkeren, fiets er af, tas er op, naar de kroeg op de kaai. Daar erwtensoep met roggebrood en katenspek eten, dan met de fiets op de boot, stil plekkie zoeken en lezen. Anderhalf uur lezen. De boot ronkt rustig. Zo nu en dan naar buiten kijken waar het mistig is en grijs. Heerlijk, november.
Op het eiland: fietsend van de boot (belangrijk!), sleutel halen en door het bos naar de andere kant waar het huisje staat. Tas binnen zetten en gauw terug naar het dorp anders zijn de winkels dicht, in november. Boodschappen doen, terug naar het huisje, tas uitpakken, bed opmaken, kachel hoog, schoenen uit en lezen.
Vijf dagen, vier nachten, drie boeken, enkele fietstochtjes tegen de wind en duinbeklimmingen in de maneschijn later is het voorbij. Ik moet terug.
Niets is er gebeurd, het is doodstil geweest, het heeft gewaaid en een beetje geregend. Soms scheen de zon en vaak scheen de maan. Het was koud, ’s nachts vooral. Ik reed alleen door het bos, ik stond alleen op het duin, ik was alleen in de Dorpsstraat, ik zat alleen in het café, ik las alleen mijn boek. Ik was alleen op het eiland dat ook alleen was. Alleen in de wijde zee, al eeuwen en eeuwen. Dat merk je, dat zo’n eiland gewend is om alleen te zijn. Zo’n eiland herkent je, als je alleen bent. Het praat een beetje tegen je. Dan ben je in dialoog. Met een alleenig eiland in de wijde zee. In november. Als je daar alleen bent.

Dan ben je daar niet meer alleen.



Knar



zaterdag 16 november 2013




PIET


Sinterklaas is vanmiddag met een hele zwerm Zwarte Pieten vreedzaam aangekomen in de stad Groningen. Prachtige beelden van een licht mistige provinciehoofdstad, duizenden mensen op de kaaien en een majestueuze stoomboot varend door de rimpelloze grachtjes van de oude binnenstad. Zo hoort het.
In het o zo bijdehante Amsterdam protesteerden op dat moment op het Beursplein enkele honderden mensen tegen Zwarte Piet. ”De demonstranten dragen spandoeken en luisteren naar toespraken. Ze protesteren tegen uitsluiting, racistische karikaturen en het bagatelliseren van de gevoelens van een 'minderheid'. ” Aldus het nieuws.
Nu moeten we die Amsterdamse protesten met enige korrels zout nemen. In Amsterdam is het een oud volksgebruik om dan wanneer er even niets te kankeren valt iets te verzinnen zodat er weer iets te kankeren valt. Een soort folklore zeg maar, zoals even verderop toeristen in Volendammer pakjes worden gehesen, de vis veel te duur wordt betaald en er heel diep in de suikerpot wordt gekeken. Ook folklore.
Protest dus. Tegen Zwarte Piet. Voornamelijk uit Zuid-Oostelijke hoek. Wel te begrijpen als je geboeid bent weggevoerd uit Ghana, driehonderd jaar slaaf bent geweest in Suriname en dan in de Bijlmer terechtkomt. Dan is er wel wat te klagen. Hoewel….de betreffende populatie in de hoofdstad nog redelijk op de wenken wordt bediend. Eerst kwam er het slavernijmonument en nu ruimte voor het Zwarte Pietprotest. En zelfs enige sympathie voor de zaak van de zijde van de hoofdstedelijke bestuurders.
Maar nu even serieus. Zwarte Piet zou discriminerend zijn. Zou de opbouw van een nieuw zelfbewustzijn bij de zwarte medemens frustreren. Dan is mijn redenering als volgt: waarom dan een protest tegen een zwarte Piet en niet een protest tegen een witte Klaas? De werkelijk zelfbewuste zwarte medemens maakt geen onderscheid. Zoals ook de witte medemens op het hart wordt gebonden geen onderscheid te maken. De werkelijk zelfbewuste zwarte medemens begrijpt dat in het hele Sinterklaasverhaal de Zwarte Piet een minstens zo belangrijke zo niet belangrijker rol speelt dan de Witte Klaas. Hij weet de weg, hij leidt de oude man met schimmel en al over de daken, hij kent alle kinderen, hij weet wie welk cadeautje moet hebben, hij neemt zonodig disciplinaire maatregelen tegen stouterds, tot aan deportatie naar Spanje aan toe, in de zak. Daar komt die ouwe niet aan te pas, dat doet allemaal Zwarte Piet. Nou dan.
Niet Sinterklaas maar Zwarte Piet is de belangrijkste, de leider. Sinterklaas wordt gediscrimineerd doordat hij wit moet zijn. De sukkel, de underdog.
Dat moet afgelopen zijn. Protesten tegen een witte Klaas! Sinterklaas ook zwart.

Dat is pas echte emancipatie.

Knar


maandag 11 november 2013



STEUR


In Almelo is vorige week het proces begonnen tegen de beruchte en door de media al dubbel en dwars veroordeelde ex-neuroloog Ernst Jansen Steur. Boze maar redelijk betrouwbare tongen beweren dat hij gewoon Ernst Jansen heet en dat die tweede naam een fantasietje van hemzelf is. Naam van z’n moeder ofzo. In ieder geval niet officieel want een naamsverandering krijg je zomaar niet. In Trouw van vanochtend zijn lokale ”slachtoffers" van de man aan het woord en één van hen zegt verontwaardigd: ”Hij is nog steeds arrogant”. Dat trof me, en daarover wil ik even wat kwijt.
Wie regelmatig te maken heeft met medisch specialisten weet dat een niet-arrogante specialist een hoge uitzondering is. Persoonlijk heb ik nog wel eens mazzel als dokter in de gaten krijgt dat ik ook niet helemaal van de straat ben, hem of haar prikkelend bestook met medische termen en laat zien dat ik redelijk goed begrijp waar het over gaat. Stom geluk, ik heb op school goed opgelet en later op de universiteit wat rondgeavontuurd in het grensgebied van geneeskunde en techniek. Maar ook dan is het nog linke soep. Laatst zei er nog weer eens één:”Gevaarlijk gevaarlijk, als je denkt er wat van te weten.” Gevaarlijk voor wie, denk ik dan. Voor jou of voor mij?
Arrogant dus. Allemaal. Van heel erg tot matig. Steur heel erg dus. ”Ik ben de professor” schijnt zijn steevaste stoplap geweest te zijn als er weer eens een benarde patiënt tegen hem in het geweer kwam. Van zijn ”zorg” kon een zaak gemaakt worden en daarom staat hij nu voor de rechter. Maar laten we ons geen illusies maken. Zijn zaak is het topje van een ijsberg waarvan de andere negentig procent veilig onder water zit. Persoonlijk heb ik een redelijk ernstige beschadiging opgelopen door nogal voortvarend maar weinig doordacht optreden van een specialist-in-opleiding, en na een openhartig gesprek bij de betreffende instelling was me duidelijk dat verder procederen geen enkele zin zou hebben. Er waren duizend uitvluchten voorhanden waarmee de zaak zou kunnen worden geseponeerd en als er al serieus aandacht aan zou worden geschonken zou ik jaren verder en vele duizenden euri lichter zijn voordat er een uitspraak zou zijn. Om maar te zwijgen van de permanente stress en de slapeloze nachten. Ik kan er mee leven dus doe ik dat maar.
Arrogant. Ja, maar we moeten ook weten dat ze expres zo worden opgeleid. Dokter moet macht en overwicht uitstralen. Dokter mag nooit laten zien dat hij/zij het ook niet weet. Wat wel vaak zo is. Als hij/zij dat laat zien is hij/zij verloren. Wie zou dan nog geloven dat dokter gelijk heeft? Arrogantie is voor de dokter net zoiets als een scherpe schaaf voor de timmerman. Onmisbaar.
Steur had de pech dat hij teveel overdreef. Hij overdreef z’n naam, hij overdreef z’n arrogantie en hij overdreef zijn koppigheid toen hij wilde volhouden dat hij gelijk had terwijl er een lijk was. Dat maakte hem aangeschoten wild en de media zijn als de meute bij een vossenjacht: gewond wild is verloren. De rechter in Almelo mag het afmaken. Gaat hij dat doen? Ik wacht het af. Een collega-deskundige van Steur, van de VU in Amsterdam noemde hem kort voor de rechtszaak nog een "invoelende en integere" neuroloog.

Brothers in arms.



Knar



donderdag 17 oktober 2013




DINER


Welvarende jonge gezinnen hebben tegenwoordig overvolle agenda’s. Ik zeg dat “welvarende” er maar even bij want ik vrees dat het bij de wat minder welvarende wel anders is gesteld. Vrienden van mij roepen dat dat reuze meevalt maar ik weet het nog niet.
Afijn, welvarende gezinnen wel dus. En het gezin van mijn zoon mag ik daar - gelukkig dan maar weer - toe rekenen. Wel een volle agenda. Waar opa ten laatste toch een plekkie in kon veroveren om ze allemaal eens bij hem te eten te vragen. Wat ze graag wilden.
Dus dat werd braden, bakken en koken dat het een aard had want ze komen met vijven tegenwoordig. En denk niet dat die kleintjes weinig eten. Integendeel. Kom ik op terug.
Op zondagavond stonden er een mooi gedekte tafel voor de volwassenen en een daar tegenaan geschoven ook mooi gedekt tafeltje voor de kinderen klaar. Keurig in het wit met het beste servies en bestek, schaaltjes en schalen, en stond er in de keuken van alles te dampen en te pruttelen dat samen een copieus diner zou vormen. Dacht ik.
Bij binnenkomst werd opa bedolven onder tekeningen en andere papierwerken waar ze erg handig in zijn. Mijn kleinzoon had (schaal 1:3) zijn favoriete voetballer gevormd van aan elkaar geplakte A4-vellen in diverse kleuren. Achterop het shirt stond:”V...VENISTEROOI”. Hij is zes.
Zijn zus van vijf had van gekleurde A5-jes en veel plakband een boekje in elkaar gezet waar twee voorbeeldtekeningen voorin stonden, en dat verder uit lege pagina’s bestond. Daar mocht opa zelf in tekenen, bij voorkeur naar haar voorbeelden. Ze is slim.
De jongste had een tekening gemaakt van een hond. Ze is net drie.
In het kader van een ambitieuze opvoeding was hen onlangs bijgebracht dat je aan tafel kunt speechen en dat dat soms gewenst is. Nog voor er enige etenswaar op tafel stond ramde die van vijf al tegen haar glas want ze wilde speechen. Onmiddelijk werd de opvoeding aangevuld met de leerstelling dat je pas kunt speechen als er eerst wat gegeten is. Ze nam meteen een optie op de eerste beurt.
Voor hen kwamen er frietjes, appelmoes, doperwtjes en hun favoriete braadworstjes, die een eensgezind gebrul deden opgaan, ook van de ouders. Dankbaar dat opa het kennelijk allemaal begrepen had. Voor de volwassenen was er een kip, tuttifrutti, krieltjes en groenten. Klassiek, u ziet het, maar risicoloos. Geen moment voor experimenten.
Blij en opgelucht schepte ik wat op en begon te eten. Zoals voorzien werd er aan het kleine tafeltje druk gespeecht, opa werd geprezen voor invitatie en smakelijk voedsel, en dan werd weer verder gekaand. Toen ik opkeek om mezelf een tweede keer op te scheppen waren diverse schalen leeg. Ook die van de kip. Het was me ontgaan dat mijn culinaire hoogstandjes door mijn nazaten in hoog tempo werden weggewerkt, naar ik later vernam onder algemene goedkeuring. Nou ja, dan maar geen tweede portie. Ik ben toch aan de lijn….
Het dessert was fruitcocktail, tot opluchting van mijn schoondochter die opa nog steeds verdenkt van een voorliefde voor zware en mierzoete toetjes. Niets daarvan, maar de kinderen kregen er wel een uitbundige toeter slagroom op, wat opnieuw tot een woest gebrul aanleiding gaf. Met een half oog zag ik dat ook de frietenschaal tot op de bodem leeg was. Goedzo jongens.
Iets na zevenen rommelde het hele troepje het huis uit. In het halfdonker zag ik papa, mama en drie kabouters in de ganzenpas naar de auto marcheren, zwaaiend en roepend dat het leuk was geweest.
Vond ik ook.

Volgende keer wat meer inkopen.


Knar



donderdag 3 oktober 2013




LAMPEDUSA


Lampedusa is een piepklein Italiaans eilandje zo’n honderdvijftig kilometer van de Libische kust. Aan de overkant van de Middellandse zee dus ongeveer. Omdat Lampedusa Italiaans is, en dus Europees, is het een gewilde landingsplek voor vluchtelingen uit aller Heren landen die op weg zijn naar paradijs Europa. We kankeren hier wel eens maar Lampedusa bewijst dat het in heel grote delen van de wereld veel slechter is dan bij ons. Door gewetenloze mensenhandelaren worden gammele bootjes volgepropt met arme sloebers en dat gaat vaak mis. Vanochtend ook weer. Een boot met zo’n vijfhonderd mensen aan boord vloog bij het eiland in brand, kapseisde en zonk. Honderdvijftig mensen zijn gered, de rest is verdronken of vermist. Bij de doden zijn kinderen en een zwangere vrouw.
Commotie alom, dat begrijpt u. Politiek Italië verdringt zich voor microfoon en camera om ach en wee te roepen en te schimpen op de onverschilligheid van de rest van Europa. De Paus kan niet uit zijn woorden komen van verbijstering en verontwaardiging en ook “Brussel” laat zich niet onbetuigd. De EU-commissaris voor regionaal beleid Johannes Hahn huilt krokodillentranen en noemt het gebeurde een tragedie: "Zeker ook omdat er kinderen bij betrokken zijn. Dit is iets waarover Europa werkelijk heel verdrietig moet zijn. We moeten zien hoe we situatie kunnen verbeteren."
Mooie, maar lege woorden van Johannes. Johannes gokt er op dat niemand meer weet hoe het allemaal zo is gekomen. Dat de mensen denken dat dit een “act of God” is waar we weinig meer aan kunnen doen dan er “werkelijk heel verdrietig over te zijn”. Mis Johannes. Dit is het rechtstreekse en ten hemel schreiende gevolg van hebzucht. Van de hebzucht van een industrieel complex en haar klanten, in het rijke deel van Europa, die graag open grenzen hadden zodat er op grotere markten meer te verdienen viel. Dat begon in 1985 met het tekenen van een verdrag door de Benelux, Duitsland en Frankrijk in het Luxemburgse dorpje Schengen, op het drielandenpunt van Luxemburg, Frankrijk en Duitsland. En dat breidde zich langzaam uit totdat ook de bestuurlijk wat zwakkere broeders in Europa - o.a. Italië - er bij hoorden. Het waren juist die zwakkere broeders die de buitengrenzen van Vesting Europa moesten bewaken, en dat lukt ze natuurlijk niet. Of in ieder geval niet goed genoeg. Zodat sloebers van all over the world het eens gaan proberen, om binnen te komen. Want één keer binnen kun je overal naar toe. Geen grenzen meer. En dan zijn we weer bij vandaag. Het heeft weer zo’n driehonderdvijftig mensen het leven gekost. Er waren ook kinderen bij en een zwangere vrouw.
Eurofielen hameren graag op de welvaart die Europa ons brengt.

Hebben ze al eens goed naar het prijskaartje gekeken?



Knar

dinsdag 1 oktober 2013




BAARD


Zoals mijn lieve lezertjes hebben kunnen zien is mijn verschijning in deze wereld enigszins gemodificeerd: ik draag een baard. Daar zit een verhaaltje achter en dat ga ik vertellen.
In mijn jaren van “Sturm und Drang” droeg ik ook een baard. Het waren de roerige jaren zestig, ik studeerde aan een universiteit, droeg het hart zeer links en was getrouwd met een vrouw die het leuk vond, een baard. Ik was toen nog volop roodharig zoals velen in mijn familie en ook mijn baard was fraai kastanjebruin. Het geheel mocht er zijn, dat verzeker ik u.
Mijn kinderen kunnen nog smakelijk vertellen van het moment dat ik mijn baard afschoor. De tijden waren veranderd, ik droeg nu belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheden (vond ik zelf), ik wilde er wat “sneller” uitzien en last but not least had mijn chef gezegd dat mensen met een baard iets te verbergen hadden. De man had cynisme als levenshouding gekozen, al lang geleden.
De baard er dus af en dat bleef zo tientallen jaren. Tijdens kampeervakanties zonder stroom kwam er wel eens een zweem op mijn gezicht en dan zag ik dat de tint snel aan het verbleken was naar wit. Raar, mijn haar was nog steeds rood. Thuis alles er meteen weer af en dan was ik weer jong.
Begin september vierde ik vakantie bij mijn dochter in het zonnige Zuiden. Vanaf het balkon van ons comfortabele appartement keken wij naar de oceaan, die zich aan de overkant van de boulevard uitstrekte zover het oog reikte. Soms zwommen wij er in, soms slenterden wij naar de supermarché voor enkele boodschappen, soms slenterden wij naar het terras van het Oude Casino voor een biertje, een glas wijn of een café-crême, afhankelijk van het uur van de dag. Soms bezocht ik mijn lieve dochter en haar man en hun schattige mollige baby, mijn jongste kleindochter. Van scheren kwam niks, dat begrijpt u. Aan het einde van de vakantie had ik een baard. Een korte baard weliswaar maar toch. Ik wist nu hoe mijn witte baard er in het echt uitzag en ik vond het wel aardig. Het maakte me niet meer ouder dan ik al was, vond ik zelf. Voorlopig mag hij blijven. Na enig gedoe met een verkeerde aankoop en ruilen heb ik nu een goede trimmer zodat ik mijn gelaatbekleding op orde kan houden en zo ga ik nu maar eens een poosje door de wereld.
Als vrouwen eens “wat anders” willen gaan ze naar een kapper en komen ze na enige tijd volledig getransformeerd het pand weer uit. Bij mannen is dat lastiger.

Die nemen dan een baard.



Knar

 

 

maandag 30 september 2013





LOTING

 


Afgelopen zondag mocht ik weer eens aanwezig zijn bij de opnamen van het TV-programma Buitenhof, in Studio Hortus in Amsterdam. Het begon al goed, met het fietstochtje naar de Plantagebuurt, door de stille zonovergoten zondagmorgen, fris maar verrukkelijk. Een vriend, die er ook zou zijn, bleek al gearriveerd en na enig geharrewar aan de ingang - ik stond niet op de lijst - mocht ik door en konden we ons gaan voorbereiden met een kopje koffie van de VARA. Lekkere koffie. Eenmaal in de studio werd ik door de zaalregisseur op een stoeltje op de voorste rij geplant, want er was een gastenstoel teveel en ze houden daar niet van lege stoelen op de eerste rij. Zodoende kwam ik te zitten naast de meer dan charmante Petra Stienen, die éénmaal in de maand daar het item “Schuim en As” voor haar rekening neemt. Vertelde ze mij. Ik vond het allang best. Het programma begon met een interview met Els Borst, onbetwist de Grande Dame van de Nederlandse politiek, die door haar karakteristieke manier van doen weer meteen aller harten stal. Hoe doet die vrouw dat toch? Ik denk dat het de mix is van bescheidenheid aan de ene kant en vastberadenheid en vakkennis aan de andere kant waarmee ze vriend en vijand voor zich inneemt. Daarbij legt ze een persoonlijke grandeur aan de dag waar je alleen maar met open mond naar kunt kijken. Na afloop maakte ik nog even een babbeltje met haar over een kwestie die ze had aangeroerd maar die niet helemaal uit de verf was gekomen. Ook toen weer de vriendelijkheid en de aandacht zelve. Geweldig.
Maar wat bij mij echt bleef haken was het betoog van onze enthousiaste Zuiderbuur David van Reybrouck, schrijver, filosoof en politiek activist, die een boek schreef met de titel “Tegen Verkiezingen”. David betoogt dat onze democratie door het systeem van “evenredige vertegenwoordiging” zoveel aan sleet heeft geleden dat het hoog tijd wordt voor een “back to basics” beweging. In de stadstaat Athene, waar de wieg stond van “De Democratie” werd het bestuur vrijwel geheel samengesteld door loting. Alleen voor defensie en financiële zaken werden vakkrachten aangesteld. Generaals krijg je niet door loting en schatbewaarders ook niet. Maar de rest wel. De discussie bij Buitenhof verliep - natuurlijk - wat lacherig, en David deed daar gelukkig zelf dapper aan mee, maar tussen de bedrijven door gaf hij een doorwrocht college over de voor- en nadelen van verkiezingen en van loting. Het meest verleidelijke voordeel van bestuur door loting is dat op grond van de statistiek verwacht mag worden dat een vrijwel ideale doorsnee van de bevolking wordt geroepen tot het hoge ambt. Geen ellebogenwerk meer, geen partijpolitieke spelletjes die met kwaliteit niets te maken hebben, geen “bestuurdersfamilies” meer die generaties lang elkaar het stokje doorgeven, geen “beroepskamerleden” meer die twintig of dertig jaar lang de bankjes bevolken en die niemand kent, partijvorming pas na de loting, door moeizaam gezoek van geestverwanten, die misschien bij andere kwesties weer opponenten blijken te zijn. Geen voorspelbare stemmingsuitslagen vanwege de “partijdiscipline” die individuele kamerleden soms voor jaren monddood maakt. Ik kan zo nog even doorgaan. Ik begrijp wel een beetje waarom Reybrouck steeds opgewondener werd bij het uitleggen van zijn idee. Een nieuw licht gloort aan de horizon.

Ga ik de zonsopgang nog zien?

Knar

 

 

donderdag 19 september 2013



PARTICIPATIE



Het tweede Kabinet Rutte heeft een nieuw schaamlapje gevonden voor het bedekken van de algehele verwoesting van de verzorgingsstaat, waar ze mee bezig is. Het nieuwe lapje heet Participatiesamenleving. En de nieuwe koning had de primeur. In de Ridderzaal, afgelopen dinsdag. W.A. deed het keurig, eenvoudige taal, heldere dictie, vertrouwenwekkend postuur. En de koningin was prachtig. Ik had wat meer donkere kleuren verwacht zo kort na de dood van die andere prins, maar nee, het was al goud dat er blonk. Participeren nietwaar?
Ja, participeren. Interessant woord. Latijn voor deelnemen. Maar dat kan natuurlijk niet: een Deelnemingssamenleving. Dat zou verkeerde - of juist de goede?- associaties wekken. Dan maar liever Latijn. Weet je meteen dat niet iedereen kan participeren. Minister Dijsselbloem - die kille - legde het de volgende dag in het Radio 1 Journaal nog eens fijntjes uit:”Niet iedere Nederlander ligt in een gespreid bedje”. Nee niet iedere Nederlander. Maar hij wel. En de premier ook hoor. Laatst mochten kinderen hem interviewen. Of hij zelf ook bezuinigde? Nee zei ons lachebekje, dat hoefde hij niet. Hij had zóóó’n goed salaris. Echt, hij zei het.
Maar de anderen wel hoor! Allemaal. En participeren natuurlijk hè?
Participeren is deelnemen. We moeten allemaal deelnemen. Maar waaraan? Ik dacht dat we juist de afgelopen halve eeuw allemaal deelnamen. Aan het langzaam wegebbende ideaal van de wederopbouw bijvoorbeeld. Maar dat is klaar. Dat is zelfs zo erg klaar dat de afbraak alweer begonnen is. Moeten we daaraan deelnemen? Nee toch? Waaraan dan? Na de opbouw zijn we allemaal individualisten geworden en daarna werden sommigen graaiers. Er was ook heel wat te graaien. Daaraan dan maar deelnemen? Is dat de bedoeling? Of deelnemen aan “marktwerking?” Ik dacht eigenlijk dat dat na alle schade die het heeft aangericht ook al weer op z’n retour was. Gelukkig maar.
Nee, het gaat ook niet om participatie. Het gaat helemaal niet om deelnemen. Het is een schaamlapje. Een lapje dat iets moet bedekken dat je liever niet laat zien. Zelf is het niks, maar wat er achter zit, dat is het. Zullen we eens stiekem kijken?
Ja hoor, kijk daar zit het. Zie je het? “Red jezelf maar, terugtredende overheid, omlaag met die staatsschuld, omlaag met de belastingen voor het bedrijfsleven, meer douceurtjes voor de multinationals, ieder voor zich en niets voor ons allen”. Dat staat er. En daar gaat het om. Het oeroude programma van rechts. Waar Ooit Links nu braaf aan meewerkt. Want de doctorandussen hebben de buit binnen en arbeiders zijn er niet meer. Zwakken nog wel. Maar die gaan participeren.
In negentiennegenennegentig schreef Herman Pleij een boekje getiteld “Tegen de barbarij”.

Het heeft nog niet geholpen.

Knar



dinsdag 20 augustus 2013




ZEILEN



Die column van gisteren was wel een beetje zware kost. Geef ik toe. Daarom nu een poging tot wat luchtigers.
De zomer heb ik grotendeels in de hoofdstad doorgebracht. Het oorspronkelijke plan om dit jaar eens wat in Duitsland te gaan rondkijken ging om voor mij onnaspeurbare redenen niet door. Dat is de laatste tijd wel vaker zo. Mooi opgetuigde plannen verdwijnen geruisloos in het niets van een doelloos maar weldadig thuis zitten en rondscharrelen. Soms denk ik wel eens dat ik al een zekere mate van Nirwana heb bereikt, de staat van niets willende zaligheid die in het Boeddhisme als het hoogst bereikbare geldt. De weg daarheen ging door duistere wouden van somberheid en angstaanjagende ravijnen van vertwijfeling, maar ligt ook bezaaid met prachtige herinneringen. En omdat het (nog) zomer is en er nog een stukje echte vakantie in het verschiet ligt zal ik daaruit eens wat gaan putten.
Dan schiet mij onmiddelijk een spannende en ook wel wat beschamende gebeurtenis te binnen die zich afspeelde in Harderwijk, toen een stil stadje aan het IJsselmeer. Ik was nog dienstplichtig officiertje in Hare Majesteits Krijgsmacht en had net zeilen geleerd. Mijn verloofde ook, maar dan op een echte zeilschool. Zij begreep er iets meer van dan ik. Alleen in de weekends konden wij samen zijn en er op uit. Die zaterdag kozen we voor zeilen in Harderwijk. We huurden een zeilboot, voeren het zeegat uit en alles ging goed. Na een mooie middag op het water wilden we weer eens op huis aan. Er stond een matig windje en dat woei recht naar Harderwijk. We moesten dus “plat-voor-het-lapje” de haven in, zoals dat heet. Voor de wind, in nette termen. Dat ging goed tot het moment dat ik besloot dat we nog maar even moesten aanleggen voordat we bij de verhuurder zouden zijn. Waarom weet ik niet meer maar er zal een reden geweest zijn. Inmiddels voeren we tussen de remmingswerken van de haven, hoge balken die in het water staan en onderling zijn verbonden met even dikke dwarsbalken, van paal naar paal. Daaraan wilde ik aanleggen. En wel onmiddelijk. Mijn verloofde die wèl zeilen kon keek benauwd en riep dat aanleggen voor de wind niet kan. Ik riep van wel, commandeerde haar op het voordek om een balk te grijpen en stuurde onverbiddelijk naar de wal. Met veel te veel snelheid en onrembaar. Zij greep de balk, de boot voer onder haar weg, ze kon zich gelukkig ophijsen en ik voer reddeloos rechtdoor. Niks aanleggen. Ze had gelijk, het kon niet. Wat nu? Ik alleen en onervaren in die boot, de wind die me regelrecht de haven in blies en tot overmaat van ramp achter mij een enorme rondvaartboot die ook de haven in wilde en daarvoor veel meer ruimte nodig had dan ik hem gaf. Een ongeluk komt nooit alleen. Toeoeoeoeotttt!!!
Gelukkig kon de kapitein van het zeekasteel wel varen, hij sloeg achteruit, en ik kreeg de ruimte die ik nodig had om een rondje te maken. Het rondje dat ik vóór de “landing” had moeten maken.
Het liep goed af, mede door de instructies die mijn deskundige verloofde vanaf de balken mij toeschreeuwde, en ik kwam er vanaf met alleen een rooie kop.

Van schaamte



Knar


maandag 19 augustus 2013




CULTUUR




Zoals ik hier al eens eerder heb betoogd is mijn liefde voor de Nederlandse TV niet erg groot. Onder invloed van het (neo)liberale en populistische gedachtengoed dat in Nederland zijn triomfen viert is het eigenlijk alle dagen platte praat en reclame. Uitzondering daarop vormt de zondag. Dan begint de culturele carrousel al vroeg te draaien. Vroeger zelfs heel vroeg met Eva Jinek, die echter door de platdenkers is verdreven, en nu dan dus met Vrije Geluiden, Boeken en Buitenhof. En dan in de zomer ‘s avonds met drie uur Zomergasten. Niet altijd even boeiend maar vaak toch het aanzien waard. Gisteren was het flink raak. In de ochtend bij Buitenhof trok de schrijver en Nobelprijswinnaar Mario Vargas Llosa stevig van leer tegen de neergang van het denken en de cultuur in de Westerse wereld, en ‘s avonds in Zomergasten deelde de regisseur Johan Simons nog eens een stevige muilpeer uit aan de voormalige staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap Halbe Zijlstra, die het bestaan had om te zeggen “dat hij gelukkig weinig verstand had van cultuur waardoor hij makkelijker kon snijden”. Wat hij dan ook ruimhartig deed. Llosa en Simons zijn beiden vooraanstaande vertegenwoordigers van een kunstwereld die (veel) betere tijden heeft gekend. Wat me bij beiden opviel was, dat ze toch geen duidelijke verklaring konden produceren voor de veranderingen die ze ondervonden in het culturele klimaat. Het leek er nog het meeste op dat ze het zagen als een soort natuurverschijnsel dat zeer betreurd moest worden. De politici die het uitdroegen kregen de schuld en dat was het dan wel.
Dat is me te dun. Grote politieke veranderingen vinden vrijwel altijd hun grond in grote sociaal-maatschappelijke veranderingen. Grote mensengroepen gaan anders denken, daarna anders stemmen en veranderen zo de politiek. Niet zelden is in de geschiedenis het op gang komen van de emancipatie van groepen uit de samenleving de “natuurlijke” oorzaak geweest van die veranderingen. In mijn optiek is dat nu ook zo. In de naoorlogse jaren is er in Nederland gebouwd aan een samenleving waarin - net als voor de oorlog - een bepaalde klasse de rol had van de toonaangevende elite. In de loop van de decennia veranderde die klasse van samenstelling door de instroom van intellect uit lagere klassen, maar een elite bleef het. De stroomrichting was omhoog. De klasse daaronder bleef lange tijd betrekkelijk stil, door gebrek aan kennis, gebrek aan middelen en omdat ze druk bezig was “het beter te krijgen”. Haar natuurlijke politieke vertegenwoordigers waren de partijen op links, met de PvdA voorop. Maar dat veranderde. De PvdA werd een doctorandussenpartij, men kreeg meer geld te besteden en last but not least werden de lasten van de gastarbeidersproblematiek voornamelijk afgewenteld op die klasse. Zij kregen de Turken en de Marokkanen in hun wijk, de elite niet. Een onvergeeflijke vergissing. 
Niet langer de politici van de PvdA maar Fortuyn en Wilders werden de politieke voormannen van de getergde onderkant, die inmiddels financieel al helemaal geen onderkant meer was. Over het algemeen nog steeds laag opgeleid, maar machteloos? Vergeet het. De emancipatie is begonnen, eerst politiek en daarna ook sociaal en cultureel. De cultuur van de oude elite wordt overspoeld door de cultuur van de emanciperende massa. Paul de Leeuw is vaak op TV.
Maar het zal voorbij trekken. Zoals altijd zal de lagere klasse de gewoontes van de hogere klasse gaan imiteren. Arbeiders imiteerden altijd al de bazen in kleding en gedrag, burgers imiteerden altijd al de adel in kleding en gedrag. Schertsend zeg ik wel eens:”De kinderen van Wilders gaan weer naar het gymnasium”. Wilders heeft geen kinderen maar u begrijpt wat ik bedoel. Liefhebbers van de vertrouwde elitecultuur -waaronder ik- zullen een tijdje op hun tanden moeten bijten. Het zijn roerige tijden. Er is een emancipatie aan de gang.

Misschien toch een natuurverschijnsel?

Knar



maandag 22 juli 2013




TOUR


Toch maar weer naar de Tour gekeken dit jaar. Na alle beschamende demasqué’s van de afgelopen jaren, met de val van Armstrong als absoluut dieptepunt, dacht ik het wel gezien te hebben met die wielersport. We keken naar een stelletje bedriegers die ons belazerden waar we bij zaten. Zo ongeveer gingen mijn gedachten. Maar als het dan weer tijd is voor het illustere trio Roland Garos, Wimbledon en de Tour kruipt het bloed waar het niet gaan kan, en zit ik toch weer hele zomerdagen te verdoen voor die buis. Daar moeten we overigens een ander jargon voor vinden, want de buis is de buis niet meer. De plaat dan? Hm, smaakt nog niet goed. We werken er aan!
Nou was het met de meeste zomerdagen dit jaar bar en biester gesteld, maar bij de Tour werd het toch nog echt zomer in Nederland. ‘s Ochtends lekker in een bloesje boodschappen doen op de fiets, even ergens lunchen op een terras en dan huppetee op de bank en kijken.
De regie van Tour-TV maakt er wat moois van de laatste jaren. Of ze gesponsord worden door het ministerie van Tourisme weet ik niet maar naast het wielrennen, wat op zich ook prachtig in beeld wordt gebracht krijgen we panorama’s van Franse landschappen voorgeschoteld waarbij je het water met terugwerkende kracht in de mond loopt. Ik zeg met terugwerkende kracht omdat velen van ons ooit in “eenvoudige motorvoertuigen” (krakkemikkige Eendjes enzo) deze prachtige landen voor het eerst hebben verkend en de beelden nog kraakhelder op het netvlies hebben staan. Een feest der herkenning, in full-color en breedbeeld. Prachtig.
Zoals bij alles in het leven is er echter ook een maar. Na meerdere jaren trouw kijken en luisteren naar dit circus beginnen me de bijna wanhopige opvulpraatjes van onze trouwe NOS-reporters een beetje de keel uit te hangen. Ik bedoel niemand persoonlijk. Of het nu Mart is, of Herbert of Maarten, na een paar jaar heb je hun trucje wel door en verliest het zijn smaak. Wat er komt wordt voorspelbaar en dan gaat de Tour een beetje smaken naar oud brood. Nog wel voedzaam maar niet meer lekker. Het valt niet mee om al die momenten vol te praten dat er eigenlijk niets gebeurt, dat de fietsers fietsen en het landschap mooi is. Maar ik denk dan: hou gewoon een poosje je klep. Laat ons met die fietsers en het landschap even alleen, laat ons ongestoord kijken en beleven, en kom er weer in als er iets noemenswaardigs gebeurt of je een echt nieuwtje hebt (valpartij achterin met ernstige wonden, “abandon” wegens ziekte of overleden schoonmoeder, dat soort dingen).
Maar dan - zoals altijd - kent het leven ook weer blijde verrassingen. Ook in de Tour.
Gisteravond, Tour voorbij, Froom gelauwerd (gele trui), vuurwerk nog niet begonnen, presenteerde Mart Smeets zijn laatste Avondetappe vanuit een parkje langs de Champs Elysees, tussen de Hollandse bussen. Beetje provisorisch maar het kon niet anders. Hij was nog niet begonnen of daar verschijnt op de achtergrond de hele ploeg van Belkin Pro Cycling in beeld. Voornamelijk Nederlandse renners, die hun bus opzochten en naar huis wilden. Maar die, in het zicht van Mart en zijn entourage, niks te beroerd waren om bezweet en moe als ze waren nog even ongeregisseerd op de stoelen bij Mart neer te ploffen om in het zicht van meegenietend Nederland eens flink uit te blazen en te roepen dat ze moe waren. Geweldig. Mart deed een poging tot wat echte interviews maar de vermoeide godenzonen die zojuist nog met zeventig kilometer per uur over de keien van de Champs Elysees hadden geraasd kwamen niet verder dan:”Ja, ging wel goed, laatste dag altijd leuk, ben wel moe, ja, morgen Acht van Chaam” en dergelijke lowtalk. En waren daarin - net als in die vliegende vaart een half uur eerder - helemaal zichzelf.

Mart, bedankt. Het was niet de bedoeling maar je gaf ons onze helden terug.



Knar




zondag 7 juli 2013




MUIDEN




Het is een zondag in juli. Het is een prachtig stralende warme zomerzondag in juli. De eerste dag “ever” dat ik in een polootje kan rondrijden in mijn auto-zonder-dak. Heerlijk. Ik ga lekker fietsen. Eén van mijn rondritjes die ik in de omgeving van de hoofdstad heb uitgezet en die ik met behulp van het nimmer volprezen Knooppuntensysteem moeiteloos weet af te leggen. Deze keer wordt het “Rondje Naardermeer”. Een ritje van vijfentwintig kilometer dat begint op het grote parkeerterrein in Muiden aan de A1, en mij via Muiderberg, Naarden, Bussum en Weesp weer terug brengt naar het parkeerterrein. Waar mijn auto staat met het fietsenrek. Rondom het Naardermeer (vandaar de naam), met heel mooie plekjes en panorama’s onderweg. In Muiden moet ik over de brug. Alleen toegankelijk voor fietsers en voetgangers. Vanwege de stralende warme zomerzondag in juli hebben echter heel veel fietsers en voetgangers besloten om ook over die brug te moeten. Vanwege die stralende warme zomerzondag in juli hebben ook heel veel mensen besloten om te gaan varen met hun bootje, bijvoorbeeld naar en door Muiden. Dus de brug is vaak en lang open. Waardoor er aan beide zijden van de brug heel veel mensen ongeduldig staan te wachten. Ik parkeer mijzelf en mijn fiets op een stil plekje langs de stoeprand en ga het allemaal eens aankijken. Dit soort scènes heeft niet mijn voorkeur maar als drama is het vaak nog wel interessant. En ja hoor, een drama wordt het.
Hoewel de gemeente Muiden bij de brug borden heeft geplaatst met “die kant eerst en dan deze kant”, hoewel voor hetzelfde doel bij de brug stoplichten zijn geplaatst die rood zijn voor wie wachten moet en groen voor wie de brug over mag, ondanks al dat stormt de meute van twee kanten tegelijk de brug op als die dicht is en de slagboompjes omhoog gaan. Met verbeten tronies dendert de horde van weerskanten op elkaar in, en midden op de brug is het dan een geduw en getrek van jewelste. Want iedereen moet naar de overkant, en wel zo snel mogelijk. “Aan de kant jullie”. Zo ongeveer moet het er in een burgeroorlog aan toe gaan.
Ik ben net terug van een week rondtoeren in Engeland. Daar ook musea bezocht en restaurants. Dus ook veel “queuing up” gezien en aan meegedaan. Nog een beetje geprogrammeerd op dat gedrag betrad ik argeloos weer vaderlandse bodem. En ging op een stralende warme zomerzondag in juli fietsen in Muiden. En zag daar dat een stralende warme zomerzondag in juli in dit landje kan leiden tot onversneden barbarij.

Niet prettig.


Knar


maandag 1 juli 2013




SEVEN


Het is zondagmiddag 30 juni en de zon schijnt. Na een rimpelloze zeereis met de nachtboot van Harwich zijn we vanochtend vroeg in Hoek van Holland aangekomen, hebben van iedereen afscheid genomen en zijn in onze bejaarde Donkervoort-sportwagen naar Amsterdam gereden. Het was stil op de weg, en een beetje mistig. De chauffeur-eigenaar van de wagen, een vriend van mij, is nu naar huis, de post is gesorteerd en de wasmachine draait. In mijn hoofd draait het ook. Beelden, herinneringen, plaatjes en geluiden strijden om de voorrang: we zijn een week met de “Super Seven-club” naar Engeland geweest. De "roots" van deze wagens. Dertig autootjes die allemaal sprekend lijken op de oer-Super-Seven van Collin Chapman. Caterhams, Donkervoorts, VM77’s, een Bartan, een paar Westfields, twee Lotus Sevens en een paar wagens van een ander type. Bont gespoten of in stemmig wit, splinternieuw of eerbiedwaardig bejaard, heftige monsters en kalme karretjes, alles was er bij. En allemaal even mooi. Dat vinden de Engelsen ook die we ontmoeten. Vooral heren-van-een-zekere-leeftijd krijgen weer lichtjes in hun ogen en praten ongevraagd honderd uit over de jaren dat zij nog….. Zij zijn het die onbewust deze “Roots”-tochten hun ware betekenis geven. Deze autootjes horen bij hùn verleden, ze zijn hùn roots.
Engeland is sportwagengek. Op zaterdagmorgen, als we op weg zijn van Midden-Engeland naar de kust genieten we niet alleen van de prachtige route en het mooie weer, maar ook van allerhande sport- en antieke wagens die ons tegemoet komen. Vanachter een heuveltop duikt ineens een grote platte bolide op. “Dat is een echte Lotus” zegt mijn vriend de chauffeur, en zijn woorden zijn nog niet verwaaid of de coureur groet ons met het knipperen van een paar geweldige schijnwerpers. Wij groeten terug met een nonchalant wuifje, als om duidelijk te maken dat we zijn gebaar wel op prijs stellen. We voelen ons een beetje Prins Bernhard.
Maar op andere momenten voelen we ons erg hulpeloos. Zoals die keer dat - bij het aanreizen van Calais - mijn vriend in België, midden in een file voor een rotonde wit wegtrekt en zegt:”Ik heb geen koppeling meer”. De Belgen achter ons waren niks te beroerd om ons onmiddelijk te trakteren op een stevig toeterconcert. Waarop wij het vleugellamme voertuig aan de kant duwden en een lokaal gespotte autohandelaar om hulp en raad vroegen. De man liet letterlijk de bezem uit zijn handen vallen waarmee hij bezig was, brabbelde iets onverstaanbaars in een smartphone en even later stond er een vriend van hem -”een echten mekanieker hé”- aan onze auto te morrelen. Het bleek een kleinigheidje, en een half uurtje en wat geld later reden we weer. Pfoei, toch even schrikken. “En al zo rap hé?”.
Of die keer, midden in een stadje in Zuid-Wales, toen mijn vriend opnieuw wit wegtrok en zei:”Ik heb geen gas meer”. Deze keer hing het gaspedaal er als een lam handje bij. Op weg naar een telefoontje met de AA liep ik klem tussen twee enorme Britten die beiden wel wilde helpen. De AA was niet meer nodig, een gepensioneerde trucker (“I’m a mechanic myself”) zette zijn kleindochtertje even in de wachtstand, rommelde wat met tangetjes, schroevendraaier en een TieRib, en klaar waren we weer. Hij wou er niets voor hebben, zelfs niet voor de spaarpot van zijn kleindochter. Wat ik wel een beetje zielig vond. Voor dat kindje.
Kortom, het was leuk. Het was geweldig leuk. Een weekje er helemaal uit, op avontuur, rondhangen in eeuwenoude kastelen waaruit de adel is verdwenen, eten in even oude pubs en hotels, en rondtoeren “among Englands greenest hills” (vrij naar Elton John). De echte betekenis van zo’n reis wordt je nooit helemaal duidelijk als je er mee bezig bent. Daarvoor ben je dan te druk. Gelukkig maar. Napret is ook pret.

En niet de minste.


Knar


maandag 17 juni 2013




KLOOF


Een vriend en ik gaan binnenkort een week op toer in Engeland met een sportwagenclub waar hij lid van is. Dertig open autootjes bij Calais de boot op, in Dover er weer af en dan maar lekker toeren “along Englands greenest hills”, lekker eten en goed slapen in de betere hotels. Kortom een herenleven. In mijn column “SLOPEN” heb ik er al even over verteld.
Ik heb zoiets wel eens eerder gedaan en het is verwonderlijk aangenaam om een uitgezette route, zelf gemaakt of aangereikt, geheel tot een goed einde te brengen, aan het einde van de middag bij het bedoelde hotel in het bedoelde dorpje of stadje te arriveren, en daar de anderen ook weer te zien. “We zijn dus goed gereden”. Dat kan een grote opluchting teweeg brengen.
Maar we leven in moderne tijden en de digitale techniek achtervolgt ons van dag tot dag. Voor de dertigers in deze wereld is dat eten en drinken, voor de zestigers in deze wereld is dat soms wat verwarrend. En nu druk ik mij gematigd uit. Mijn stelling is dat door de digitalisering van de samenleving de generatiekloof nog nooit zo groot is geweest als nu. Daar kunnen de vijftiger en zestiger jaren niet tegenop.
Zo leek ook bij deze toch tamelijk klassieke vorm van vermaak het digibeest binnengedrongen te zijn: we zouden per mail een bestand ontvangen dat we  via onze computer door middel van een hulpprogramma zouden kunnen laden in onze TomTom’s, en dan zouden we in Engeland digitaal door de dreven worden geleid. Vanaf het moment dat ik het vernam zag ik zwarte donderwolken hangen. Ik heb een TomTom, maar over laden van bestanden had ik nog nooit gehoord, en alras bleek dat het noodzakelijke hulpprogramma niet op mijn computer zou kunnen draaien, alleen maar op de computers van meneer Gates. U weet wat ik bedoel. En mijn chauffeur-eigenaar is nog op vakantie op zee en dus onbereikbaar.
Mijn opluchting was dan ook onbeschrijfelijk toen ik vanmiddag het bericht kreeg dat het TomTom-gedoe niet door zou gaan. Van meerdere zijden was gemor en protest gekomen, sommigen hadden helemaal geen TomTom in hun wagentje, en anderen zagen huizenhoog op tegen het computergedoe, net als ik. We gaan het weer gewoon met kaarten en een routeboek doen. Lekker ouderwets.
En dan zet ik virtueel even drie stappen achteruit en dan kijk ik even toe. Naar wat hier nu gebeurt. En dan zie ik dat het voor een grote groep mensen - de ouderen - een opluchting is als het nieuwe, het “betere” even niet hoeft. Dan zie ik dat ze blij zijn dat het nog even op de oude manier mag. De manier die zij in hun jonge jaren hebben geleerd, waar zij goed in zijn geworden en vooral: waar ze trots op zijn. En dan zie ik dat “vooruitgang” voor veel mensen - en niet de minste - ook vaak helemaal geen vooruitgang is, maar eerder ontvreemding van wat hen lief was, ontwaarding van wat ze goed konden, en verlies van waar ze waardigheid en zelfvertrouwen aan ontleenden. De vooruitgangsutopisten zouden zich dat eens moeten realiseren. En zich er rekenschap van geven dat ook zij ooit oud zullen zijn, eerder dan hen lief is en eerder dan ze dachten, en dat ook zij dan geconfronteerd zullen worden met het razende tempo waarin hen de veranderingen worden opgedrongen. Een tempo dat dan nog hoger zal liggen dan nu. Want hebzucht kent geen ho. En alleen daar is het om te doen.

De TomTom gaat nu mee voor als we (toch nog) verdwalen….


Knar



zaterdag 8 juni 2013





ZORG



Vanmiddag (zaterdag) is er in het Oosterpark in Amsterdam een grote zorgmanifestatie. Alle geledingen die met de zorg te maken hebben zullen aanwezig zijn en de geluiden zullen hoogst kritisch zijn. Maandag is er in de Tweede Kamer het debat over de bezuinigingen in de zorg. Een onderzoek van AbVaKaBo heeft net aangetoond dat er vorig jaar in de geprivatiseerde ouderenzorg vele miljoenen winst zijn gemaakt, die niet ingezet worden voor zorg maar op de bank worden geparkeerd. Een groot aantal bestuurders in de zorg verdient ruim meer dan de Balkenende norm van honderdnegentienduizend euro per jaar. Balkenende zelf verdient inmiddels ook veel meer maar dat terzijde.
De zorg blijkt een zorg. En dat is opmerkelijk. Want in het lichtend spoor van rattenvanger Wiegel zou het toch allemaal zo mooi worden? De markt zou het allemaal regelen. De geloofsbelijdenis van rechts zou garant staan voor een veel betere wereld, niet alleen in de zorg maar ook in de zorg.
Na zo’n twintig jaar rechtse evangelisatie moeten we constateren dat het een zooitje is geworden. “Die schöne Plane sind alle gescheitert”. Mooi hè, dat Duits? Verzekeringsmaatschappijen die hun zaakjes regelen in het driehoekje Verzekering-Politiek-Zorgaanbieder en de patiënt volledig in de kou laten staan. Directies van zorginstellingen die schatten verdienen of de zaak ronduit belazeren. Verpleegtehuizen waar je al dood bent voordat je er dood gaat. Apothekers die er van pure ellende een beautyshopje bij gaan doen en hun medicijnen van een postorderbedrijf laten komen. Waardoor tussen bestelling en afhalen van de medicijnen tegenwoordig standaard twee à drie dagen verlopen. Alles verzorgd door een “assistente” die vaak amper Nederlands spreekt. Waardoor de wachttijden zo lang worden dat je beter brood en koffie kunt meenemen als je je medicijnen gaat halen. Huisartsen die plotseling “praktijkassistenten” hebben die bij doorvragen betaald blijken te worden door farmaceutische bedrijven die tuk zijn op meer afzet, vooral in modeziektes zoals Diabetes II. Hebt u het al? Nee? Let op, binnenkort hebt u het ook.
In maart 2009 schreef ik op deze plaats: “Marktwerking is goed voor heel veel. Maar met marktwerking krijgen we de moraal van de markt èn de marktkooplui op de koop toe”. Dat was vier jaar geleden. Profetische woorden, mag ik nu wel zeggen. Met die “moraal van de markt” zitten we nu in onze maag. Morgen demonstraties in het Oosterpark. Maandag een debat over bezuinigen. Een keerpunt, of toch nog maar even doormodderen? 

Tegen beter weten in.



Knar


donderdag 6 juni 2013





SLOPEN

 
Een vriend van mij heeft een Donkervoort. Dat is een apegeil sportwagentje waar met enige moeite twee mensen in passen en dat verder geheel bestaat uit opwinding, wind en knalpotlawaai. Toys for Boys, zeg maar. Voor wie hem wil zien: google Donkervoort, kies Afbeeldingen en het ding rolt in je schoot. De Donkervoort van mijn vriend is al ruim dertig jaar oud maar rijdt nog als de beste, en we gaan er binnenkort een clubrit mee maken in Engeland, de bakermat van het wagentje.
Formeel hoeven er geen gordels in te zitten vanwege de ouderdom van de wagen. Ze zitten er wel in maar mijn vriend gebruikt ze nooit en die aan mijn kant zijn te kort voor mij. Ik pas er niet in. Toch wil ik er in want zonder gordel rijden in zo’n sinaasappelkistje vind ik maar niks. Dus moest er een gordelverlenger komen. Die bestaan, voor als je op de achterbank eens een groot pak wilt vastzetten of voor als de gewone gordel niet rond het kinderstoeltje past. Maar het ding dat ik gekocht had paste niet op de gordel in de sportauto. Afwijkende maat van de sluiting. Inmiddels had ik mijn tanden al zo diep in het probleem gezet dat nu stoppen geen optie meer was. Dan maar over naar plan B. Dat betekende: naar een sloperij gaan, de kwestie uitleggen en vragen of ze niet ergens een grote bak met oude autogordels hadden waar ik eens in mocht graven. Met de onderdelen zou ik dan zelf wel een verlenger maken. De sloper hoorde me aan, hij begreep het verhaal, kreeg zienderogen meer plezier in het geval, maar een bak met gordels had hij niet. Ik mocht wel alle wrakken afschuimen om te kijken of ik iets vinden kon. Visioenen van ruim veertig jaar geleden kwamen me voor de geest. Als studentje deed ik alles zelf aan mijn toenmalige autootjes, en daarvoor zat ik regelmatig bij slopers voor onderdelen. Die ook eigenhandig uit de wagens moesten worden gesleuteld. Goed, daar gingen we dus weer.
Vanochtend ben ik gewapend met mijn gereedschapstas, een overall en een dosis goede moed weer naar de sloper gegaan. Op en over de wrakken geklauterd (ze staan tegenwoordig twee dik op elkaar), deurtje open, sluitinkje passen, nee, verder. In de hele berg was er één die de goede sluiting had. Een zwaar vernielde Subaru. Bovenop een andere auto. Trap er bij, gereedschap uitzoeken en losdraaien die hap. Tien minuten later was de klus geklaard. Ik trots naar de sloper, die er maar om lachten moest, een tientje aanpakte en me een mooie dag wenste. Dat was het al, het was net gisteren zomer geworden en ik had mijn riem.
Toen nog naar een zeilmaker in Zaandam voor een gesp en alles was in huis voor een zelf gemaakte verstelbare verlenger-met-passende-sluiting.
Mijn vriend is op vakantie en ik kan niet bij het wagentje. Ik zal het dus nog even moeten doen met de voldoening dat ik het weer heb geflikt.

Oude liefde roest niet.

Knar

zaterdag 1 juni 2013





DUITS

 


Mijn oudste kleindochter is een hoogst pienter meisje. Ik heb hier al eens het verhaal verteld over de rit die ik met haar maakte van haar gymclubje naar huis, waarbij ik verkeerd reed, en waar ze me de volgende keer fijntjes aan herinnerde. Wel, over die kleindochter gaat het hier.
Gisteren was het “papadag” in de familie, wat wil zeggen dat mijn zoon op de kinderen past en mama de kost verdient. Modern Times, maar ze hebben het mooi voor elkaar zo. Ik ga op papadag nogal eens een kop koffie halen bij mijn zoon, die dan alleen is met het enige kindje dat nog niet naar school gaat. Ook een meisje, dat zich die dag wellustig wentelt in de exclusieve aandacht van haar vader. Onschuldig nog, maar ik zie in een ver verschiet ook andere heren zich argeloos in haar netten verstrikken. Waarschijnlijk tot hun grote genoegen….
Maar over haar gaat dit verhaaltje niet. Het gaat over haar zus.
Vanwege het onverwacht mooie weer was ik maar eens met open kap naar mijn koffievisite gereden en al babbelend kwamen we op het idee om de kinderen om twaalf uur met de cabrio van school te halen. Dat zouden ze wel leuk vinden. Zo gezegd, zo gedaan. Toen ik de wagen bij het schooltje parkeerde paste hij wonderwel in het zonovergoten tafereel van bloeiende jonge moeders, vrolijk springende kindertjes en opgeluchte leerkrachten. Al gauw had ik de achterbank vol krioelend kroost en daar gingen we. Over mijn kleindochter - de oudste dus - hadden de leerkrachten zich al bij het ouderspreekuur - half-bezorgd, half geïmponeerd - uitgelaten in termen van zeer intelligent, hoogbegaafd enzovoort. Een bevestiging van wat we zelf ook al gezien hadden. Een trekje dat ook elders in de familie voorkomt, dat veel aandacht nodig heeft en waaraan we nu eindelijk misschien eens verstandig kunnen gaan werken. Maar dat terzijde.
In het klasje van mijn kleindochter is onlangs een Duits jongetje geland. Zijn ouders komen uit Hamburg, de vader doet in Amsterdam iets wetenschappelijks, de moeder iets in de zorg en hun zoontje zit in de klas van mijn kleindochter. Toen wij zo naar huis reden vroeg mijn zoon belangstellend:”Hoe ging het vandaag met het Duitse jongetje? “. “Oh, gaat goed hoor. Ik leg het hem een beetje uit, en dan doe ik het voor”.
Vier jaar, en dan “doet ze het voor”. Aan een Duits jongetje, dat met ogen op steeltjes naar de blonde krullebol naast zich zit te staren en niet weet hoe hij het heeft. Zijn ze hier allemaal zo?
Nee, ze zijn hier niet allemaal zo. Er zijn er maar een paar zo.

Zij is er één van.



Knar



maandag 27 mei 2013




AGOEOEOE...



Een paar manden geleden is mijn bestaan verrijkt met een vierde kleinkind. Deze keer bij mijn dochter, die in het buitenland woont. Ik ben nu twee keer op bezoek geweest. De eerste keer was een sof want ik werd ter plaatse behoorlijk ziek en bracht het grootste deel van mijn tijd door in het hotelbed. De tweede keer was gelukkig een succes. Ik had m’n eigen wagen bij me, reed daar rond met open kap als God in Frankrijk en smeedde een hechte band met het kleintje (althans dat denk ik graag). Tijdens mijn verblijf daar begon het kleine meisje net te “praten”. Op haar manier dan, heel vertederend maar natuurlijk volkomen onverstaanbaar. Het kernwoord van haar betoog was steeds :”Agoeoeoe…”. En dat is het nog steeds, want ik spreek haar nu wel eens aan de telefoon en als ik met een hoog stemmetje :”Agoeoeoe…” zeg begint ze meteen een heel verhaal. Haar woordenschat - of moet ik zeggen klankenschat?- is inmiddels al aardig uitgebreid en haar zwijgzame vader ziet met enige zorg aan dat er een tweede vrouw in huis is gekomen die hem gaat overweldigen met tekst. Eigen schuld dikke bult.
Wat mij een beetje overweldigt is het ongelofelijke reproductievermogen dat de natuur ook nu weer bij dit kleintje laat zien. Ik heb daar al eens eerder over geschreven maar het blijft me steeds weer verrassen en fascineren. (Bijna) ieder kind doet - binnen grenzen van kleine variaties - steeds weer hetzelfde in de dezelfde fase van ontwikkeling. Dat beginnende geklets, met dezelfde klankjes, zag ik in dezelfde tijd ook bij mijn andere kleinkinderen, het nadoen van de taal van de ouders en andere omstanders, het vreugdevol schoppen met de beentjes als teken van grote tevredenheid, het pittig blèren als teken van het tegendeel, het is er allemaal weer, ook in dat verre buitenland.
Het is heel opbeurend. Bij het ouder worden wil de gedachte zich nog wel eens opdringen dat het allemaal “dem Bach hinunter geht”, zoals de Duitsers dat zo treffend onder woorden weten te brengen. De eigen krachten nemen wat af, er komen makkes, de gang naar de dokter wordt langzaam een gewoonte. En dan is er weer zo’n splinternieuw exemplaar van de soort Homo Sapiens die op zeer vertrouwde wijze laat zien dat alle kwaliteiten weer in huis zijn, dat er animo is voor leven, stralende oogjes bij het vooruitzicht van lol, en alles weer precies zoals het sinds mensenheugenis is aangelegd.
OK meisje, neem de fakkel maar over, hij zal bij jou weer gaan opvlammen, als hij al wat op een laag pitje stond.

A(l) goeoeoe(d).


Knar



zaterdag 18 mei 2013



KLAS


Hebt u dat nou ook wel eens? Dat u iemand tegenkomt of op televisie ziet en dat u dan meteen denkt: hoe zou die geweest zijn als kind? Hoe zou die geweest zijn in de klas, vroeger? Mij overkomt dat regelmatig en ik vind het een leuk spelletje, want meestal krijg ik dan wel een beeld van die persoon als kind en kan ik me levendig voorstellen dat dat kind bij mij in de klas zou hebben gezeten. Op de lagere school of op de HBS. Het leuke er aan is dat m’n gevoelens voor die persoon dan plotseling veranderen, ze worden helderder, indringender en vollediger. Even een voorbeeld. Neem Mark Rutte. Komt regelmatig in beeld dus mijn lezers hebben wel een idee van wie ik bedoel. Als ik mij Mark Rutte voorstel als schoolkind in mijn klas dan zie ik voor mijn geestesoog een intelligent maar springerig ventje, niet groot, bewegelijk, geintjestrapper, altijd lachen, altijd uit op avontuur en overal met z’n eigenwijze neus vooraan. Geen vervelend kind, wel een beetje een “loner” vanwege z’n watervlugge intelligentie. Of het klopt met de feiten weet ik niet, interesseert me ook niet, maar zo’n kindbeeld erbij is voor mij wel handig om de man wat beter te doorgronden.
Een ander voorbeeld: Ivo Opstelten. Hebt u hem? Die grote, wat trage en vroeg-oude jongen in donkere statige kleren, niet goed in gymnastiek, misschien kind van oude ouders, zwijger voor het meeste van de tijd, om dan ineens zijn stem-als-een-luidklok te verheffen en zijn mening te geven waar iedereen in de klas, ook de leerkracht, naar luistert en even stil van is. Waarna hij weer zwijgt. Soms dagenlang. Bij ons in de klas zat zo’n jongen. Ivo krijgt daarmee voor mij meer profiel, ik denk dan vaak: o ja Ivo, daar komt het vandaan, zo zit jij in elkaar.
Nog één, en dan hoop ik dat u te pakken hebt wat ik bedoel: de nieuwe kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg. Als je ouders je zo’n voornaam geven zijn ze heilig van plan om van je opvoeding een daverend succes te maken. Denk ik dan. Anouchka dus. Slimme meid. Erg serieus en dat niet alleen maar als houding. Degelijk gekleed, uit de betere zaken. Leest graag de moeilijke boeken uit de bibliotheek, schrijft daar diepgaande samenvattingen over en verveelt de klas met veel te ingewikkelde spreekbeurten. Kijkt vaak ernstig, heeft een klein maar hecht cordon van meiden om zich heen die voorlopig weinig aandacht hebben voor de kerels want er moet nog veel worden gedaan. Geraakt als haar zelfbedachte integriteit schijnbaar of echt wordt geschonden. Beetje onbereikbaar.
Nogmaals, of het de waarheid is weet ik niet, ik heb voor deze column geen enkele research gedaan en maak graag gebruik van het recht van columnisten om er lustig op los te fantaseren.
Voor mij werkt het. Mijn mening over de mensen die ik ontmoet wil zich nog wel eens verdiepen als ik mij even tijd gun om me die persoon voor te stellen als kind, in de klas waarin ik ook zit. En mij af te vragen wat ik dan voor die persoon zou hebben gevoeld. De meeste mensen zijn als kind argelozer, eerlijker, minder kundig in het verhullen van zichzelf.
Dus, als variatie op een bekend spreekwoord:

“Toon me uw kindbeeld en ik zal u zeggen wie ge zijt”.



Knar



maandag 13 mei 2013





KALF



De inkt is nog niet droog waarmee ik m’n vorige column schreef over ons o zo kleine landje, of ik word recht in het hart geraakt door een berichtje op de nieuwssite van de NOS. “De trein tussen Grijpskerk en Buitenpost heeft een vertraging van drie kwartier opgelopen omdat de machinist samen met passagiers en de brandweer een pasgeboren kalf uit een sloot heeft gered”. Als kind woonde ik dicht bij dat spoorlijntje dus ik ga u even uitleggen hoe en wat.
Grijpskerk is een dorp ten westen van de stad Groningen, en er loopt een dieselelektrische trein van Groningen via Grijpskerk naar Buitenpost en dan verder naar Leeuwarden. Het treintje verbindt Groningen en Leeuwarden zeg maar. Vroeger (vijftiger jaren) was het een stoomtreintje, en hoorde ik het in de vroege morgen vanuit m’n warme bedje tsoeketsjoeketsjoek in de verte voorbijgaan. Het enige geluid in de stilte van dat immense weideland daar. Mijn vader zei dat er arbeiders in zaten die naar Leeuwarden gingen.
Later, toen we fietsen hadden was het een spel om naar de spoorlijn te fietsen en onder het bruggetje over de Trekvaart te gaan zitten als de trein daar overheen denderde. Als je dat durfde was je een held. Zo wordt de pikorde bij kleine jongetjes  vastgesteld. Ik durfde niet.
En als ik dit bericht nu lees over dat kalf word ik geraakt door de stoere eerlijkheid die er uit spreekt. Een eerlijkheid die me bekend voorkomt. De machinist van het treintje tussen Groningen en Leeuwarden  - vrijwel zeker een boerenzoon - kan het niet laten om de trein stop te zetten als er een kalf in de sloot ligt. Voor mij heeft zo’n man het hart op de goede plaats en dient hem één of andere reddersmedaille te worden toegekend. Had meneer Samsom het hart maar op die plaats….
Een kleine daad in de uithoek van een klein land maar toch weer groot, in al zijn oprechtheid. Heerlijk om zoiets te lezen, heerlijk om deze oer-Nederlandse mix van goedheid èn welbegrepen eigenbelang - een dood kalf is een schadepost - te vinden bij gewone mensen die even lak hebben aan de dienstregeling en doen wat gedaan moet worden.

Want daar moet je een hele held voor zijn.


Knar






KLEIN



Ik was even een week weg. Naar familie in het buitenland. Een groot buitenland en zo ver weg dat je in een snelle wagen twee dagen nodig hebt om er te komen. Dan ben je ver weg. Een andere taal, ander weer, andere gewoonten, ander eten (erg lekker) en heel andere politieke en culturele problemen. Zo’n lange rit daarheen en weer terug drukken je op een weldadige manier op het feit dat het Hollandse vaderlandje maar zo ietepietepeuterig klein is. Op de terugweg moest ik bij Raamsdonkveer (of all places…) omrijden want de weg naar Utrecht was versperd. Verdomme, moet ik nu helemaal over Den Bosch? Tot ik me realiseerde dat ik dan zeggen en schrijven drieëntwintig kilometer “om moest rijden”. Drie en twintig kilometer. Gisterochtend, in dat grote land, was het op een bepaald moment nog drieëntwintig kilometer tot het volgende restaurant. Ik dacht toen: lekker, zo koffie. Voelt u hem? Zo liggen de verhoudingen. En dat gevoel had ik even hard nodig toen ik in mijn eerste Nederlandse journaal sinds tien dagen geconfronteerd werd met het partijtje handjeklap dat de Partij van de Arbeid intern voert over het lot van uitgeprocedeerde asielzoekers. Ooit-Links heeft het er maar moeilijk mee. Dat Rutte op dit punt naar de pijpen danst van De Blonde Leider (en een groot deel van zijn eigen achterban, niet te vergeten) dat weten we, maar dat de leider van Ooit-Links “om der wille van de smeer” nu ook druk bezig is deze “kandeleer te likken” is veel leden toch wat te bond. Terecht lijkt mij. Meneer Samsom, het gaat hier om mensen. Meneer Samsom, even deze kant op graag. Ja, u. Ik zei:”Het gaat hier om mensen. Niet om baaltjes meel of stoeptegels”. Die in dit land overigens al weer veel te lang gewoon liggen te liggen waar ze liggen.
En helemaal op z’n Hollands wordt er dan gekoehandeld. Zo erg zelfs dat De Blonde Leider nu ook boos is op de toch zo principieel-hardvochtige leider van Ooit-Links.
En dan kijk ik over mijn schouder. Naar de mooie lange reis van gisteren en eergisteren. Naar de andere culturen die ik even mocht beleven. Aan dat enorme land waar ik doorheen mocht rijden, al die verschillende landstreken, allemaal even groot of groter dan Nederland. Wat zijn we dan klein. Wat zijn we dan schattig klein. En wat is meneer Samsom met zijn “principes” dan popperig klein. En wat is zijn vastberadenheid dan schattig. Een klein landje. Omrijden over Den Bosch even ver als de volgende kop koffie, in dat andere land. Voelt u hem nog? Ik kleineer niks hoor. Want voor die vreemdelingen blijft het vervelend wat meneer Samsom “met het oog op zijn positie” zo manhaftig blijft verdedigen.
Maar je gevoel voor verhoudingen neemt aanzienlijk toe als je zo nu en dan eens een lange reis maakt. Dan zie je ineens daar in het Noorden een klein landje liggen dat net weer een nieuw koninkje heeft, waar iedereen vreemde talen spreekt omdat anders helemaal niemand luistert, en waar in het Binnenhofje belangrijke mannetjes en vrouwtjes regelmatig rode kopjes krijgen van opwinding en belangrijkheid over probleempjes die alleen groot lijken als je even wegdenkt hoe ontzettend klein we zijn.

Tussen al die grote buitenlanden.


Knar



dinsdag 30 april 2013




KONING



Ik was vast besloten om iets anders te gaan doen. De stad uit, naar een mooie tentoonstelling ver weg, er niet bij zijn, en zeker niet naar de TV kijken. Ik moest er niets meer van hebben, van die lege poppenkast. Maar het lot besliste anders. Er was een manco aan mijn auto, niets ernstigs maar nu niet even op te lossen, en dus was ik “grounded”. Dan toch maar even kijken? De abdicatie was netjes en correct. De mensen buiten juichten precies op tijd, de oude majesteit glimlachte minzaam en de nieuwe majesteit zette een forse poot onder de akte. Weer gejuich buiten. Ik moest nog wel even denken aan de oorlogsomstandigheden waaronder zijn moeder in 1980 in de hoofdstad moest aantreden. Zouden al die krakers inmiddels een huis hebben? In ieder geval was de Dam nu veel tevredener dan toen. Leuk voor hem. En voor z’n moeder.
Het intermezzo tussen abdicatie en inhuldiging bleek precies voldoende om een forse pan Nasi Goreng te maken. Eet ik vanavond, en twee porties gaan de vriezer in. Makkelijk voor luie dagen.
Op tijd was ik weer op post voor het defilé der gasten. Eén van de boeiendste bezigheden van zo’n dag: naar de gasten kijken. De fraaie dames (Laetitia!), de stoere prinsen, de rijk gedecoreerde adjudanten twee pas links achter. “Geeeeft àcht, brengngngt groet!”. In dienst vond ik exerceren al zo mooi.
En dan wordt het pas echt leuk, en heel Nederlands. Dan opent de Voorzitter de Verenigde Vergadering van beide Kamers der Staten Generaal. Het is een “gewone” vergadering, met berichten van verhindering, ingekomen stukken enzovoort. De regering is geen lid van die Kamers, dus die is er nog niet. Staat buiten een koutje te pakken. Pas als de voorzitter de vergadering heeft geopend en de noodzakelijke administratie is aan kant krijgen “zij buiten” een seintje en schrijden ze onder indrukwekkend stilzwijgen de kerk binnen. Niet eerder. Mooie symboliek, en volkomen in lijn met de oudste tradities van onze republiek-met-erfelijk-koningshuis: een burgerparlement (de Staten) heeft de macht, de koning en zijn ministers zijn gasten.
De koning mag er daarna ook bijkomen. Hij heeft voor de gelegenheid een mooie oude jas aan, heeft een schitterende vrouw meegebracht en drie schattige dochtertjes, die bij oma zitten. Hij mag plaats nemen op een mooie stoel en dan mag hij zeggen wat hij komt doen en wat hem daaromtrent op het hart ligt. Dat deed deze koning dinsdagmiddag verrassend goed. Hij had een mooie speech waar hij voorlopig even mee vooruit kan. Hij bezorgde zichzelf een vliegende start, zeg maar. Goed gedaan, WA!
Maar dan is het Parlement weer aan zet. De koning moet gaan staan en blijven staan terwijl de leden van alle Kamers, van hier en van de Antillen, allemaal persoonlijk hun eed of belofte afleggen. Niet van trouw aan hem, maar aan de Grondwet. Die heel nadrukkelijk midden op tafel ligt, met de Kroon aan de ene kant, en Rijksappel en Scepter aan de andere kant. De Grondwet in het midden. Weer zo’n symbool.
Dan nog wat muziek en de koning verlaat de vergadering. Als ‘ie weg is neemt de voorzitter de draad weer op, dankt links en rechts wat mensen en sluit de vergadering met een klap van zijn hamer. Business done. Zo doen we dat hier.
Geweldig, en uniek denk ik. Ik denk niet dat er ergens ter wereld een land is waar de vorst bij zijn aantreden zo ondubbelzinnig duidelijk wordt gemaakt wie er eigenlijk de baas zijn. Dat zijn de burgers van dit land, die eerst nog even rustig de tijd nemen om hun jasje dicht te knopen voordat ze de vingers in de lucht steken voor de eed.

Poppenkast? Ja. Lege poppenkast? Niet helemaal.


Knar

zondag 28 april 2013





BEVERS



In het kader van de voortschrijdende Eftelingisering van Nederland heeft Staatsbosbeheer weer een stukje natuur gevonden waar we "wat kunnen leren". Deze keer door via een webcam dag en nacht "kennis te maken met het dagelijks leven van een beverpaar in de Biesbosch”.  (https://www.volgdebever.nl/). 
Bevers in de Biesbosch dus. Vrij dicht bij het bezoekerscentrum, zodat wij al kennismakend ook het gejoel van een schoolklas-op-excursie of een langsrazende brommer kunnen horen. De camera staat gericht op een geultje water dat van rechts onder naar links boven door het beeld loopt en waar aan het einde linksboven een zwarte vlek de ingang van de beverburcht markeert. Niet dat er van die bevers ooit iets te zien is want die dieren horen dat lawaai natuurlijk ook, maar toch is het de moeite waard om er zo nu en dan eens even te gaan kijken. Wat wil namelijk het geval? De overkant van het slootje heeft een klein uitstulpinkje, een schiereilandje van veertig bij veertig centimeter, een beetje naar voren in het water. Als de zon schijnt komen daar roodwangschildpadjes zich opwarmen. Ze zijn ooit door onverantwoordelijke lieden in de Biesbosch vrijgelaten en hebben daar kennelijk een puike habitat gevonden. Soms liggen er wel drie op de landtong. Die beesten hebben dat opwarmen  nodig, anders komen ze niet op gang. Op dezelfde plek is ook een paartje eenden neergestreken die ik wild heb zien paren in het slootje recht voor m’n neus, en die daarna heel tevreden samen op het zonnige walletje gingen liggen nahijgen. “Was ik goed?”. Ze zijn daar nog  regelmatig te zien en gaan er straks waarschijnlijk een nest jongen grootbrengen. Spanning en amusement, recht voor de camera. Vanochtend (zondag) was het helemaal bal. Op het eilandje lagen meneer en mevrouw Eend, op een randje had één van de schildpadjes zich weten te handhaven, beetje dringen tegen meneer Eend, en op een belendend perceel, dertig centimeter verderop lag nog een ander schildpadje in de zon. Van links vloog ineens een waterkip het beeld in, die eerst in het watertje ging rondplassen, toen uithaalde naar meneer Eend die lelijk terug deed maar daarna toch het veld ruimde samen met zijn geliefde en die daarbij achteloos de schildpad het water in schoof. Waarop de waterkip aan land ging om het er eens heerlijk van te nemen. Na een uur keek ik nog eens en toen was de kip verdwenen, twee schildpadden hadden zijn plaats ingenomen en het eendenstel lag nu op de wal, tussen het riet gezellig wat te praten.
Al die tijd van die bevers geen spoor. Staatsbosbeheer denkt er over om de camera wat te verplaatsen, zodat we dan beter de “activiteiten van het beverechtpaar" kunnen zien. Niet doen. Wat we nu zien is minstens zo leuk en minstens even spannend. En deze artiesten leven kennelijk hun contract wel na.

Natura docet.



Knar