donderdag 26 april 2018




DEBAT


Symptomatisch: het debat in de Tweede Kamer over de kwestie Dividendbelasting liep nog volop toen ik gisteravond naar bed ging. Vanochtend wilde ik op het on-line nieuws even zien hoe het afgelopen was. Het was al weer weggezakt. Ik moest eerst een dikke korst ander nieuws wegkrabben voordat ik vond dat een motie van wantrouwen tegen de minister-president met 67 voor en 76 tegen was verworpen. Klaver had het over een gele kaart, Asscher over een rode, maar de man zit er nog. Typisch PvdA: nog steeds wartaal uitslaan.
Rutte kan liegen dat het gedrukt staat. Dat weten we inmiddels. We weten het zo goed dat er allerlei woordjes voor in omloop zijn. Teflon-premier, woordspelletjes, vrolijkheid, een gladde, enzovoort. Vergoelijkende woordjes, ontstaan uit onmacht tegenover een politicus met een meerderheid en weinig fatsoen. De ironie wil dat Wilders, doorgaans geen kampioen van het fatsoen, gisteren fatsoenlijk afstak tegen de rest met zijn vurige betoog voor eerlijkheid.
Maar het allerergste is natuurlijk dat het Parlement inmiddels is gedegradeerd tot een ongevaarlijk koffiekransje dat zich opwindt over bonnetjes en mailtjes. Het middel is al lang weer doel geworden. Een keiharde natuurwet die altijd opgaat. Ook gisteren ging het debat niet over de hoofdzaak, het stiekeme besluit om de dividendbelasting af te schaffen en daarmee de schatkist een schade van 1.4 miljard te berokkenen - een bedrag waarmee bijvoorbeeld veel pijn uit het Zorgdossier kan worden weggenomen - maar over de vraag of de minister-president al of niet had geweten van memo's en mailtjes. Dat is in Nederland spannende politiek.
We kunnen er vrolijk over doen, we kunnen er de schouders over ophalen, maar het is en blijft een teken aan de wand: Nederland wordt krachtiger dan ooit bestuurd vanuit de directiekantoren van het bedrijfsleven en op het Binnenhof spelen we poppenkast. We noemen dat Parlementaire Democratie. Dat bekt lekker en leidt de media effectief weg van waar het werkelijk gebeurt.
Rutte zit er nog. Dat zei ik al. Zal hij toch nog vertrekken? Ik denk het niet. Hij is te nuttig. Voor dat bedrijfsleven waar ik het al over had. Hij voert braaf uit wat daar wordt gedicteerd, zoals Balkenende en Kok voor hem (ziet u dat alle kleuren goed zijn?), hij laat MH17 rustig doodbloeden - vergeef me de bittere ironie - want schadelijk voor de handel, schudt wel weer met de anderen dapper zijn vuistje tegen Rusland als er "gif" wordt ontdekt, want (indirect) weer goed voor de handel, en is uiteindelijk dan toch weer zo voorspelbaar als de koude wind in Nederland. Met een variatie op het oude thema: "Cherche le Commerce". Dan weet je altijd waar je een Nederlandse premier kunt terugvinden.

Toch nog een geruststellende gedachte.



Knar


maandag 23 april 2018



ZONDE

Eén van de verleidingen van de grote stad is dat veel winkels iedere zondag open zijn. Albert Heijn spant daarbij de kroon door op alle dagen van het jaar (ja, ook op Eerste Kerstdag en Pasen) open te zijn van acht uur 's morgens tot tien uur 's avonds.
Voor mij als kind uit een orthodox gereformeerd milieu is dat nog steeds een beetje zondig. Voor de niet-ingewijden: zonde is datgene doen waarvan de christenen denken dat God dat verboden heeft. Op zondag inkopen doen hoort daar zeker bij. Gisteren deed ik het toch. En een week geleden en twee weken geleden ook al. Het wordt een gewoonte, het gaat er bij horen en het is verdomd gemakkelijk. Tenminste dat dacht ik.
Ik dacht dat omdat ik de vorige keren nogal vroeg was gegaan. Eigenlijk alleen voor wat boodschappen die ik vergeten had te kopen. Toen was het rustig in de winkel en was ik ook snel weer buiten. Dat voelt dan aan als een kleine zonde. Gisteren ging ik wat later op pad, voor een grote zonde: een echte boodschappenlijst met van alles en nog wat. Ook de basis-victualiën. En voor die zonde werd ik ter plaatste gestraft.
Aan het einde van de zondagochtend verzamelt zich bij mijn AH-winkel (een heel grote) een hoogst opmerkelijk type mensen. Jong, wit, welgedaan, lawaaïerig, vaak met kleine kinderen, en met de mentaliteit "Ieder voor zich en God is dood". Als deze mensen Nietzsche zouden kennen zou hij onmiddelijk postuum de status van popster of goeroe krijgen. Maar ze kennen hem niet want daarvoor zijn ze veel te druk met geld verdienen en uitgeven.
Voor deze mensen is de wereld hun playground en de winkel van Albert Heijn hoort daar bij. Hoewel duidelijk zichtbaar is dat zich honderden mensen in de winkel bevinden doen ze of ze er alleen zijn, rauzen met hun karren kris kras tussen de rekken door, staan met kar en gezin uitvoerig te overleggen midden in een doorgaand pad, steken grote kruispunten over zonder op of om te zien en roepen sorry als ze iemand aanrijden. En verder gaat het weer. Sorry roepen schijnt altijd genoeg te zijn, wat je ook doet. Laatst wilde ik met mijn omfloerste blik een zebra oversteken die begon op het fietspad voor mijn neus. Ondanks mijn witte attentiestokje werd ik bij mijn eerste stap op de zebra vrijwel over mijn tenen gereden door een woest aanstormende fietser die op het verkeerde fietspad reed (het zijne lag aan de overkant van de weg) en ook niet stopte voor een voetganger op een zebra. Heel fout dus. Ik schrok behoorlijk. "Sorry, sorry" riep hij. Ik riep terug dat hij wel wat beter moest uitkijken. Hij draaide zich om en riep "Ik zei toch sorry?" en vloog door, nog steeds aan de verkeerde kant. Die mensen zijn tweede helft zondagmorgen in overmaat bij Albert Heijn.

Mijn straf.

Knar

maandag 16 april 2018



BêTA


Vanochtend is bij mij een screenreader bezorgd. Een ding waarmee ik weer teksten kan lezen die ik tot hu toe niet meer lezen kon. De monteur die het apparaat kwam brengen, maakte zich zorgen over het parkeren. Hij had eerder al een klusje in deze wijk gehad en moest nu eigenlijk de wijk uit en kon de komende 3 uur uur niet in de wijk parkeren. Zo is dat in onze wijk geregeld. Toen ik zijn bezorgde gezicht zag herinnerde ik mij dat ik bij de gemeentelijke parkeerdienst Cition een of andere bezoekers-vergunning kon aanvragen. Nadat de man mij de nieuwe machine had uitgelegd en was vertrokken keek ik maar eens op het internet. De gemeente Amsterdam heeft een site voor zaken die met de parkeervergunning te maken hebben. Maar zoals alles wat met bestuur te maken heeft in Amsterdam, het is een warboel. En vanaf dat moment begint eigenlijk mijn verhaal.
Ik ben een bêta-mens. Al vanaf de lagere school heb ik meer belangstelling voor techniek, cijfertjes en wiskunde dan voor gebabbel en gedoe. Dat zette zich voort in mijn middelbare schooltijd en daarna ging ik werken bij Philips en Natuurkunde studeren. Allemaal bêta bêta bêta. Natuurkunde studeerde ik aan de Technische Hogeschool in Eindhoven en zonder het te weten woonde en leefde ik in een bêta-stad. Eindhoven is een bêta-stad. Veel later bracht ik nog eens een bezoek aan een roeiclub daar en toen ik daar was proefde ik er ook de bêta-sfeer. Ook daar was het bêta-virus doorgedrongen. In Amsterdam is dat niet zo. Amsterdam is al bijna 1000 jaar een handelsstad en daar heeft het bêta-virus weinig invloed. Daar gaat het om handel, babbelen tot je erbij neervalt, ruzie maken, vrede sluiten, winstjes maken, een contractje hier en een contractje daar, allemaal mensenwerk en gerommel. En dat is wat je terugvindt bij de gemeente Amsterdam. De manier waarop zo'n site voor een parkeervergunning in elkaar zit is typisch Amsterdams. De redeneertrant is niet logisch en strak maar zwaait alle kanten op. Waarschijnlijk volgens een eigen logica waarvoor ik geen antennes heb. Het komt volgens mij nooit echt op zijn doel.
Amsterdamse inboorlingen hebben daar geen moeite mee. Zij ruiken, voelen en begrijpen wat er bedoeld wordt en vinden ook in dat rommeltje hun weg. Wat mij geweldig verbaast. En me meer dan ooit onder de indruk brengt van de manier waarop de geschiedenis van een stad zijn sfeer en de geest van zijn autochtone bevolking bepaalt. 
Ik moet mij dus niet meer boos maken over een rommelige site van Amsterdam, maar mij neerleggen bij het feit dat ik in een stad woon die niet bêta is. Wil ik dat nog anders, dan moet ik verhuizen. Naar een stad waarvan ik weet dat het bêta-denken daar nog een kans krijgt.

En dat is niet in Amsterdam.


Knar

zaterdag 7 april 2018





BURNOUT

Soms gaat het leven van een columnist over rozen. Als er bijvoorbeeld in het nieuws weer eens een artikel verschijnt waar de kolder en de waanzin aan alle kanten van afdruipen zonder dat de auteurs dat in de gaten hebben. Dat zijn de sappigste.
Vandaag werd ik wat dat betreft op mijn wenken bediend. Ik kwam bij NOS.nl een artikel tegen over burnout bij studenten. Dat schijnt verschrikkelijk te zijn.
Nu kan ik me daar wel wat bij voorstellen want al decennia lang volg ik de ontwikkelingen van het wetenschappelijk onderwijs met een grote zorgrimpel boven de neus. Uit het artikel blijkt overigens dat ik ook leerlingen van het Hoger Beroepsonderwijs studenten moet noemen; één van die zorgrimpels.
Burnout bij studenten dus. Sinds de openstelling van het wetenschappelijk onderwijs voor brede lagen van ook de minvermogende bevolking - zeg sinds begin jaren zestig - zijn de studentenaantallen enorm toegenomen. Financiering daarvan werd steeds moeilijker, dus begon er druk te komen op de lengte van de studie. Toen ik in 1968 aankwam op de universiteit was het eigenlijk alleen het goede fatsoen dat je er toe bracht de studie in een redelijke tijd af te ronden. Ik deed zes jaar over een studie Natuurkunde en dat was voor die tijd en dat vak heel netjes. Geen vuiltje aan de lucht. Voelt u hoe burnout-vrij dit allemaal klinkt? Dat was het ook. Gaan studeren was een groot, spannend en aantrekkelijk avontuur met veel nieuwe dingen, soms enige zorgen maar ook met een lokkend perspectief. Als je de campus voorgoed verliet had je kans op een tamelijk comfortabel en welgedaan leven.
Van dat alles is niets over. Niet dat het studeren ook nu niet zijn aantrekkelijkheden heeft maar de stress is vele malen groter en het perspectief is vele malen twijfelachtiger. Studeren is een kleurloos massabedrijf geworden waarin je vanaf de eerste dag wordt opgejaagd om in zeer korte tijd en met heel weinig geld heel veel stof te verwerken. Van enige reflectie is geen sprake - wat naar mijn mening één van de meest saillante kenmerken van een hogere studie moet zijn - met als gevolg dat de doctorandus in de volksmond een soort clown is geworden die onbegrijpelijke taal brabbelt en niet erg serieus genomen hoeft te worden. Denk aan ingenieur Akkerman van Kooten en de Bie. En vergelijk dat met de bijna vrome verering die lui als Cornelis Lely (Waterstaat), Jan Pen (Economie) en Hendrik Casimir (Natuurkunde, Philips) ten deel viel.
De hoogtijdagen van het wetenschappelijk onderwijs - en dus van de student - zijn lang voorbij. Studentjes branden op. Zoals iedereen in deze "samenleving", die uitsluitend op winstmaximalisatie gericht schijnt te zijn. En waarin de hulpterreur bloeit als nimmer tevoren. Want dat is één van de distels die het heel goed doet op het puin van een beschaafde cultuur. Het eerder genoemde NOS.nl artikel geeft daar uitvoerig verslag van.
Letterlijk staat er :"Het actieplan mikt bijvoorbeeld op een betere begeleiding tijdens de eerste weken in een nieuwe studie. Maar ook betere toegankelijkheid van studentenpsychologen, weerbaarheidstrainingen, jaar-lijkse screening van studenten op mentale gezondheid of coaching van docenten."
Zei ik het niet? Hulpterreur en winstmaximalisatie.

Arme student. 


Knar