vrijdag 18 augustus 2017



SPELEN


Eén van de markante aspecten van het ouder worden is dat de berg van je ervaringen zo hoog wordt. En zo veelzijdig. Zeker als meneer A. nog niet bij je op bezoek is geweest - en sommige mensen weet hij gewoon niet te wonen - en je de zaak nog een beetje kunt overzien kan dat een gevoel van een grote rijkdom geven. Maar ook regelmatig een gevoel van wrevel dat het beste kan worden uitgedrukt met het optrekken van één wenkbrauw.
Zo is daar bijvoorbeeld het zachte lijntje waarlangs wij computergebruikers van het eerste uur de slavenverblijven van de heer Gates en wijlen de heer Jobs werden binnengevoerd in de afgelopen jaren.
Persoonlijk heb ik mij in de jaren negentig bij de aankoop van mijn eerste privé-computer enthousiast laten maken voor Apple door een slimme buurman die ik wel mocht. In een eerder leven, kort daarvoor had ik mijn secretaresses zien worstelen met het hopeloze gedoe van de DOS-programma's waarmee de heer Gates bezig was de wereld te monopoliseren. De eerste ervaring met mijn - toen heel kleine - Apple was dan ook een grote opluchting. Intuïtieve programmering was het parool en het werkte als een speer. Ik kon doen wat ik wilde, de computer was als een groot en slim ingericht gereedschapsbord waarmee ik heel veel constructies kon monteren en ook weer demonteren of aanpassen. Figuurlijk gesproken dan. Een volgende - grotere - broer van hetzelfde merk was al snel noodzakelijk. Waardoor mijn studieuze dochter haar hele afstudeerwerk op papa's eersteling kon gaan doen. Ik heb hem nog en hij doet het ook nog.
We zijn ruim twintig jaar verder. Eigenlijk wil ik nog steeds wat ik toen ook wilde met de computer: vorm geven aan mijn creativiteit op allerlei gebied.
Ontwerpen, grafisch spelen, schrijven, vormgeven, en ga zo maar door. Geen high-brow gedoe, maar gewoon lekker spelen op enig niveau. Per slot ben ik nog een ouderwetse ingenieur. Maar nu, twintig jaar later, heb ik een massa nutteloze toeters en bellen in de machine, maar geen fractie meer van de mogelijkheden die ik op mijn eerste Apple'tje had. En als ik ze wil terughebben moet ik in hoeken en gaten gaan zoeken bij obscure programmamakers of bij Apple zelf en "apps" gaan kopen (vroeger heetten die dingen gewoon applicaties en zaten in de machine) waarna ik dan toch weer net niet hetzelfde heb wat ik toen had. Want inmiddels trekt er bij de makers een nieuwe generatie aan de touwtjes, die nooit is verteld dat er iemand was die "Das Kapital" schreef, en dus denkt dat ze de wereld opnieuw uitvinden als ze alleen maar alles doen voor de winst. Neo- dit en Neo- dat. We worden hun slaven. Jammer.

Het speelde zo lekker toen. 
 

Knar
 
 
 

maandag 7 augustus 2017



TELEPHONICUS

Door omstandigheden neem ik tegenwoordig iets minder intensief deel aan het openbare leven. Dat is een verandering maar geen probleem. Ik besteed nu een groot deel van mijn tijd aan het inlopen van een forse achterstand in kennis van de geschiedenis van het Europa van de vroege moderniteit. Die achterstand zat me al jaren dwars maar die wordt nu aardig minder.
Als ik me dan toch nog weer eens buiten de woning waag en rondkijk in de grote wijde wereld ontdek ik dat er in de tussentijd een nieuwe mensensoort tot ontwikkeling is gekomen. Na het uitsterven van de Homo Sapiens Neanderthalis, ongeveer veertigduizend jaar geleden, leek de evolutie van de alleen overblijvende mensensoort Homo Sapiens Sapiens stil te staan, er waren hoegenaamd geen veranderingen meer aan de soort te bespeuren laat staan dat die opmerkelijk zouden zijn. Maar nu geloof ik echt dat er een mutant met serieuze overlevingskansen is opgedoken: de Homo Telephonicus.
Het meest in het oog lopende kenmerk van deze ondersoort is dat hij* loopt, staat of zit, niet met het hoofd recht op de romp en de blik naar voren gericht zoals bij de Homo Sapiens Sapiens het geval is, maar onder alle omstandigheden met het hoofd naar voren gebogen, en de blik naar beneden gericht onder een hoek van tussen de dertig en zestig graden, afhankelijk van zijn lichaamslengte. Dit doet hij om te kunnen kijken naar een langwerpig zwart tegeltje dat de Homo Telephonicus in wakende toestand onophoudelijk in zijn handen geklemd houdt.
Dat is het tweede kenmerk dat het meest opvalt aan de nieuwe ondersoort. Het zwarte regeltje lijkt hem bij geboorte te worden uitgereikt en hij klemt het vanaf de kleuterleeftijd in zijn handen om het daarna in wakende toestand nooit meer los te laten. Bij het ontwaken is dat ook het eerste dat hij doet: het vastklemmen van het tegeltje.
Het tegeltje heeft aan de bovenzijde een venstertje waarop een onafgebroken stroom van informatie (tekst en plaatjes) voorbijkomt die de Homo Telephonicus in een permanente staat van geboeidheid houden. Er zijn al ernstige ongelukken gebeurd met exemplaren van de ondersoort doordat ze zich geen rekenschap geven van de wereld om hen heen, maar volkomen gebiologeerd naar het tegeltje staren.
Soms drukt de Homo Telephonicus het tegeltje tegen het oor en spreekt er dan tegen. Het tegeltje lijkt dan te worden gebruikt als een telefoon, waaraan de nieuwe ondersoort zijn naam te danken heeft.
Daarmee is misschien wel het belangrijkste kenmerk van de nieuwe ondersoort benoemd: de Homo Telephonicus lijkt voor zijn bestaan volstrekt afhankelijk te zijn van zijn tegeltje en van wat daarop te zien is.
De strijd die in dit deel van de wereld de afgelopen eeuwen is gevoerd tegen de hegemonie van Koning, Kerk en Kapitaal lijkt met de komst van de Homo Telephonicus vergeefs te zijn geweest. De individualiteit, onafhankelijkheid en autonomie die de idealen waren van de Verlichtingsfilosofen van de achttiende eeuw gaan aan deze nieuwe ondersoort voorbij. De Homo Telephonicus onderwerpt zich graag aan de onmetelijk rijke keizers van deze tijd zoals een Gates, een Zuckerberg en een Jobs, die zich buiten zijn zichtcirkel bevinden, hem inprenten wat hij heeft te denken en te geloven en die hem daarvoor een eeuwigdurende schatting opleggen die hij onaangedaan betaalt.

L' histoire se répète.

Knar
 * overal waar "hij" staat wordt "hij" of "zij" bedoeld.