vrijdag 28 september 2012




LEEGTE


Zonder dat het de meeste mensen opvalt leven we in een bijzondere tijd. De tijd waarin de leegte voor altijd verloren zal gaan. 
Zolang de mens bestaat had hij zich te verhouden tot de leegte om hem heen zodra hij het gezelschap van zijn medemensen had verlaten. Op de weg naar een andere stad, in het bos om een boom om te hakken, op het erf om de kippen te voeren: leegte. Waar verder geen mensen waren was de leegte van de natuurlijke wereld. Soms kon de mens nog de illusie hebben van contact door een meelopende hond of een paard, maar daar hield het dan ook mee op. Dat vanzelfsprekend zich verhouden tot de leegte is aan het verdwijnen, en waarschijnlijk voorgoed. Tussen mens en leegte staat vanaf nu het platte doosje met het kleine scherm. Het toverdoosje waarvan al eeuwen sprake was in legenden, sagen en sprookjes, dat de mens in staat zou stellen alles te weten wat overal gebeurt, alleen maar door het doosje aan te raken. Het is er eindelijk, en iedereen wil het hebben. Natuurlijk, dat waarover al in sprookjes wordt verteld wil iedereen hebben als het er is.
Maar, zoals ook al vermeld in de sprookjes, het doosje heeft zijn bijkomstigheden. Eén ervan blijkt de teloorgang van de leegte te zijn. Waar de confrontatie met de natuurlijke leegte eeuwenlang de bron was van meditatie en diepzinnige gedachten, van intense natuurbeleving en onweerstaanbare scheppingsdrang is het nu de aanleiding om het doosje te grijpen en de mail te checken. Of te kijken hoe duur het huis van de buren is. Of wanneer het zal gaan regenen. Of van welke feestjes welke foto's zijn gemaakt door wie. Of wie….. Kortom: geen leegte meer. De leegte is op z'n retour.
En dan denk ik met weemoed aan de Vlaamse priester-dichter Guido Gezelle, die dichtte: "Mij spreekt de blomme een tale, mij is het kruid beleefd….".

Mij ook. Maar ik heb dan ook niet het platte doosje met het kleine scherm.


Knar




dinsdag 25 september 2012




SOG

 


Vandaag eens een verhaaltje uit een heel andere doos. Een korte beschouwing - want een column - over een soort van gedrag dat wij allen veel om ons heen zien en waaraan velen van ons zich ook regelmatig - bewust of onbewust - schuldig maken. Het woord schuldig is niet het goede woord voor wat ik bedoel maar past uitstekend in de context van dit verhaal.
Waar wil hij nu toch heen?
Waar ik heen wil is een korte verhandeling over het zogenaamde slachtoffergedrag (SOG). Ieder van ons kent in zijn of haar omgeving wel mensen die één van de vele vormen van SOG vertonen. Ik geef wat voorbeelden. Er zijn mensen die bij alle gelegenheden die zich voordoen aan alle aanwezigen voortdurend uitleggen hoe moeilijk en neerdrukkend hun bestaan wel niet is. Dat zijn de SOG-gers die het meest in het oog lopen. Meer geraffineerd SOG treffen we aan bij mensen die vrij stil door het leven gaan maar zo nu en dan een vreselijk verhaal opdissen over wat er in hun leven allemaal aan de hand is en hoezeer zij daarmee bezig zijn c.q. onder lijden. Soms volgt dan nog een korte beschrijving van de heldhaftige rol die zij in deze baaierd van ellende dagelijks spelen. Daarna weer droeve stilte. En dan zijn daar nog de volledig zwijgzamen die in gezelschap broeierig voor zich uit zitten te kijken, zich zichtbaar ongemakkelijk voelen bij vreugde en jolijt en die lang voor het einde van het feestje alweer vertrokken zijn. De echte lijders.
Waarom doen deze mensen zich dat aan? Het moet in hun geest een jungle zijn van droevige en neerslachtige gedachten, de vreugden van het leven gaan ongebruikt aan hen voorbij en zij spoeden zich in hele en halve duisternis richting graf. Nu is dat van ons allen de eindbestemming maar gelukkig zijn er velen die begrijpen dat de periode daarvóór vele kansen biedt. De SOG-gers niet.
Zij hebben doorgaans inderdaad nare dingen meegemaakt en misschien maken ze die nog wel mee. Dingen die zo naar waren dat zij er - misschien vanwege hun jeugdigheid op dat moment - niet tegen opgewassen waren. Dat is heel spijtig en een reden om vooral met kinderen heel voorzichtig te zijn en ze goed te verwennen. Met de nadruk op goed.
Een mens zoekt van nature zijn voordeel, daar ben ik van overtuigd. Zonder dat trekje waren we er al lang niet meer geweest. Uitgeroeid door de Sabeltandtijger of zo.
Dat zoeken naar voordeel gaat zo ver dat mensen die klem kwamen te zitten onder narigheid en daar niets tegen konden doen ook daaruit een voordeel gaan proberen te peuren. Ze ontwikkelen SOG. Als slachtoffer ben je bijzonder, als slachtoffer kun je misschien rekenen op support van de anderen, misschien vinden ze je zielig en krijgen ze medelijden. Eindelijk aandacht, eindelijk wat ondersteuning, eindelijk gezien worden. Heerlijk. Dat het ondersteuning is die nergens toe leidt is voor de echte SOG-ger niet belangrijk. Het voordeel op de,korte termijn is voldoende. Waardoor het SOG nog weer wordt versterkt enzovoort.
Eén van de fraaiste voorbeelden van collectief SOG vind ik nog altijd Haïti. Op twaalf januari 2010 beefde daar de aarde zo hard dat grote delen van het eiland verwoest werden. Ondanks vele miljoenen opbouwhulp ligt een groot deel van het land er nog steeds volledig verwoest bij en scharrelen de bewoners wat rond tussen de puinhopen. Iedere TV-ploeg krijgt weer te horen en te zien hoe zielig ze zijn. Een ander voorbeeld - iets langer geleden - zag ik bij de grote aardbeving in oktober 2005 in het Noorden van Pakistan. Het weer was daar toen heel slecht en reddingswerkers konden het gebied maar moeilijk bereiken. Op TV waren daarna beelden te zien van boeren die op hun hurken in het puin zaten te kankeren op het gebrek aan hulp van de regering. Achter de boeren was hun ingestorte huis te zien, waaruit heel zichtbaar volledig intacte houten balken en golfplaten staken, die met enige inspanning onmiddelijk zouden kunnen worden gebruikt voor het bouwen van tenminste een hut. Niets daarvan, zitten, kou lijden en kankeren. SOG in optima forma.
De moraal van dit verhaal?

Bekijk de dingen ook eens van hun andere kant. Waarschijnlijk ontdek je daar veel bruikbare balken….



Knar




zaterdag 22 september 2012





HAREN


Terwijl ik vrijdagavond geboeid zat te luisteren naar een lezing van de Britse politiek filosoof John Gray in de aula van de Universiteit van Amsterdam zette in Haren
op hetzelfde moment een zooitje tuig de boel ernstig op stelten. Bestaat toeval? In Amsterdam stond John Gray te somberen over de onzin van de moderne vooruitgangs-mythen en in Haren werd hij op zijn wenken bediend: een kleine vergissing in een uitnodiging op het vermaledijde Facebook ("Vind ik niet leuk") kon er voor zorgen dat het grauw uit zijn holen en spleten tevoorschijn kroop om in het deftige professorendorp de boel kort en klein te slaan.
De kern van het betoog van Gray is, dat wij als mensen in de loop van de eeuwen weliswaar technisch grote vooruitgang hebben geboekt maar dat er van een ethische of morele vooruitgang in het geheel geen sprake is geweest. Als schrijnend voorbeeld haalt hij Dick Cheney aan, de vorige vice-president van de Verenigde Staten die formeel verklaarde dat hij martelen een gerechtvaardigde vorm van verhoor vond. Waarmee volgens Gray eeuwen van Verlichting in een handomdraai teniet werden gedaan en we als met een tijdmachine terug in de duistere Middeleeuwen werden geplaatst. En niemand van belang die protesteerde.
In Haren werd
op hetzelfde moment voor zijn sombere visie het overtuigende bewijs geleverd: het technische hoogstandje Facebook maakte het mogelijk dat het grommende grauw in een oogwenk gemobiliseerd was voor een vernielzuchtige opstand tegen alles wat orde en gezag heet, een opstand zoals het mensdom die in alle eeuwen van zijn bestaan heeft gekend.
Moeten wij wanhopen? Ja en nee. Ja, wij moeten wanhopen aan het succes van al te verreikende utopieën zoals die van een alles en iedereen prettig verbindend Facebook. Maar ook aan die van bijvoorbeeld een verenigd Europa, een belang van weinigen waarvoor velen nu door het stof moeten en van hun veiligheden worden beroofd. Denk aan Griekenland.
Nee, wij hoeven niet te wanhopen aan het succes van idealen en utopieën die we koesteren in de kleine kring van ons persoonlijke leven, in ons gezin of in onze directe vriendenkring. Daar waar we persoonlijk effectief kunnen bouwen en sturen kan in ethische en morele zin wel degelijk vooruitgang worden geboekt. Veel van mijn lezers en lezeressen kennen dat van dichtbij.
 
Maar Facebook hebben we daarbij volstrekt niet nodig.


Knar



donderdag 20 september 2012




TACITUS


Het eerste deel van de avond ben ik doorgaans gekluisterd aan het beeldscherm vanwege mijn grote voorliefde voor Duitse krimi's. Die worden namelijk in het eerste deel van de avond uitgezonden. Iedere werkdag weer. Soms moeten ze wijken voor voetbal en dan heb ik mijn beste dag niet. Een paar dagen geleden was ik op die manier getuige van verwikkelingen binnen een Hamburgs Politiekorps. Gespeeld natuurlijk maar toch. Eén van de agenten laat zich wanhopig ontvallen :"Früher litten wir unter Verbrechen, heute unter Gezetze" (Vroeger leden we onder de misdaad tegenwoordig onder de wetten). Waarop zijn collega onmiddelijk aanvult :"Tacitus". De Romeinse senator en geschiedschrijver Tacitus schijnt dat gezegd te hebben en een eenvoudige agent van de Hamburgse politie weet dat. Ik heb het opgezocht en het klopt.
Welke geüniformeerde agent in ons lieve vaderland kan Tacitus gepast citeren en een collega vinden die dan onmiddelijk weet dat Tacitus wordt geciteerd? Niet één, dat geef ik je op een briefje. Ooit een Vledder of een Keizer betrapt op citaten van klassieke schrijvers? Of de Cock himself, met cee o cee ka? En dat zijn dan nog rechercheurs, geen dienders in uniform. Niets daarvan, stel je voor dat de kijkcijfers dalen. En die zouden in Nederland onmiddellijk dalen als het gehalte klassieke citaten de nullijn in opwaartse richting zou passeren. Jammer eigenlijk, dat we op zo'n onschuldige maar niet mis te verstane manier, door een krimietje van de buren, op onze achterstand moeten worden gewezen. We tobben niet alleen met de achterstand van bepaalde kinderen binnen ons onderwijs, het onderwijssysteem zelf heeft ook nog eens een achterstand ten opzichte van dat van onze buurlanden. Studeren in België is niet voor niets weer zo populair. Als we nu tòch een fatsoenlijke regering gaan krijgen van twee of drie fatsoenlijke partijen, met ieder voldoende bestuurservaring en fatsoenlijke programma's, zullen we dan ook eindelijke eens wat gaan doen aan het fatsoeneren van ons onderwijs, het weer op peil brengen met dat van onze buren, en onze kinderen alles bieden wat ze nodig hebben voor een fatsoenlijke ontplooiing? Zij moeten toch straks zorgen voor ons fatsoenlijke pensioen? Nou dan.

Een beetje Tacitus kan daarbij geen kwaad.



Knar




dinsdag 11 september 2012




RUST


Mijn trouwe lezers zullen met enige verbazing hebben geconstateerd dat ik nog niet tekeer ben gegaan tegen de heisa rond de verkiezingen. Ze zullen zich herinneren dat ik bij een vorige gelegenheid ruimschoots de kans greep om mijn ongenoegen te uiten over wat ik toen "het feessie van de media" noemde. Deze keer niet. Waarom niet? Omdat ik - terwijl ik nog op vakantie in het buitenland was - al in de gaten kreeg dat de kermisexploitanten in ieder geval mijn columpjes terzake niet hadden gelezen en de heisa dit jaar nog weer groter zou zijn dan in andere jaren. Bij thuiskomst besloot ik dan ook figuurlijk de gordijnen te sluiten, de datum van twaalf september af te wachten en dan te zien wat er uitgekomen was. Ieder debat heb ik consequent weggedraaid, iedere krant heb ik stelselmatig gemeden, het enige dat ik me toestond was het volgen van de Peilingwijzer van de NOS. Daaruit maakte ik op dat de heisa inderdaad nog weer wilder was dan vorige keren en dat een lijsttrekker door bestudeerd machogedrag er zomaar vier of vijf zetels bij krijgt. In één avond. Waarmee definitief bewezen is dat Nederlandse verkiezingen niet meer gaan over politiek maar dat het een Idols-vertoning is geworden. Niet voor mij. Ik sloot me af, en ging in politieke contemplatie. Net als vroeger. Toen ging de Nederlander in de aanloop naar de verkiezingen eens rustig bij zichzelf te rade over wat hij of zij er eigenlijk van had gevonden, de afgelopen jaren. Of de eigen partij het waard was om er weer op te stemmen, of dat het deze keer maar eens wat rechtser of linkser moest zijn. In het volle besef dat één stem niet de verandering brengt, maar in het even volle besef dat het uitbrengen van één stem het maximale is dat een burger op het moment van de verkiezingen kan bijdragen. En dat is goed.
Het bevalt me, die rust. Ik heb duidelijke gevoelens bij wat de Nederlandse politieke partijen er in de afgelopen twee jaren van hebben gemaakt. Welke posities ze hebben gekozen en welke niet, wat de grote thema's waren (en hoogst waarschijnlijk zullen blijven) hoewel sommige partijen ter gelegenheid van de verkiezingen soms
ineens heel nieuwe thema's aandragen en daar dan werk van maken. Doet me een beetje denken aan de winkelier die ter gelegenheid van de uitverkoop partijen rotzooi uit een ver land laat komen en dat tegen dumpprijzen (maar toch nog met forse winst) de goedgelovige klant aansmeert als "koopjes". Voor wie het gelooft.
Afijn, morgen is het allemaal voorbij. Dan zal voor de eerste keer - let op! - niet de Koningin maar de nieuwe Kamer een informateur aanwijzen.

Symboolpolitiek of echt meer democratie? We zullen het zien.



Knar




maandag 3 september 2012




BOSCHDIJK


Dat is dan het leuke van eens hier en daar gewerkt te hebben.
In Eindhoven heeft een sloopbedrijf geprobeerd de kantoortoren van Philips op te blazen. Tot verbazing, vreugde en woede van onderscheiden betrokkenen kwam de kern van het gebouw, de kolom met de liftschachten en de trappen na de explosie trots en eigenwijs uit de stofwolken tevoorschijn, beetje scheef maar verder of er niets gebeurd was. Dat zal velen in en om Eindhoven tot denken hebben gestemd, en mij ook. Wat wil het geval?
In de jaren zestig, direct na mijn middelbare school heb ik kort gewerkt bij Philips-Licht, de groep die ontwik-kelingswerk deed aan gasontladingslampen. Straat-verlichting, zeg maar. Boeiend en leerzaam werk voor een snotneus die net van de HBS kwam, belangstelling had voor Natuurkunde en wel eens de handen uit de mouwen wilde steken. Onvermijdelijk kwam ik in aanraking met de Philipscultuur zoals die toentertijd heerste in de lichtstad. Het gebouw dat nu niet wil vallen heette bij ons toen Philips-Boschdijk, wat enigszins een scheldwoord was. Wij waren van Philips-Emmasingel en dat was techniek. In Philips-Boschdijk zat de directie maar er zaten ook de commerciële jongens van Verkoop. En tussen Techniek en Verkoop heerste toen een forse animositeit. Wij, de technici, maakten voorbeeldige producten die de tand des tijds langdurig zouden kunnen weerstaan, maar die jongens van de Boschdijk vonden dat dan weer te duur en knoeiden net zo lang samen met obscure ontwerpers tot ons prachtige stukje techniek verworden was tot een prul dat een overlevingskans had van een jaar. Geen wonder dat die Japanners op ons inliepen.
Beetje gechargeerd maar daar kwam het wel op neer. En die van Philips-NatLab (research) en Philips-Strijp (productie) dachten er net zo over. Lekker puh.
Een zekere Boonstra - ja die nog eens wat had met Sylvia Toth, die - heeft het hoofdkantoor van Philips van Eindhoven naar Amsterdam verplaatst en Philips-Boschdijk werd overbodig. Eigenlijk verbaast het me dat het er nog zo lang heeft gestaan. Maar daar zou dan nu een eind aan gemaakt worden. Niet dus.
Philips-Boschdijk heeft ruggengraat en blijft nog even staan. Philips-Boschdijk laat nog even zien dat het niet zomaar te nemen is. Philips-Boschdijk neemt wraak op al diegenen die min over Philips-Boschdijk hebben gedacht. Philips-Boschdijk neemt wraak op meneer Boonstra die dacht dat je de ziel van een bedrijf zomaar even naar dat lichtzinnige Amsterdam kunt verplaatsen. Philips-Boschdijk toont dat het stiekem sterker is gebouwd dan op de tekeningen stond (zegt nu de sloper).
Over een paar dagen is Philips-Boschdijk definitief weg. De sloper zal nieuwe trucs van de plank trekken en hij zal wel winnen. Op de lege plek zullen wel huizen komen. En daarom is het zo nodig om nu, op dit enkelvoudige punt in de tijd, zo propvol Philipssymboliek, nog even stil te staan bij deze opmerkelijke gebeurtenissen.

Een gebouw spreekt.

Knar




zondag 2 september 2012




KONIJNTJE


Dit jaar heb ik een deel van mijn vakantie besteed aan kunstzinnige vorming. Op het internet vond ik een aantrekkelijke advertentie van een klein cursusinstituut in de Franse Auvergne waar schilder- en beeldhouwlessen worden gegeven. Nu is beeldhouwen iets dat ik nog nooit had gedaan en dat al jaren op mijn "nog-eens-doen" lijstje prijkt. Dus dat was snel geregeld. Een goede vriend die even wilde uitblazen na een hectische periode op het werk ging ook mee, niet om zich kunstzinnig te uiten maar om gewoon een weekje te luieren bij het zwembad.
Aangekomen viel het ons allemaal nog meer mee dan in de advertentie. Het huis was ruim en aangenaam, onze kamer was ruim en aangenaam, de badkamer was ruim en aangenaam en de gastheren waren vriendelijk en voorkomend. Ik noem ze Jacques en Mo, waarbij Jacques de kunstenaar-cursusleider was en Mo de man van het huis en de keuken. Een vrolijk stel waar je mee kon lachen. Onze groep bestond uit twee dames waarvan er één ook ging beeldhouwen en één ging schilderen, en ik. Klein groepje, heel overzichtelijk en prettig. Al thuis had ik bedacht dat ik wel een konijntje wilde maken. Compact figuurtje, overzichtelijke vorm, en toch leuk. Moest te doen zijn voor zo'n eerste keer in één week. Ik had wat foto's bij me van het soort sculptuurtje waar ik aan dacht. Leuk om als startpunt te gebruiken, vond Jacques, maar nu nog wat meer beweging. Oei, even lastig. Na wat geteken vond ik ineens het aanzichtje dat het zou gaan doen en dat mijn inspiratie zou zijn voor deze week. 

Beeldhouwen is leuk. Je zoekt een steen waar je gedroomde beeld wel zo ongeveer in zit, die weeg je (afrekenen bij Mo!), en je gaat letterlijk aan de slag met het "uitpellen" van het ding. Niet te hard slaan anders sla je sterren. Wat dat precies zijn ervoer ik later....
En dan ochtend na ochtend nijver doorhakken, 's middags officieel vrij maar ook dan soms
nog doorhakken als er wat tijdnood was, en ondertussen verwend worden door Mo met zijn fabelachtige lunches en verbijsterende diners. De man zou in Amsterdam steenrijk worden met een cateringzaakje. Maar koken met uitzicht op een eindeloze vallei en opdienen op een zonnig terras waar hongerige "kunstenaars" steeds weer zijn schalen leeg schrapen bevalt hem beter. Begrijpelijk.
Langzaam kwam mijn konijn tevoorschijn. Toch weer net anders dan ik had gedacht, want ja, de steen, de steen. Heeft zo zijn vormen en stelt zo zijn eisen. Naast mij werd ook soms hevig gezucht en gesteund als het daar ook niet helemaal naar wens ging. Maar dan toch eindelijk op de laatste dag: af! Ik hield al een poosje van het konijn dat ik zag komen, maar toen hij dan eindelijk schoongespoeld en glanzend op mijn werkbok stond was ik er een beetje verliefd op. Mijn konijntje. Jacques en Mo hadden heel ontroerend een echte vernissage voor onze kunstwerken georganiseerd met Kir Royal, hapjes, een kinderrijk gezin uit de buurt als gasten, onze kunstwerkjes op zwarte consooltjes en de schilderstukken aan de muur. Helemaal echt, en helemaal goed.
Mijn konijn heeft, strak in een dikke handdoek gerold, nog een week met me meegetoerd door Frankrijk, maar staat nu dan mooi - weer op een zwart consooltje - naar buiten te kijken in Amsterdam.

Jacques gaat mij nog een mailtje sturen over hoe ik die sterren er een beetje uit krijg.



Knar


zaterdag 1 september 2012




NEIL



Net teruggekomen van vakantie bereikt mij het bericht dat Neil Armstrong is overleden. De eerste man die voet zette op de maan, in juni 1969. Voor mijn generatie één van de vele wonderen waar wij getuige van mochten zijn, en voor mijn generatie dus een verlies om even bij stil te staan. Een tijdperk wordt (opnieuw nog maar eens) afgesloten.
Voor mij blijft die eerste maanlanding altijd verbonden met een mooi verhaaltje dat ik hier zal vertellen.
In de zomer van negentiennegenenzestig had ik mijn eerste jaar op de universiteit er op zitten. De universitaire zomer duurde toen nog heerlijk lang maar net als nu was de universitaire portemonnee na een tijdje toch echt leeg. Ik besloot vakantiewerk te gaan zoeken en begaf mij naar een daartoe ingericht uitzendburootje. Dat had een baantje voor mij bij een grote  bierbrouwer in een naburige stad. Ik had al een autootje dus ik daar op mijn eerste maandag heen. Het werk bleek te bestaan uit het lossen van "lege" biervaten, van pallets op een rollenbaan. De hele dag. Sommige "lege" biervaten waren nog half vol. Daar was mijn gestel niet op berekend en in de avond reed ik dan ook naar huis met het vaste besluit daar NOOIT meer naar toe te gaan. In het plaatselijke krantje vond ik diezelfde avond nog een oproep van een ijscoboer die een venter nodig had. Ik daar de volgende morgen voor dag en dauw heen, we werden het snel eens en 's middags kon ik beginnen. Op een ijscokar met een "ijzeren hond" ervoor, een éénwielig ding met een maaimachinemotor waarmee het hele geval werd voortgesleurd. Zo tufte ik door vooral de arbeiderswijken van mijn stad, had de grootste lol en verkocht heel aardig. Tingtingting. Bij thuiskomst om zes uur was de baas meer dan tevreden. Dat had hij van zo'n lettervreter niet gedacht. Of ik die avond ook nog een rondje wilde maken. Het was inderdaad prachtig warm weer en 's avonds zouden al die afgejakkerde arbeiders wel zin hebben in een ijstaart of zoiets terwijl ze zaten uit te puffen voor hun deur. En zo geschiedde. Mijn handel liep als een trein, het grotere werk deze keer, en ik werd wat overmoedig. De maan scheen hoog en helder aan een wolkenloze hemel en toen er veel volk om mijn kar stond wees ik op die maan en merkte als terloops op:"Daar lopen ze nu". Het werd stil en glazige blikken waren mijn deel. Tot een oud moedertje met één tand het woord nam en namens de verzamelde menigte mij toewierp:"Geleufde gij dà?" Ik studeerde inderdaad nogal zuidelijk. En hoe ik ook praatte, mevrouw liet zich zulke apekool niet aansmeren, want "dà kannie". Dik tevreden met haar ijsje slofte ze richting keukenstoel, liet zich neer en keurde het Amerikaanse wereldwonder geen blik meer waardig.

Men moet zijn beperkingen kennen, nietwaar?




Knar