maandag 30 mei 2016




REMAINS


In negentiendrieënnegentig draaide in de bioscopen de film "The remains of the day" met Emma Thomson en Anthony Perkins in de hoofdrollen. De film speelt in de jaren dertig van de twintigste eeuw in Engeland. Perkins is de bijna autistische butler op een groot landgoed die zich fanatiek vastbijt in de vele taken en verantwoordelijkheden die op zijn schouders rusten, en Thomson is de jongere huishoudster die op het landgoed wordt aangesteld en die achter de stalen pantsering van de butler een romantische geest meent te bespeuren. Die geest wil ze ontdekken - vanzelfsprekend alleen in the remains of the day. Haar goede en ook wel hartstochtelijke bedoelingen glijden echter op huiveringwekkende wijze af op de ondoordringbaarheid van zijn misvormde geest. Engelse upstairs-downstairstragiek van het zuiverste water. Ik denk dat ik de film wel drie keer heb gezien zonder me een seconde te vervelen.
Nu de pensioneringsdatum al weer lang achter me ligt, de wereld kleiner wordt door medische ongemakken en de kinderen met hun gezinnen op 120% van de dienstsnelheid door het leven razen (voor hen is het nu volop midday) voel ik me soms ook aangekomen in "the remains of the day". In dat wat er van de dag nog over blijft. Dat is een gewaarwording die vreemd genoeg niet alleen maar angstige of sombere gedachten oproept. "The remains of the day" is ook dat deel van de dag waarin de boog ontspannen mag zijn, waarin de verplichtingen wegvallen en waarin "de voeten op tafel" mogen. Wat ik dan ook graag doe. Maar het is ontegenzeggelijk ook het laatste deel van de dag. Dat deel waarin je terugkijkt op wat de dag gebracht heeft. En - anders dan in de film - is er geen "next day". Waarop je het allemaal nog weer anders kunt gaan doen. Waarin je fouten goed kunt gaan maken, de tuin nog eens opnieuw kunt gaan harken, of nog beter je best kunt gaan doen. Zoals mijn oude vader mij beloofde, twee dagen voordat zijn flakkerende kaarsje uitwoei.
There's only one day.

Make the best of it, including the remains.

Knar

maandag 23 mei 2016



FABRIEK

 
 
Zondag naar Buitenhof gekeken? Daar zat iemand van "de Argumentenfabriek". Nieuwe tijden nieuwe namen zullen we maar zeggen. Zoals iedere werknemer die er door z'n baas wordt uitgeflikkerd tegenwoordig zzp-er heet in plaats van gewoon werkeloze. "What's in a name?" schreef Shakespeare. Nou, in dit geval een heleboel zou ik zeggen. Maar…. we dwalen af.
Die Argumentenfabriek bracht me op een idee. Even uitleggen.
Door een hele reeks ingrijpende veranderingen in mijn leven in korte tijd was ik even perplex en een beetje het Noorden kwijt. Ineens zag ik het overzienbare stukje toekomst dat ik nog heb als een duistere affaire zonder veel perspectief. Er was wat teveel tegelijk weggevallen. Dat is een naar gevoel en ik wilde daar graag vanaf. Ook dat stukje toekomst dat ik nog heb moet toch zo aardig mogelijk worden ingevuld, vind ik eigenlijk.
Nu werd ik daarbij geholpen door de Nederlandse Spoorwegen. Dat klinkt misschien raar maar het is zo. Ik had nog één dag vrij reizen op m'n kaart staan en die moest voor 25 mei worden opgenomen anders was ik hem kwijt. Dus moest er een stevig stukje treinen worden gevonden waarmee ik waar zou krijgen voor m'n geld. Nu was het een oude wens van me om nog ooit eens met de trein naar Stavoren te gaan, daar de boot te nemen naar Enkhuizen en dan met de trein weer terug naar de hoofdstad. Het weer was goed, de boot voer volgens zomerdienstregeling - dat wil zeggen iedere dag een paar keer op en neer - en zaterdag j.l. was het zo ver. Eerst naar Leeuwarden met de Intercity, dan met het dieseltje door de Friese Zuidwesthoek naar Stavoren, daar een geplande lunch aan de kade en vervolgens het zeegat uit naar Enkhuizen. De trip verliep clockwork en tegen zessen was ik weer thuis. Moe maar zeer tevreden. Rondje IJsselmeer linksom voltooid. En de sombere gedachten waren een heel eind weg. Een nieuw spoor tekende zich voor mij af. Als ik ooit, terugziend op mijn leven, een tevreden gevoel wil hebben moet ik vooral blijven doorgaan met mezelf prettige ervaringen te bezorgen. Daar komen herinneringen van en die vormen samen een prettig beeld. Zo werkt het. De eerste herinneringen waren gescoord op de nieuwe weg. En toen ineens schoot me die Argumentenfabriek te binnen. Met dank aan de bedenkers: ik ga een Ervaringenfabriek starten. De rest van mijn leven zal ik met gepaste voortvarendheid proberen zoveel mogelijk zinvolle en vervullende ervaringen te creëren die na afloop makkelijk zijn om te zetten in prettige herinneringen. Een pakhuisje dat langzaam vol zal raken met de producten van de Ervaringenfabriek. Zodat er ook nog wat te genieten valt als de productie van de fabriek noodgedwongen wat zal gaan afnemen.

Waar de Nederlandse Spoorwegen al niet goed voor zijn.

Knar
 
 
 


PROBLEMEN

Genealogie is een aardig tijdverdrijf, vooral in zwang bij ouder wordende heren zoals uw auteur. De stambomen van beide takken van mijn familie verliezen zich al dra in de mist van voorbije eeuwen want veel prominent volk heeft er nooit bijgezeten. Niks aan de hand, voor het gros van mijn landgenoten geldt hetzelfde. En zij die wel kraaiend van plezier met een familiewapen op de proppen komen zijn niet zelden door handige oplichters ferm bij de neus genomen. Nederland was altijd al een allochtonen- en gelukszoekersland en dat stamboomt niet zo vlot.
Afijn, genealogie dus. Leuk, maar soms even niet. Bijvoorbeeld als je - wat mij recent overkwam - stuit op ten hemel schreiende toestanden van armoede en kindersterfte waar wij ons bij onze centrale verwarming geen voorstelling meer van kunnen maken.
Mijn vader stamt vanouds uit een geslacht van kleine binnenschippers uit de kop van Overijssel. In die streken werd veel turf gevaren vanuit de Drentse en Friese veenkoloniën naar stadjes als Hasselt en Zwartsluis waar de turf vaak werd overgeslagen op grotere schepen die de oversteek maakten over de Zuiderzee naar Amsterdam. De stad werd warm gehouden met de turf uit de koloniën. Niet alle kinderen van die schippers konden aan boord blijven of zelf een schip gaan varen. Velen gingen aan de wal hun geluk zoeken als rietsnijder, grondwerker of in het snijden en verwerken van wilgentenen voor zinkstukken, matten en dergelijke. Een kleine tweehonderd jaar geleden was een verre voorvader van mij grondwerker in dat gebied. Als zesentwintigjarige jonge man trouwde hij in 1822 een negentienjarig meisje dat toen drie maanden zwanger van hem was. Niet ongebruikelijk in die streek en in die tijd: je moest weten of je geen kat in de zak kocht. Het eerste kindje, een jongetje leefde amper twee maanden. En daarmee werd een gruwelijke optocht geopend van in totaal vijftien kinderen in ruim eenentwintig jaar waarvan er negen de leeftijd van drie jaar niet bereikten; één jongetje stierf toen hij zeven jaar was, één meisje toen ze zestien jaar was, en slechts één
bereikte de nu heel normale leeftijd van zevenenzeventig jaar .
Achttienvijfenveertig was voor de familie een absoluut rampjaar. Moeder stierf op één april, twee jaar na de geboorte van haar laatste kindje, een meisje, en maakte dus niet meer mee dat dat kindje ook stierf, anderhalve maand na haar. Ze maakte ook niet meer mee dat haar voorlaatste kindje stierf, op dertien april.
Vader stierf ook in dat jaar, zes maanden na zijn vrouw, vijf maanden na zijn voorlaatste kind en vier maanden na zijn laatste kind. Voor het einde van het jaar was vader drie maal naar het kerkhof gegaan om twee kinderen en zijn vrouw te begraven waarna hij er zelf ook in dat jaar nog kwam te liggen.
Tweehonderd jaar, acht generaties geleden. Het zal wel geen doorsneegezin zijn geweest. Maar voor die tijd en vooral in die streek toch vast ook geen hoge uitzondering. En dan te bedenken dat het mensen waren als wij. Met dezelfde gevoelens, dezelfde hoop op geluk en liefde, dezelfde hoop op een goed leven voor hun kinderen. Het kon het bestaan? Eén gedachte drijft bij mij boven na zoiets te hebben ontdekt:

Nog maar eens goed kijken naar de omvang van onze eigen "problemen".

Knar