donderdag 21 juli 2011



MORAAL





Het is zondagmorgen, ik zap wat langs de TV-kanalen en kom terecht bij een gesprek op BBC 1 tussen anchorman Andrew Marr en vice-premier Nick Clegg  over de actuele mediacrisis in Engeland. Voor hen die later hebben ingeschakeld : de brutaliteit van het Murdoch-kranten-imperium is de Engelsen over de schoenen gelopen en een algemene verkettering van de krantenmagnaat en zijn bende is het gevolg. Murdoch heeft inmiddels in alle kranten een grote advertentie geplaatst met het opschrift “We are sorry”. Vraag van Marr aan Clegg is, of dit nu helpt. Clegg betoogt omstandig hoezeer het immorele van Murdoch’s gedrag verwerpelijk is en hoezeer het volk snakt naar morele standaarden en middelen om die te handhaven. Hij trekt daarbij een gezicht alsof dat de gewoonste zaak van de wereld is.
Ook in eigen land wordt gemord over vermeend immoreel gedrag bij de vrije jongens. Denk maar aan de discussie over de reuzensalarissen van de topdogs in de zorg. En denk maar aan de verkettering van Dirk Scheringa, toch ook ooit een hogepriester in de Rechtse Kerk. En denk maar aan de verontwaardiging over het vermeend immorele gedrag van landen als Griekenland die wat al te vrolijk hebben gedanst rond het Gouden Kalf van een sterke euro .
Wat ik wil betogen is dat het in al deze gevallen gaat om lieden of landen die naar de normen van de vrije markt zich uitstekend hebben geweerd maar die “in the end” toch altijd weer worden afgerekend op het (im)morele gehalte van dat gedrag. Ondanks de heilsleer van de Vrije Markt, het evangelie waarin winstmaximalisatie de weg naar opperste zaligheid is en alles lijkt toegestaan om tot die zaligheid te geraken, ondanks dat blijkt uiteindelijk die goede oude moraal de maat der dingen te zijn. In 1989 eindigde onbloedig de Koude Oorlog met de overwinning van het kapitalisme op het communisme. Geen vernederende vredesvoorwaarden deze keer, maar aardige bezoekjes van Gorbatsjov aan Thatcher en Reagan. Ook vernederend natuurlijk, maar niet direct als zodanig zichtbaar. Wel zichtbaar - voor wie het zien wilde - was de golf van Angelsaksisch kapitalisme die vervolgens in rap tempo de hele wereld overspoelde en overal de standaard zette. Maar net als in de negentiende eeuw, toen het socialisme het antwoord werd op de grove uitbuiting van de arbeidersklasse door dat kapitalisme, lijkt ook nu weer een tegenbeweging te ontstaan, ook weer gefundeerd op de kennelijk onverwoestbare drang tot rechtvaardigheid bij de massa’s. Zonder een Marx of Engels deze keer, zonder een arbeidersklasse deze keer en sneller omarmd door politici-met-historisch-besef.
In de geschiedenis herhaalt zich niets op dezelfde manier.

En toch, l’ histoire se repête…..

Knar


zaterdag 16 juli 2011



VRIENDJE




Mijn kleinzoon van vier-en-een-half gaat sinds een half jaar naar school en hij beleeft daar vele avonturen. Zo moest hij al na een week meemaken dat zijn wat ruige hartsvriend Anton* hardop “kut” zei in de klas. Waarschijnlijk imponeerde de reactie van de juf hem veel meer dan het feit op zich, want Anton zegt in klein comité zoiets wel vaker en dan is kleinzoon amper van de kook. Nu echter leidde het tot een verontwaardigd-opgewonden gefluister : ”Opa, Anton zei kut in de klas”.
“Nou nou, die Anton toch” meende ik te berde te moeten brengen, mij ervan bewust dat als ik hier al veel misbaar over zou maken, ik later geen kruit meer droog zou hebben voor grootvaderlijk commentaar op veel ernstiger zaken.
Een ander avontuur was de nieuwe rugzak die ik voor hem kocht en waarover ik hier heb geschreven in de column “RUGZAK”. Aan het ding hingen poppetjes in de vorm van voorwereldlijke monsters (het was een dino-rugzak) en daarmee maakte hij vooral bij de jongedames in de klas geweldig de blits. Hij is overigens toch wel vrij populair. Als hij in of op één van de vele gezinsfietsen door het dorp wordt gereden zijn er altijd wel “brothers in arms” die hem luidkeels begroeten, iets dat hem zichtbaar goed doet. En zijn ouders ook.  Zou toch een indicatie kunnen zijn dat hun nageslacht met succes bouwt aan een sociaal netwerk, en dat is in deze tijd maar mooi meegenomen. 
In zijn combinatiegroep 1&2 -kleine dorpsschool- zitten zowel kinderen die ouder als die jonger zijn dan hij. Na de vakantie blijft hij weliswaar in die groep maar hij schuift in anciënniteit wel een rang op, de oudere kinderen verdwijnen naar groep 3. Hij lijkt dat in de gaten te hebben en gedraagt zich op voorhand al een beetje stoer, zodat hij straks als “ouderejaars” een goed figuur zal slaan. Maar kennelijk ontsnapt het machismo hem nog wel eens want onlangs trof de juf hem aan in "de verkeerde hoek”. Ze hadden allemaal een hoek moeten kiezen om daar te spelen en nadat hij een hoek had gekozen zat hij plotseling in een andere hoek, bij een meisje.
Toen de juf hem om opheldering vroeg zei hij:”Ze heeft niet zo vaak een vriendje en nu zit ik bij haar”. Juf was diep geroerd.
 
En opa ook.

Knar

* namen zijn om reden van privacy veranderd.

zaterdag 9 juli 2011



SCHAEP




Zaterdagavond was het weer raak. Weer zo’n verrukkelijke aflevering van de vervolgserie op ‘t Schaep met de Vijf Pooten, nu genoemd ‘t Vrije Schaep. Geestelijk vader Eli Asser schrijft niet meer maar zijn geest waart nog vrolijk rond op de camping-aan-zee waar Kootje, tante Door, opoe Withof, Lukas en de rest van de Mokumse bende de zomer doorbrengen. Van tevoren weet je nooit waar de rasacteurs in deze serie je zullen raken, maar dat je geraakt zult worden -mits van een bepaalde leeftijd- staat vast. De eerste hit was deze keer voor opoe Withof (Carrie Tefsen), die steeds maar zeurt om kokosmacronen, die er steeds niet zijn, waarop ze dan maar genoegen neemt met Jodenkoeken. “En Negersoene, die fint ik ook so hééérlijk…!” Baf, daar heeft ze me. Negerzoenen.
Ik ben negen, ik heb zakgeld gespaard, en voor de eerste keer in mijn leven ga ik geheel op eigen houtje een Negerzoen kopen. Mijn eerste lustaankoop. Ik heb de met chocola overgoten moppen al een tijd zien liggen op een glazen schaaltje in de etalage van bakker van de Pol, van andere kinderen weet ik dat ze wit en schuimig zijn van binnen en hoewel ik vermoed dat de aankoop de goedkeuring van mijn ouders niet zal wegdragen besluit ik dat het er van zal komen. Ik koop een Negerzoen. De idylle is van korte duur, buitengekomen zet ik mijn tanden in het ding en ervaar dat een Negerzoen voornamelijk bestaat uit smaakloze lucht. Bij die ene Negerzoen is het gebleven.  Maar opoe tovert het hele tafereel glashelder en met alle emoties terug op mijn netvlies.
Aan het eind van de aflevering is het weer raak. Kootje (Pierre Bokma) en tante Door (Loes Luca) zullen ter ere van het vijfentwintigjarig huwelijk van Arie (Ton Kas) en Riek (Jenny Arean) een duet zingen.  Bokma komt op in een geel pak en met een krans van zonnestralen om zijn hoofd geknoopt. Hij is de zon en begint - tegen een woud van violen - het prachtige duet te zingen van de Zon en de Zee, dat Ramses Shaffy en Liesbeth List ooit aan Nederland schonken. Loes Luca is de zee, en ze huppelt even later als zeemeermin tevoorschijn om haar partij voor haar rekening te nemen. Een majestueus liefdesduet van twee mensen die chronisch verliefd op elkaar zijn maar te beschroomd om het elkaar te zeggen. Zo knap gedaan, zo ontroerend onbeholpen en daarmee zo hartverscheurend prachtig. “Een man mag niet huilen”  zingt Arie; maar er volgt toch een traan…..

Eli Asser, je wordt nog zeer bedankt.

Knar


woensdag 6 juli 2011



SPORT



Al vele jaren wordt mijn zomer opgeleukt door Roland Garros, Wimbledon en de Tour. Beide tennistournooien zijn inmiddels achter de rug, de Tour draait op volle toeren. Dit jaar voor het laatst met Mart Smeets en dat spijt me. Ik zal de oude meester missen. Such is life.
Vandaag trokken de renners over een traject van 165 km door een zonovergoten Bretagne. Kronkelende, niet al te brede wegen die bij wielrenners de roep hebben gevaarlijk te zijn. Het gevaarlijke zit hem zowel in het wegdek -niet erg vlak, veel bochten, weinig signalering en bolle randjes- als deze keer ook in de wind. Ik ben geen kenner maar vooral zijwind schijnt gevaarlijk te zijn als er langs de weg op onregelmatige plaatsen obstakels staan zoals bosjes, huizen en schuurtjes waar de wind verraderlijk achter vandaan kan springen. Al die ingrediënten waren vandaag in Bretagne aanwezig.
Als er gevaar voor vallen dreigt willen wielrenners altijd zo ver mogelijk voor in het peloton rijden. Hoe verder voorin hoe groter de kans dat de valpartij àchter jou plaats vindt, denken wielrenners. Dus kropen ze vanmiddag  als bange eenden op een hoop voorin. Waardoor het daar zo druk en gevaarlijk werd dat gruwelijke valpartijen het gevolg waren, met gebroken sleutelbeenderen, lappen afgeschaafd vel en heftig bloedende ellebogen. Afschuwelijk, een slachting. Opvallend hoe de TV-commentatoren zo’n bloedbad dan  ter plekke ombouwen tot een roemrijke gebeurtenis met mannenmoed, karakter, taaiheid en doorzettingsvermogen als dragende thema’s. Domheid komt in dat rijtje niet voor, terwijl het met stip de belangrijkste oorzaak is. Een goede tweede zijn de vermaledijde clicks. De klemmetjes waarmee de wielrenners met hun schoenen vastzitten aan de pedalen. Belangrijk omdat je dan ook bij het optrekken van het been kracht kunt zetten, maar fataal als je even een been moet uitsteken om niet te vallen. Altijd te laat met die clicks. Wielrenners donderen altijd om als een duikelaartje, let maar eens op. Met fiets en al. Vandaar al die loshangende huidlappen en dat gebroken sleutelbeen. Skaters hadden dat probleem ook maar bij de traditie van hun sport past het dat zij beschermstukken toelaten tot hun uitrusting en zij komen aanzienlijk vaker ongeschonden van de piste. Bij de traditie van het wielrennen past dat niet.
En daarmee stoten we op “des Pudels Kern” : bij sport draait het alleen  schìjnbaar om de rationaliteit van hyperlichte carbonfietsen, computergestuurde versnellings-bakken en luchtgeveerde loopschoenen. In werkelijkheid gaat het om heldendom, romantiek, traditie en vorm. Hoe irrationeel ook. Iedere sport zijn eigen mores, tradities, do’s and don’ts, rituelen en drama. Sport is geen technologie, sport is -volgens de Duitse filosoof Peter Sloterdijk- een laatste uiting van de Renaissance, waarin de idealen van de Antieke Wereld worden verheerlijkt.

Daar horen flinke verwondingen bij.


Knar


zaterdag 2 juli 2011



OOG


 
Ruim twee jaar geleden werd ik onverwachts bezocht door een pittig defect aan mijn linkeroog. Er ontstond diep van binnen een bloeding die -naar verwachting- alleen te stoppen zou zijn met een lange reeks van ingewikkelde ingrepen, waarbij ik sowieso een groot deel van het licht en het zicht uit dat oog zou verliezen. Een aantasting-om-erger-te-voorkomen. Soms is het leven hard.
Het werd nog wat harder toen na een periode van relatieve rust ineens opnieuw bloedingen optraden, waarna de artsen letterlijk de messen slepen om dit varkentje dan maar eens -en hopelijk nu voorgoed- te gaan wassen. Een nieuwe, uitvoeriger ingreep was nodig.  En zo kon het gebeuren dat ik gisteren 1 juli werd opgenomen in het ziekenhuis voor een dag(deel)-behandeling, compleet met een echt ziekenhuisbed, operatiekleding, een operatie en een afkick-uurtje.
De operatie is technisch erg interessant maar complex en griezelig, dus niet voor hier. Lokaal verdoofd dus ik mocht er bij zijn.
Nu is dat relatief want ik werd compleet verstopt onder een soort groen circustentje, met alleen een gat voor het kwade oog. Zag ik weer niks want dat oog is even helemaal niks waard. Daarom juist die operatie. Toen ik dan maar mijn goede oog open deed zag ik alleen het groene tentdoek en het stangetje boven mijn borst, waar het tentje mee omhoog werd gehouden en waaraan heel slim een zuurstofslangetje was vastgeplakt. Benauwd zou ik het niet krijgen in mijn éénpersoonscocon.  Nog een sluwe truc : om de verdoving pijnloos aan te brengen werd de prikplek eerst verdoofd met een watje met cocaïne, letterlijk even een verdovend middel. Van de prik voelde ik dus niks, en daarna al helemaal niets meer. Heerlijk. Ik lag ook nog onder een dekentje van weer zo’n modern stofje dat je helemaal warm en droog houdt. Het matrasje op de tafel was ook aangenaam en ik kreeg waarachtig de neiging om een uiltje te gaan knappen. “Dames, gaat u rustig uw gang, vader is even vertrokken”. Oogartsen in een ziekenhuis zijn heel vaak vrouwen, makkelijk te combineren met een gezin, zei mij oogarts laatst. Zo ook in dit geval, een arts-assistent en een volleerde chirurg. Vertrouwenwekkend, en dat nam toe toen de dames boven mijn tentje aan de slag gingen en daarbij op gedempte toon en heel rustig hun vakjargon begonnen te produceren. Ik snapte er niks van maar het kalme gebabbel van twee vrouwen zo dicht bij mijn hoofd, mijn knusse tentje en het warme dekentje brachten het soort gevoelens teweeg die ik ook vermoed bij babies die lekker bij hun moeder liggen. Halverwege de rit deed er iets pijn in “het” oog en ik riep “Auw”. “Doet het zeer als ik op uw oog druk?” vroeg de assistent. “Ja, dat doet pijn”. “Goed dat u het zegt”. Hup, een shot extra verdoving erin en daar gingen we weer. Het duurde een uur, de dames vonden dat ik me keurig had gedragen, nog even voor contrôle naar een ander kamertje, een boterhammetje om aan te sterken, en een uurtje later stond ik weer buiten, grote dot verband op “het oog”. Een goede vriend bracht me thuis, haalde Chinees, keek met mij naar Wimbledon, zoon kwam nog langs, en een enerverende dag liep ten einde. Van slapen kwam niet veel, beetje veel indrukken opgedaan. Maar met de pijn valt het reuze mee. 

Wij zien -voorlopig met één oog- de toekomst met enig vertrouwen tegemoet.


Knar