maandag 29 augustus 2011




BURUMA


De spraakmakende Nijmeegse hoogleraar strafrecht Ybo Buruma is door de Tweede Kamer voorgedragen als lid van de Hoge Raad der Nederlanden, het hoogste rechtscollege in ons land. In de Kamer stemde de PVV blanco toen het over zijn benoeming ging, want Buruma “had wel eens iets onaardigs over 'Geert' geroepen en was in een grijs verleden zijdelings betrokken geweest bij een linkse beweging. Foei!“. Tot zover een citaat uit Elsevier digitaal van maandag 29 augustus. Ik kan het niet mooier zeggen.
Maar wat doet Buruma? Hij zegt zijn lidmaatschap van de Partij van de Arbeid op. “Omdat de kiezers van de PVV anders wel eens zouden kunnen denken dat hij te politiek is in zijn uitspraken als rechter”. Hoewel naar goed vaderlands gebruik deze gotspe weer eens zonder veel ophef voorbij lijkt te gaan zakt mij er wel even de broek van af.  Een aspirant-rechter van de Hoge Raad die zijn oren laat hangen naar populistisch rechts en afziet van zijn grondrecht om lid te zijn van een politieke partij? Het moet toch niet gekker worden. Al vaker was de geur van fascisme in het Nederlandse politieke bedrijf te ruiken maar altijd kregen ze van mij nog het voordeel van de twijfel. De casus Buruma doet die twijfel met sprongen afnemen. Het domste van de hele zaak is nog wel dat Buruma hiermee vol in z’n eigen voet schiet. Als rechter van de Hoge Raad heeft hij nu bewezen gevoelig te zijn voor politieke druk. Is hij dat alleen nu even, of is hij dat straks ook, als hij in zijn nieuwe functie een uitspraak moet doen waar “Geert” weer eens niet blij mee zal zijn? Misschien heeft hij die anderhalf miljoen kiezers van “Geert” nu tevreden gesteld. Maar wat moeten die andere tieneneenhalf miljoen stemgerechtigde kiezers in Nederland nu denken over de onkreukbaarheid van rechter Buruma?

Eén keer raden….

Knar


donderdag 18 augustus 2011



TIKTIK

TIK


Het is al weer decennia geleden  dat ik de middelbare school bezocht. Het dorp waar ik woonde lag ongeveer tien kilometer van de stad waar mijn HBS stond. Dat was dus iedere dag op de fiets, ‘s ochtends heen en ‘s middags terug. Toen ik zestien was geworden kreeg ik een brommer, eerst een oud Mobyletje van mijn opa en daarna een oude Batavus, opgeknapt door mijn handige maar nogal zuinige vader. Over beide vehikels zou ik een boek kunnen schrijven, maar hier gaat het nu even over fietsen. Vanwege bovengenoemde zuinigheid -van huis uit al tot astronomische hoogte opgevoerd en dan nog eens versterkt door schaarste tijdens de oorlog-  scharrelde mijn vader vrijwel verwrakte dus goedkope fietsen op waarvan hij dan heel handig een weer (bijna...) nieuw exemplaar fabriekte. Goed te berijden, dat wel, en stevig maar qua styling en imago niet altijd wat een puberende scholier zich wenst. Met grote jaloezie keek en luisterde ik naar de glanzende Gazelles waarmee de dokterskinderen uit de rijke wijken van de stad naar de school kwamen. Fietsen met trommelremmen die door verchroomde stangetjes werden bediend, en met een versnellingsnaaf van het beroemde merk Sturmey Archer. Wat mij het meest vervoerde was het chique getik van de versnellingsnaaf als zo’n fiets in de derde versnelling reed.  Tik tik tik tik…. Kwam alleen voor bij wind in de rug. Een geluid dat hoorde bij welstand, klasse, onthecht zijn aan de kleinheid der dingen en moeiteloos voorwaarts gaan. In die tijd beloofde ik mezelf dat ik óóit ook zo'n fiets zou hebben.
Het duurde om allerlei redenen belachelijk lang voordat ik me daarmee kon bezighouden maar een jaar of wat geleden was ik er aan toe om die belofte in te lossen. Te laat, want toen waren die Gazelles er natuurlijk niet meer. Alleen antiquarisch, en dan kostten ze een vermogen. Er waren wel Gazelles maar nu met van die gebogen frames van aluminium  en versnellingsnaven zonder geluid. Dat was niet de bedoeling. Tot mijn grote vreugde vond ik in een stil dorp toch nog een gebruikt exemplaar uit de oude doos. Weliswaar van een aanpalend merk maar wel met een ouderwets recht frame van ijzer, en met zo'n  Sturmey Archer versnellingsnaaf-met-trommelrem. Ik rij er al weer jaren op rond en deze week -wind
in de rug- kon ik nog weer eens opschakelen naar de derde versnelling. Het was stil op straat en van achter-onder klonk helder en duidelijk : tik tik tik tik. Het Geluid.

Gerechtigheid is geschied!

Knar


woensdag 10 augustus 2011



DIALECT




Als schrijver van columns acht ik mij verplicht de Nederlandse taal zo correct mogelijk te gebruiken. Hoewel ik nog een ouderwetse schoolopleiding heb gehad op een behoorlijk niveau, met dus ook veel Nederlands in mijn “pakket”, loop ik toch nog wel eens vast in een dt-kwestie of in het correcte gebruik van koppeltekens. In mijn vriendenkring bevindt zich een leraar Nederlands die mij in voorkomend geval meer of minder streng kapittelt. Hangt van zijn bui af. Om dat te voorkomen grijp ik nogal eens naar de regeltjes zoals ze heden ten dage in overvloed op het internet te vinden zijn. Daarbij valt me steeds weer op - wat ik eigenlijk al jaren wist - dat het Nederlands een vrijwel onmogelijke taal is. Ik denk niet dat er één zichzelf respecterende taal op de wereld is waarvan ten eerste door geleerden zo’n iedere tien jaar de schijfwijze wordt veranderd waardoor oudere generaties weer voor paal staan met wat zíj hebben geleerd, en waarvan ten tweede de grammatica berust op zo’n onoverzienbare berg van uitzonderingen, bijzondere regels, afwijkende vervoegingen en ga zo maar door. Zo erg dat bij de serieuze speurder al gauw de indruk ontstaat dat het een taal is die eigenlijk geen vaste regels kent. Een in de tijd langzaam aangekoekte, willekeurige en voortdurend bewegende verzameling van leenwoorden uit zo ongeveer alle talen van omringende en verder weg gelegen volkeren, in uiterste wanhoop dan maar gelijkgesteld aan het stadsdialect van de stad Haarlem en vanaf toen het Algemeen Beschaafd Nederlands genoemd. Niemand in het land spreekt die taal, behalve de autochtonen van Haarlem.
Symbolisch is de toestand wel. Wie enigszins bekend is met het uiterste westen van Duitsland en het uiterste oosten van Nederland zal met mij tot de conclusie komen dat Duitsland eigenlijk pas ophoudt bij de IJssel, of misschien zelfs bij het Apeldoorns Kanaal. En wie wel eens met een klein vliegtuig over west-Nederland heeft gevlogen weet voor het leven wat een ongelofelijke natte en zompige boel het daar is. Stabiliteit ho maar. Een vriend in Amstelveen moet voor een terrasje achter zijn huis palen van vijftien meter laten heien. Voor een terrasje!
Hoe kan in een land dat voor het ene deel uit buitenland bestaat en voor het andere deel uit aangeplempte moerassen een vast omlijnde en voor lange tijd éénduidige taal ontstaan? Morgen kan alles anders zijn. 
Nederlands is meer een taal voor huishoudelijk gebruik, een veredeld dialect dat in de loop van de tijd samengesteld is geraakt uit meerdere échte talen en daarom maar weinig vaste regels kent.

Zelfs onze taal maakt ons duidelijk dat we ooit allemáál asielzoekers waren in dit aardige land.

Knar


dinsdag 9 augustus 2011



KETTING




Mijn kleinzoon heeft inmiddels vakantie van zijn schooltje en wordt nu thuis “opgevangen”. Dat ging goed tot laatst op een middag dat mama toch even naar het werk moest en papa al naar het werk was. Of ik zo goed zou willen zijn om….
Ja natuurlijk, wat een kans! Dagenlang pijnigde ik mij af in het verzinnen van de meest ludieke uitstapjes. Tot mijn zoon vlakaf zei, dat hij een eindje fietsen met opa ook heel leuk zou vinden. Tja, wel wat schamel vergeleken bij de hoogstandjes die ik inmiddels had verzonnen, maar aan de andere kant….ook wel erg makkelijk. Het werd dus een eindje fietsen met opa. Maar niet direct.
Nog toen ik thuis was belde zijn moeder om te zeggen dat hij ziek was. Oorpijn. O jé, dat kan heel lastig zijn en tot veel gehuil aanleiding geven. Met het lood in de schoenen vertrok ik derwaarts. Aangekomen trof ik hem in diepe slaap op de bank en mama met een zorgelijke rimpel boven de neus. Ik stelde haar zo goed mogelijk gerust waarna ze de woning verliet. Ik ging maar eens wat thee zetten. Op het moment dat ik met een kopje thee de keuken uitkwam keek meneer met een triomfantelijk koppie boven de leuning van de bank uit en meldde dat hij ook wat wilde drinken. Zo gaat dat met gezonde “zieke” kinderen: hij had even een power-napje getrokken en was nu weer van zessen klaar. Goed, ook wat drinken. Daarna moest er een stapel boeken worden voorgelezen en toen was hij toe aan het fietsen. Helm op, fiets uit de schuur en klaar was hij. Ik haalde ook m’n fiets en daar gingen we. Stukkie om, naar het dorp.  De op- en afritten van de fietstunnel hebben beide een haarspeldbocht en ik vreesde het ergste. Overbodig, want met de tong tussen de tanden haalde hij ze allebei nèt. Dat was een terrasje waard. Hij consumeerde daar een Perenijsje en wilde weer fietsen. Ik ging voorop maar na enige tijd was ik hem kwijt. Hij stond midden op de weg met zijn fiets. “Ik kan niet trappen” schreeuwde hij en keek daarbij hoogst hulpeloos. De ketting was er af en zat lelijk klem. Wat nu? Fietsje met mijn slot aan een hek, ventje bij mij achterop, beentjes in de fietstassen en goed vasthouden. Ik zette mij aan het rijden en het ging goed. “Je moet opa goed vasthouden hoor”. Twee handjes omknelden mijn broekriem.  Ineens één handje weg. “Opa, ik kan met één hand !” “Ja vent. Goed vasthouden hoor”. Helemaal geen handje meer. “Opa, ik kan met losse handen”. Ik zei maar niets meer en liet de experimentator met evenwicht en zwaartekracht achter mij begaan. Ervaring is de beste leermeester. We raakten goed thuis en na een kort autoritje was de fiets ook weer thuis. Ik toog aan het werk met die ketting en hij ging gezellig bij me zitten en sloeg ritmisch met een stok op de bladeren van een tuinplant. Ineens was hij weg en keerde korte tijd later terug met een snoepje voor mij. Zelf had hij al. Dat hadden we verdiend vond hij “want jij doet mijn ketting en ik pets de planten”. Loon naar werken. De ketting kwam er weer op en ik liet hem een proefritje maken in het straatje. Hij knikte goedkeurend, reed nog een rondje en zette de fiets toen weg. Ook weer klaar.

Over oorpijn die middag niets meer gehoord.


Knar


maandag 8 augustus 2011



TOP GEAR




Het BBC-programma Top Gear mag zich wereldwijd in een grote belangstelling verheugen. Het is een autoprogramma waarin drie “deskundigen” nieuwe auto’s presenteren, auto’s “testen” en doldwaze streken uithalen met en in auto’s.  Ter verhoging van de feestvreugde figureert er in het programma een mysterieuze want onherkenbare autocoureur genaamd The Stig, die het echte werk voor zijn rekening neemt als het er op aan komt. Alleen al de vele speculaties over de identiteit van The Stig zijn een opwindend element in het programma. Succes verzekerd.
Nu zijn de heren Clarkson, May en Hammond officieel betrapt op misleiding van het publiek. En dat mag niet bij de “very British”  BBC. Wat wil het geval? In een recent programma werden elektrische auto’s getest. Eén van de auto’s, een Nissan Leaf, haalde de eindstreep niet vanwege een lege accu. Met veel misbaar moest het ding naar een ver verwijderd oplaadpunt worden geduwd. Conclusie van de heren: elektrische auto’s zijn maar niks. Naar nu is gebleken was de accu moedwillig halfleeg getrokken voordat de test begon. Misleiding dus, verontwaardiging alom.
En dan moet ik een beetje lachen. Zelf zie ik het programma regelmatig en ik vermaak me best. Niet alleen on de trucs die de boys uithalen maar ook om hun onverbeterlijke vooringenomenheid, bijvoorbeeld tegen Italiaanse auto’s. Alles wat daarvandaan komt en geen Ferrari, Maserati of Bugatti heet wordt apriori met de grond gelijk gemaakt, al is er nog geen meter mee gereden. En zo gaat het verder. Na een tijdje weet je het wel. Zo kon iedereen al van ver zien aankomen dat elektrische auto’s nooit of te nimmer de goedkeuring van de heren zouden kunnen wegdragen. Zij behoren nu eenmaal tot de oerconservatieve klasse van automobilisten voor wie eigenlijk alleen  peperdure bolides voorzien van overgedimensioneerde verbrandingsmotoren en topsnelheden boven de tweehonderd kilometer per uur het predikaat “auto” verdienen. Innovaties zijn verdacht, en al helemaal als de goeie ouwe verbrandingsmotor-met-loeiende-uitlaat eens niet van de partij is. Top Gear is geen serieus testprogramma, Top Gear is vermaak.

Lekker blijven lachen dus.

Knar


vrijdag 5 augustus 2011



GSM




Vanwege het leesgroepje waar ik lid van ben kocht ik vanmorgen in een gerenommeerde boekhandel het laatst verschenen boek van een moderne Duitse filosoof. In ons groepje was enige commotie ontstaan toen bleek dat een meerderheid deze filosoof wel eens wilde lezen. Wat hij schrijft hoort bepaald nog niet tot de "bronteksten" van het vak, hij is nogal een nieuwlichter en een minderheid in het groepje is daar niet zo van gecharmeerd. Het leesgroepje is nu wat kleiner.
Maar daar gaat het hier niet over. Het gaat erover dat ik vol opgewonden nieuwsgierigheid en ook een beetje vanwege een ijdele lust tot zelfverwennerij na de aankoop maar eens de straat overstak om in het trendy café aan de overkant  een kop koffie te gaan drinken en even te snuffelen aan mijn nieuwe boek.  Het café is trendy dus de clientèle zat grotendeels op het terras, reden voor mij om lekker binnen te gaan zitten, daar is het dan rustig en dat is bevorderlijk voor mijn concentratie. Dacht ik.
Rustig was het inderdaad als daarmee het aantal gasten wordt bedoeld. Niet rustig was het vanwege de te luide muzak zonder dewelke de jonge bediening het niet lijkt te kunnen stellen. Ook niet rustig was het vanwege een jonge vrouw die te luid in haar GSM tetterde over te private onderwerpen zoals echtscheidingsperikelen en de opvoeding van een kind. Waar ik vanzelfsprekend niets mee te maken heb en ook niets mee te maken wil hebben. Maar waar ik noodgedwongen naar moest luisteren. Omdat er van lezen in mijn boek toch niets terecht  kwam ging ik maar eens ongegeneerd op de dame zitten letten. Kennelijk lag bij haar de lat voor gêne aanzienlijk hoger dan bij mij want mijn onverholen blikken deerden haar in het geheel niet en ze ging rustig door met tetteren.
Een telefoongesprek, hoe lang ook, heeft echter de eigenschap een keer afgelopen te zijn, zo ook in dit geval. Na een laatste groet bleef ze wat verwilderd voor zich uitstaren, nam het communicatiemachientje weer ter hand, legde het weer neer en nam het toen met een gelukzalige glimlach weer op om een nieuw nummer te kiezen. Deze keer kennelijk van een vriendin, want het gesprek had nu het gehalte van “Hallo, met mij. Waar ben jij? Ik ben hier.” Een nongespek dus. Maar het bleef maar doorgaan, gesprekje na gesprekje. En steeds die wanhoop in haar blik als het weer afgelopen was. Tenslotte vervoegde zich een man aan haar tafel, die beslist niet aardig tegen haar deed maar die er wel voor zorgde dat het bellen afgelopen was.
Ik kon nog wat lezen.
Agorafobie is een psychische aandoening waarbij de patiënt angstig wordt in grote ruimten of bang is om de eigen vertrouwde omgeving te verlaten. Volgens mij lijden er veel meer mensen aan die ziekte dan we weten.

De GSM houdt ze onzichtbaar.


Knar


woensdag 3 augustus 2011



CRÊCHE




Als kind-van-vlak-na-de-oorlog, geboren in een traditionele familie in een traditionele provinciestad werd in mijn eerste levensjaren mijn wel en wee vooral bewaakt door mijn moeder. Pas met vijf jaar ging ik naar de kleuterschool en maakte pas toen kennis met wat je de samenleving zou kunnen noemen. Mijn eigen kinderen zijn alleen incidenteel onder de hoede geweest van externe krachten want hun moeder werkte niet buitenshuis toen ze nog klein waren. Mijn kleinkinderen daarentegen zijn nu stuk voor stuk consequent als baby naar een crêche gebracht en verblijven daar twee dagen per week twee dagdelen per dag onder vreemde hoede. Eén dag in de week is er een oma die thuis de honneurs waarneemt. Welke honneurs? De honneurs van het “opvoeden door anderen”. Ik kan niet ontkennen dat ik er lange tijd wat vreemd tegenaan heb gekeken, geïmpregneerd als ik was met de gedachte “kinderen opvoeden, dat doe je zelf”.  En ook “ach, die kleintjes, moet dat nou?” In het voordeel van de crêche moet ik wel zeggen dat mijn kleinkinderen er alledrie altijd zo rustig en goed gemutst vandaan kwamen. Iets moest er toch goed aan zijn. Ik kwam daar achter toen ik  laatst mijn zoon zou afhalen nadat hij zijn grut daar had afgeleverd en ik even fysiek kennis nam van de gang van zaken in zo’n crêche. Een goede crêche wel te verstaan, waar vakkundige vrouwen zich over die kleintjes ontfermen. Geen hankiepankie dus. Opa moest nog even een verhaaltje voorlezen voordat er vertrokken kon worden dus deed opa dat maar, niet in de laatste plaats tot genoegen van de leidsters, die vonden dat opa zo’n mooie voorleesstem had….
Wat daar gebeurt is volstrekt antiek. Terwijl moeder op het veld werkt (lees carrière maakt als advocaat of beursanalist) en vader jaagt op bizons of een loslopende mammoet (lees aan het werk is als salesmanager of buschauffeur) ontfermen de oma’s en de tantes (lees gediplomeerde crêcheleidsters) zich op volstrekt natuurlijke wijze over de nakomelingschap van de soort. Vergelijk het met de leeuwen, kijk naar de olifanten, daar gebeurt precies hetzelfde. En wat daar óók gebeurt: kerels wekken de argwaan en worden zonodig met woedend gegrom op veilige afstand gehouden.

Iets van te leren?


Knar