donderdag 30 januari 2014




PEK EN VEREN


Gisteravond, om drieëntwintig uur vijfendertig om precies te zijn, wierp Frans Weekers de handdoek in de ring. De hele avond had de oppositie in de Tweede Kamer hem gepest, getreiterd en aangevallen op zijn zoveelste blunder met de Belastingdienst. Frans was daar als staatssecretaris van Financiën verantwoordelijk voor. Deze keer ging het om uitkeringen die mensen onterecht niet van de dienst hadden ontvangen en waarover ”ons Franske" weer eens een keer domme dingen had gezegd.
Frans was een beetje een brokkenpiloot. Best een slim ventje, maar wel een slim ventje in Weert. Frans was daar op school geweest, had er een advocatenpraktijkje, opa was er al gemeenteraadslid geweest en Frans was dat ook een poosje. Wel voor de VVD. Dus best een beetje cool, in Weert.
Weert is Limburg, en dan ruikt het voor mij al gauw een beetje naar bier, cliëntelisme en kleine corruptie. Zoals het in Amsterdam al gauw een beetje naar arrogantie en scherpe grappen ruikt en in de Achterhoek naar rieten daken, zeg maar. Frans had in 2012 bij de Tweede-Kamer-verkiezingen al een vuiltje gehad met een reclamezuil langs de A73 met daarop zijn tronie, gefinancierd door "vrienden" uit  Limburgse bestuurskringen. Dom natuurlijk van ons Franske. Gestotter in de Kamer, excuses, ”dom van mij” en Franske mocht blijven. Toen nog wel.
Daarna kwam de geruchtmakende Bulgarenaffaire, waarbij bleek dat Frans’ Belastingdienst grootmoedig huur - en zorgtoeslagen betaalde aan Bulgaren die hier een nepadres opgaven waarop zij blij incasseerden en voor de Bulgaarse televisie bulderend van de lach vertelden hoe dom die ’Ollanders toch wel niet waren. Bingo. En iedereen wist er van behalve Frans. Weer gestotter en sorry sorry, de oppositie op tilt en de media smullen! Frans kreeg een motie van wantrouwen aan zijn broek waar drieënzestig kamerleden vóór stemden. Ai, dat doet pijn. Net niet genoeg om hem heen te zenden maar Frans was toen aangeschoten wild. Die er overigens niets van leerde en alsof er niets gebeurd was een nieuwe affaire in struikelde: de toeslagenzaak. Mensen hadden al maanden de toeslagen niet gekregen waar ze recht op hadden, en Frans zei doodleuk dat ze daar dan zelf maar achteraan moesten. Qua arrogantie had Frans best een Amsterdammer kunnen zijn. Qua slimheid niet. Frans is een wat over het politieke paard getilde arrogante maar domme man die misschien in Weert een heel ventje is maar voor wie een serieus staatssecretariaat op een zwaar ministerie een paar maten te groot is.
Gisteravond viel het doek. In het begin van de avond had Frans nog gesnoefd dat hij kon blijven - typisch Frans - maar om ruim na elven was het voor iedereen duidelijk -ook voor zijn partij- dat hij maar beter kon gaan. Met pek en veren de stad uit. Terug naar Weert.
Achter de schermen moet het ongeveer zo zijn gegaan als bij het einde van Rommel: als jij jezelf om zeep brengt geven wij je een staatsbegrafenis en overkomt je gezin niets. Rutte was er gisteravond als de kippen bij om zijn respect uit te spreken voor het besluit van de staatssecretaris.

En zat nog een klein veertje op zijn jas.

Knar



woensdag 29 januari 2014





EXCUUS


Mijn laatste blog schreef ik al weer bijna een maand geleden. Dat is te lang, hebben trouwe lezers me inmiddels duidelijk gemaakt. Er wordt op mijn pennenvruchten gewacht en dat is heel vleiend maar ook een beetje beklemmend. Ik dacht vrij te zijn, maar nee hoor…
Op zulke momenten moet ik altijd denken aan de goede Simon Carmiggelt die in zijn tijd iedere dag een ”stukkie” in de krant moest schrijven - dat was z’n vak - of hij nou geïnspireerd was of niet, en die daarvoor dan iedere dag door de hoofdstad dwaalde om wat te beleven. Wat hem dan ook nog wonderwel lukte. Respect met terugwerkende kracht, heer Carmiggelt.
Maar ik dwaal af.
Mijn excuus is misschien dat ik de afgelopen maand met rooie oortjes een dik historische werk heb gelezen dat me van kaft tot kaft volkomen in de ban hield. Het is het boek ”De waanzinnige veertiende eeuw” van de Amerikaanse historica Barbara Tuchman, een boek dat in zijn tijd (1980) veel stof deed opwaaien en dat ik aanschafte omdat anders een Bolcom-bestelling niet gratis bezorgd zou worden. Het bedrag was daarvoor te laag. Dan Tuchman er maar bij, dan ging het wel. En ik moest het toch nog een keer lezen.
Met Tuchman ging ik wat vroeger naar bed, om nog lekker lang te lezen. Een genot dat ik lang niet had gekend en dat me wonderwel beviel. Het was winter, dat hielp.
De wereld die Tuchman beschrijft is die van het veertiende eeuwse Frankrijk, waarin de grote pest van 1348, de honderdjarige oorlog met Engeland, rondzwervende roversbenden, een door en door corrupte Kerk en een volkomen verdwaasde adelstand het leven van de mensen tot een hel maakten. De opvattingen van Tuchman zijn wat gedateerd, ze slaagt er niet in om de dingen door de ogen van toen te zien, maar niettemin schildert ze een wereld waarin mensen van nu veel kunnen herkennen van de tijd waarin we zelf leven. Kille onverschilligheid, winstbejag, negeren en onderdrukken van grote groepen en het vergroten van de macht van de elite tegen iedere prijs leidde ook toen al tot de ene ramp na de andere. Bewegingen als Occupy en klokkenluiders als Assange en Snowden kwamen ook toen voor in de vorm van tegendraadse sekten en groeperingen, onheilsprofeten die de Paus aanklaagden en eenzame hervormers die op de brandstapel terechtkwamen, zoals Johannes Hus. Assange en Snowden verbergen zich omdat ze het lot van Hus vrezen, die met een vrijgeleide naar het concilie van Konstanz werd gelokt, daar toch werd gevangen genomen, berecht en gedood. De Kerk was toen zoiets als nu de NSA.
Het verontrustende is dat het lang duurde voordat er enige verandering kwam in het lot van de kleine man. De opstanden van de boeren - die het meeste te lijden hadden - werden strijk-en-zet neergeslagen, andersdenkenden (ketters) werden effectief (mond)dood gemaakt, en het duurde nog een eeuw voordat serieuze hervormingen in de Kerk een kleine kans van slagen hadden. En voor het Franse volk duurde het zelfs nog vierhonderd jaar voordat de macht van de hoge adel definitief werd gebroken.


Bij alles waarin de veertiende eeuw vergelijkbaar is met onze tijd: dat moet anders.




Knar




donderdag 2 januari 2014




DOOD

Geen aardig onderwerp, dood. Maar soms komt het in een mens z’n leven even heel pregnant langs, en dan wil je er wel eens wat over zeggen. Als je tenminste nog wat zeggen kunt. Wat bij mij nog het geval is.
In mijn directe omgeving is er veel gestorven de laatste maanden van het jaar. Eerst overleden twee tantes van mij, beide zeer bejaard, beide ziek en één bij mij zeer geliefd. En op de laatste dag van het jaar had ik de eer de poes van naaste verwanten te mogen laten ”inslapen” zoals dat zo eufemistisch heet. De verwanten waren op wintervakantie in Oostenrijk en ze hadden me al gevraagd een oogje in het zeil te houden want met de poes ging het niet goed. Toen ze vertrokken was de dierenarts nog tamelijk optimistisch maar op Oudejaarsdag kreeg ik een telefoontje of ik om kwart over twee bij de dierenarts wilde zijn met de poes want het ging slecht met het dier. De buurvrouw die hem voer gaf had alarm geslagen.
Dus verschoof ik het oliebollen bakken een uurtje en ging met de poes naar de dierenarts. Die onderzocht het dier en keek somber. Het was daarbinnen niet pluis en het leek nooit meer goed te komen. Of ik ook niet dacht dat…
Ho dokter, even de familie bellen. Die smoesden even met de dokter en ze werden het eens over euthanasie van de poes. Ik beloofde er bij te blijven tot het einde. Nu was dat minder dapper dan het lijkt want ik had al eens eerder de droeve plicht vervuld dus wist
ik wat er ging gebeuren. De dokter was heel zorgzaam en voorzichtig, na een eerste narcoseprikje zakte het diertje tussen mijn handen stilletjes ineen en toen hij volledig weg was kwam de tweede prik en overleed hij. Klein, stil en hulpeloos. En dat is het beeld dat me al dagen voor ogen staat: de hulpeloosheid van dat kleine zieke dier tegenover onze beste bedoelingen en ons doelgerichte handelen.
Wilt u wel geloven dat ik het er moeilijker mee heb dan met het overlijden van mijn tantes? Ook van de tante waar ik veel van hield. Zij waren mensen, van onze soort. Wij waren op ooghoogte en dat scheelt werelden. Als zij geholpen zijn bij het uitstappen dan zijn wij virtueel geholpen, we begrijpen het en kunnen volgen wat er in hen (en dus in ons) zal zijn omgegaan. De berusting, misschien zelfs de opluchting of de verwachting, het zijn onze eigen gedachten en gevoelens. Bij zo’n diertje weet je dat niet. En dat knaagt. Hoe vreemd het ook klinkt, dat geeft een zeurend schuldgevoel.
Bij alle innovatie die we ons in deze nieuwe eeuw hebben voorgenomen moeten we ook nog maar eens diep nadenken over de ziel van het dier.

Waar blijft de bio-Freud?

Knar