vrijdag 28 november 2014



CANTO

Terwijl ik deze column zit te schrijven klinkt uit de luidsprekers van mijn computer de Canto Ostinato van Simeon ten Holt. Ten Holt, een Nederlands componist die in tweeduizendtwaalf op negenentachtigjarige leeftijd overleed schreef het werk in de jaren zeventig, ”voor één of meer klavierinstrumenten”. Persoonlijk vind ik de versie met 4 vleugels de mooiste en dat is ook het stuk dat nu door mijn kamer schalt. Je vindt het (bijvoorbeeld) op You-Tube, onder Canto Ostinato. Ga er wel even voor zitten want het duurt ongeveer tachtig minuten en het is minimalistische muziek, dus ”eentonig”. En daarin zit hem nu juist de schoonheid en de verrassing van het stuk. De Canto Ostinato is eentonig zoals een rivier eentonig is. Een rivier is van water en hij stroomt. De Canto is van tonen en hij stroomt ook. Maar net als een rivier verandert de Canto steeds een heel klein beetje van karakter. Net als een rivier stroomt de Canto soms door een donker bos en dan weer door zonovergoten valleien, Soms stroomt hij wat naar links, dan weer een beetje naar rechts. En langzaam wordt hij breder, omdat er stroompjes van tonen bij komen. En dan weer smaller omdat er beekjes van tonen een eigen weg kiezen en uit zicht raken. Ongeveer zoals de IJssel wel uit de Rijn ontstaat maar bij Rotterdam allang uit zicht is. Soms is de Canto luid en heftig, alsof het water zich van de rotsen naar beneden stort, dan weer stil en ingetogen, breed stromend over een hoogvlakte. Maar steeds stromend, stromend op het staccato van ondertonen die de beweging in gang houden.
De Canto Ostinato van Simeon ten Holt is in de mode. Het pianoduo Jeroen en Saskia van Veen trekken er het land mee door en geven overal ”ligconcerten” waarbij de toehoorders, comfortabel gelegen op stretchers de muziek op zich kunnen laten inwerken. De rivier voor hun geestesoog kunnen laten voorbijstromen. De reacties zijn enthousiast.
Een postuum eerbetoon aan een componist die te onbekend is gebleven? Een gretig ondergaan van de onthaasting die Ten Holt zijn publiek onverbiddelijk oplegt? Een terugverlangen naar de lucide vernieuwingsgeest van de jaren zeventig van de vorige eeuw? Een demonstratieve uiting van Nederlandse cultuur-op-hoog-niveau in een tijd waarin het cultuurdebat op het scherp van de snede wordt gevoerd? Vul maar in. Een tijdverschijnsel is het in ieder geval.
Muziek die troosten kan als het tijdelijke van de dingen soms wat zwaar te verteren is. Muziek die van herwaarts komt, tachtig minuten bij ons is, en naar derwaarts gaat.

Als het leven zelf.

Knar



vrijdag 21 november 2014





MENEER A.


Het is nog niet zo lang geleden dat het K-woord als een schrikwekkend spook door de samenleving waarde. Het K-woord stond voor moordenaar nummer één: kanker. Je sprak dat woord zelf niet uit, je zei dat iemand K had. En dan wist je het wel. Dan hoorde je in de verte Magere Hein zijn zeis al slijpen.
Het K-woord heeft veel van zijn afschrikking verloren, hoewel er nog steeds veel mensen aan kanker overlijden. Maar kanker wordt meer en meer een ziekte waar tegen kan worden opgetreden. De kennis neemt sprongsgewijs toe en kanker wordt in de toekomst meer en meer een ziekte die chronisch maar niet meer levensbedreigend kan zijn.
Gelukkig hoeven we niet zonder te zitten: we hebben nu het A-woord. De A staat voor de eerste letter van de naam van de man die de ziekte voor het eerst als zodanig heeft beschreven, de Duitse psychiater en neuropatholoog Alois Alzheimer. De ziekte van Alzheimer is een specifieke aandoening van de hersenen, meestal voorkomend bij oude mensen, waarbij hersencellen schijnbaar spontaan afsterven waardoor steeds meer hersenfuncties verloren gaan. Een voortschrijdend proces dat eindigt met de dood van de patiënt.
Meneer A heeft onze samenleving in zijn greep. Alzheimer lijkt nu het verschrikkelijkste dat mensen kan overkomen. Riante onderzoekscentra rijzen als paddestoelen uit de grond, voor het onderzoek worden kosten noch moeite gespaard, de ene MRI- machine na de ander wordt de klinieken binnengerold, en hoe eerder de aanwezigheid van meneer A wordt vastgesteld des te beter het is. Dat daarna niets kan worden gedaan omdat meneer A gewoon zijn goddelijke gang gaat schijnt niemand te storen.
Dood en verval lijken ons bovenmatig af te schrikken in onze samenleving. Wat een beetje vreemd is want dood en verval behoren sinds mensenheugenis bij het bestaan zoals eten en drinken er bij horen. Ooit iemand ontmoet die niet is doodgegaan? Ooit iemand ontmoet die niet bij het ouder worden wat verval vertoonde? Goed, dat kun je dragen met allure als je helder bent, en dat gaat verloren als meneer A zich heeft aangediend. Maar waarom verdragen we wel het krijsen, poepen en slobberen van een baby en vinden dat zelfs ”hartveroverend” en kunnen we niet dulden dat mensen aan het einde van hun leven soms weer terugkeren naar die kinder- of zelfs babystatus? Voor de ziekte van Alzheimer geldt bij uitstek wat de existentialist Jean-Paul Sartre zei: de hel dat zijn de anderen.
Het existentialisme is wat uit de mode maar dit is nog steeds waar. Als we de acceptatie van het-leven-zoals-het-is wat zouden kunnen oprekken zouden we in harmonie kunnen leven met het gegeven dat oude mensen soms eerst teruggaan naar hun kinder- of zelfs babytijd voordat ze dit leven definitief verlaten. Ze worden anderen, dat is waar, maar waren ze dat als baby ook al niet? Laten we ruimte maken voor het leven zoals het is en liefdevol proberen de reis mee te maken met onze ouderen bij wie meneer A op bezoek is gekomen.

Om nooit meer weg te gaan


Knar