maandag 3 december 2018





IAMSTERDAM


Het gemeentebestuur van Amsterdam zette jaren geleden op het Museumplein, vlak bij het Rijksmuseum in koeien van stalen letter het woord IAMSTERDAM in het gras. De eerste drie letters van het woord waren rood, de andere wit. Zo moest de woordspeling duidelijk worden gemaakt.
Veel mensen waaronder ik waren daar niet zo blij mee. Laat ik voor mezelf spreken: ik vond het ronduit smakeloos. In de eerste plaats: niemand is Amsterdam. Ook de Amsterdammers niet. Amsterdam is heel groot, ook vaak heel groots, ook vaak heel dorps, ook vaak klein; dat is nou juist het bijzondere van deze rare stad: het is alles tegelijk. Amsterdammers willen dat ook zo en als het egalitair wordt maken ze de stad wel weer even in de war. Dus wie is Amsterdam?
In de tweede plaats een beetje ordinair. Het schreeuwerige neo-liberale kapitalisme vierde hoogtij toen de letters geplaatst werden en velen moesten onmiddellijk denken aan een soort reclamekreet. Maar zo verkoop je Amsterdam niet. En zeker niet op die manier als je aan de andere kant kermt dat de toeristendruk zo gigantisch begint te worden. Want toeristen trok het wel, dat ijzeren woord in het gras bij het Rijksmuseum. Als je wat verder op het gras ging staan kon je het hele woord met op de achtergrond het museum op de foto krijgen, dus John en Mary en Ting en Siu zaten allemaal op de letters en zwaaiden naar de fotograaf. Dat wel.
Het linkse gemeentebestuur van Amsterdam, waar geen VVD en geen CDA meer in voorkomt heeft besloten om de letters weg te halen en dat is nu gebeurd. In korte tijd waren ze weg. Goed gemonteerd dus indertijd. Maar Amsterdam zou Amsterdam niet zijn als niet een of andere grapjas kort daarna op dezelfde plek drie levensgrote letters heeft geplaatst die samen het woord HUH vormen. Ten gerieve van de toeristen die ook nog een foto wilden maken van de oude slogan en thuis wilden laten zien dat ze er ook geweest waren. Maar nu achter het net visten. Die vonden wat ze dachten. Huh?
Het nieuwe woord zal er wel niet heel lang staan. En dan is het uitzicht op het Rijksmuseum vanaf het gras van het Museumplein weer als vanouds het uitzicht op het Rijksmuseum. Genoeg Amsterdam voor de eeuwigheid. En niemand die het is.
Als vanaf nu toeristen Amsterdam met zich willen meenemen zullen ze weer als altijd een verzameling moeten aanleggen van alle kenmerkende beelden die er in de stad te vinden zijn. Een veelvoud van beelden.

Net als de stad zelf.


Knar

vrijdag 30 november 2018





LIFE


Ergens in de jaren zeventig - ik zal rond de dertig zijn geweest - heb ik eens uitgerekend wanneer ongeveer ik zou komen te overlijden. Menselijkerwijs gesproken dan. Dat betekent zonder ongelukken, nare ziektes enzovoort. Ik kwam op ongeveer 2025. Ik zou dan ongeveer tachtig jaar zijn en dat leek me toen een heel aanvaardbare maximum leeftijd.
Inmiddels zijn we van die datum zeven jaar verwijderd en de zaak staat er anders voor. Medici die mij zien geven me doodleuk nog twintig jaar. Ik schijn een vitale indruk te maken, ben redelijk op gewicht, drink niet en rook ook al heel lang niet meer, heb een leven lang gezond gegeten - op teveel snoepen na - en vertoon fraaie bloedwaarden als dat gemeten wordt. Maar het belangrijkste is natuurlijk dat de oudjes van vandaag zozeer gepamperd worden in medische zorg - die ook weer veel beter is geworden - dat de levensverwachting met sprongen vooruit gaat. Toen ik mijn berekeningetje maakte was tachtig jaar een respectabele leeftijd. Er waren er toen al velen om mij heen weggevallen op lagere leeftijden. Mijn vader overleed enkele jaren geleden op 93-jarige leeftijd, in feite alleen vanwege ouderdom. Wel had hij op 79-jarige leeftijd nog even vijf bypasses gekregen waarna zijn hartje weer klopte als nieuw.
Maar wat ik aan dit hele verhaal vooral zo interessant vind is de vraag: wat dacht ik over mijn ouderdom toen ik dertig was? Had ik er een beeld van hoe mijn leven als oude man zou zijn, zo vlak voordat ik zou omvallen? Ik herinner het me niet meer heel scherp maar er is nog wel een beeld van een rustig, wat zorgelijk en onzeker bestaan, waarschijnlijk zoals ik dat van de oudjes om me heen zag toen.
Nu is het zover. Met de kennis van toen ben ik nu die oude man die het einde ziet naderen. Alleen moet ik nu constateren dat het beeld van toen nog maar zeer ten dele klopt. In tegenstelling met wat ik toen dacht loop ik nu rond als een kievit, maak me nog over van alles en nog wat druk, soms heel druk, ben nog in de weer met het "management" van mijn sociale contacten en mijn netwerk, maak scherp omlijnde plannen, vooral voor mijn leven als slechtziende, enzovoort. Helemaal niet in overeenstemming met de gedachten die ik 45 jaar geleden daarover had.
De motaal van dit verhaal?

Life is many things.



Knar


vrijdag 23 november 2018





JAS


Als je lang genoeg leeft maak je de herhaling van de geschiedenis mee.
Ik ben al een leven lang hoge bloeddruk patiënt. Niet dat ik hoge bloeddruk heb, nee, dat wordt al sinds mijn jonge jaren zorgvuldig door al mijn successieve huisartsen met pilletjes keurig onder controle gehouden en die pilletjes zijn in de =loop van mijn leven steeds beter en  effectiever geworden. Maar het leuje is, dat de bovendruk het criterium was waarop gelet moest worden toen ik het bloeddrukcircuit binnenkwam. Ik was toen tweeëntwintig jaar. Na enkele tientallen jaren kwam daar verandering in, en toen was het de onderdruk die vooral in de gaten moest worden gehouden. Dat kwam in de jaren negentig op.Mij best, dan letten we op de onderdruk. De nieuwste inzichten van de onderzoekers en de artsen wijzen er nu op dat de bovendruk toch eigenlijk de kwaaie pier is bij hersenbloedingen enzo, en dat een beetje hoge onderdruk ook kan betekenen dat het vaatstelsel nog aardig elastisch is. Ik bespaar u de technische details maar de bovendruk is nu weer het "hot item". Ik ben weer terug bij af. Na precies vijftig jaar. Leuk hè Maar er is nog een veel verrassender herhaling van de geschiedenis.
Deze week had ik bezoek van een heel jonge vrouw. Zij kwam in mijn woning omdat ze ergotherapeut is en mij advies gaat geven over het huishouden bij steeds slechter wordend zicht. Een heel aardige beschaafde en deskundige meid zou ik zeggen. Ze hoorde bij die categorie van jonge mensen waar je er tegenwoordig weer steeds meer van tegenkomt die heel zorgvuldig en beschaafd zijn opgevoed en zich heel charmant in de samenleving weten te bewegen. Zo een was zij ook. We hadden een goed en zinvol gesprek over alle in's en out's van de blindmans huishouding en na een uur vertrok ze weer, naar een volgende cliënt. In de gang hing haar jas aan een hangertje aan mijn kapstok. Als oude galant pakte ik haar jas van het knaapje en hield hem haar voor. Ze draaide zich om, stak haar armen in de mouwen, trok de jas aan en zei:"Dank u wel." "Graag gedaan " zei ik.
Dat was donderdag. Vandaag is het zaterdag en ineens schiet het door me heen: Het Mag Weer! Een heer mag een (jonge) dame weer de jas aanreiken en haar helpen hem aan te trekken. Deze jonge vrouw wist weer hoe dat gaat, voegt zich heel vanzelfsprekend in het ritueel en zegt nog:"Dank u wel" op de koop toe. Vijftig haar geleden kon dat ook nog. Tientalen jaren daarna kon dat niet. Ik heb het meegemaakt in de jaren tachtig dat ik een pizza at met een leuke vrouw met wie ik kennis wilde maken. Toen we uitgegeten waren  en ik haar in haar jas wilde helpen graaide ze hem uit mijn handen en zei:"Dat kan ik zelf ook wel". Dat hebben wij mannen ons moeten laten welgevallen. Dat heette feminisme.
Zou dan toch eindelijk de vreselijke en eeuwenlange onderdrukking door ons mannen van die arme vrouwen gewroken zijn?
Of zouden de jonge vrouwen van vandaag hebben geleerd hoe je vreedzaam en soms zelfs heel leuk in evenwaardigheid met mannen kunt omgaan, zodat je ze zelfs rustig het plezier kunt gunnen , jou in je jas te helpen? Ik denk dat het dat is.

Maar wat heeft Dolle Mina zich dan toch vreselijk tekort gedaan.

Knar

dinsdag 23 oktober 2018

    DOM

Ik denk dat ik het er wel eens eerder over heb gehad: de nieuwe kerkelijkheid.
Om het verhaal goed op zijn poten te zetten moet u me even volgen, een paar eeuwen terug in de geschiedenis.
Iedereen weet dat het christendom al in de tijd van de Romeinen sterk in opkomst was. Eerst in Klein Azië maar al snel ook in Rome en van daaruit in de Romeinse legioenen verspreid over het rijk. Het christendom was vooral een slavengodsdienst, sprak heel sterk tot de mensen die het in deze wereld niet zo hadden getroffen, want beloofde hen een zalig leven hierna, als alles hier voorbij was en ze waren gestorven. Dan pas zou het geweldig worden. Dat sprak later ook de betere klassen aan en toen het Romeinse rijk ineenstortte, zo tussen 200 en 400 A.D. liet het in deze streken het christendom achter. Toen de Kruistochten losbrandden - de Turken verjagen uit de heilige stad Jeruzalem - aan het einde van de elfde eeuw was het christendom in West Europa al stevig gevestigd. 
 Het volk leefde in de greep van de kerk. Dat kwam omdat de kerk de mensen wist wijs te maken dat ze niet in de hemel zouden komen als ze niet de paus en al zijn trawanten heel zorgvuldig gehoorzaamden. De kerk droeg de sleutel van het hemelrijk. En dat werkte fantastisch. Tot in 1517 een geleerde monnik-hoogleraar in Wittenberg tot het inzicht kwam dat dat allemaal onzin was en dat de mensen net zo goed een rechtstreekse band met God konden onderhouden, dus de kerk niet meer daarvoor nodig hadden. Die monnik heette Martin Luther. De rest van het verhaal is (bijna) iedereen bekend.
Waarom vertel ik dit?
Omdat de tijden van weleer zijn teruggekeerd.
We leven opnieuw - net als in de late Middeleeuwen -  in een tijd waarin de gehele bekende wereld in de ban is van één grootmacht, deze keer niet het christendom maar het digidom. Er zij  enkele verschillen in de verschijning; zo is er niet één paus maar zijn er enkele, maar dat heeft voornamelijk te maken met de geschiedenis van het systeem. Het christendom pretendeert de leer te verkondigen van één mythische voorman, het digidom is het uitvloeisel van een in aanleg niet als heilsleer bedoelde technologisch ontwikkeling. Maar het zoeken naar de verschillen is veel minder interessant dan het vinden van de overeenkomsten. De meest in het oog springende is wel het fanatisme en de overgave van de ware gelovigen. Ik schreef al eens over de Homo Telephonicus. Wel, dat is het prototype van de ware gelovige. 
De ware gelovige van het digidom  stelt net als de Middeleeuwse christen zijn leven geheel in dienst van zijn geloof. Met grote trouwhartigheid voert hij onophoudelijk de voorgeschreven rituelen uit: Whatsapp en Facebook lezen en met praatjes vullen, online bankieren, online beurskoersen volgen, online muziek luisteren, video bellen, online updaten, online gamen, enzovoort. De overeenkomst met de rituelen van de kerk zoals rozenkrans bidden, weestgegroetjes prevelen, biechten en ter misse gaan, in zware gevallen een bedevaart (een clean re-install?) dringt zich op. Ook een heel saillant punt van overeenkomst is het bespotten en uiteindelijk uitstoten van de ongelovigen. Waag het niet in deze tijd geen smartphone te hebben. Van alle kanten wordt je belaagd door vrome gelovigen die zich - net als in het christendom -ontpoppen tot bevlogen zendelingen van het heil. In dit geval van het heil van het digidom "dat allen gelukkig maakt". 
Je beste vrienden, van wie je zoiets niet had verwacht, kunnen zomaar tegenover je staan met het vingertje omhoog, om je het ware evangelie te verkondigen. Ik mocht het allemaal aan den lijven ondervinden. Maar de sterkste en ook wel meest verontrustende overeenkomst met het oude heil is toch wel de ongelofelijke macht die enkelen opnieuw over bijna de hele wereld uitoefenen. En daarmee de geschiedenis bepalen. Ook onder de vlag van de zogenaamde Verlichting en de daaruit voortkomende individuele mens, waar wij in het Westen zo trots op zijn, kan dit allemaal opnieuw gebeuren. Pessimistische denkers hebben het al vaak gezegd : de mens leert in wezen niet.

Waar blijft Martin Luther 2.0. ?
 

Knar

woensdag 26 september 2018

GELUKT

Om redenen  van esthetische en medische aard is het van belang dat ik mijn figuur een beetje in de gaten houd. Doe ik dat, dan vang ik complimentjes in de trant van "Wat zie je er goed uit" tot " Uw buikvet neemt zienderogen af". Beide, hoewel geuit in geheel verschillende omgevingen, zijn me zeer welkom. Om in vorm te blijven, en niet alleen daarvoor, moet de ouder wordende heer in beweging blijven. Wel bewegen, niet (meer) belasten, dat is het parool.
Nu kreeg ik jarenlang mijn beweging door te fietsen. Mijn lezertjes weten langzamerhand wel dat ik in de hoofdstad woon en in die stad doe je alles op de fiets. Amsterdammers hebben een haat-liefde verhouding met hun openbaar vervoer, vooral de tram moet het altijd ontgelden, en de fiets is de onbetwiste favoriet. Bij mij was dat ook zo. Op je fiets door de stad scheuren is een lust. Als je jong, snel en kerngezond bent tenminste. Voor alle anderen wordt het bij het klimmen der jaren steeds wat gevaarlijker want de Amsterdammer is landelijk berucht om zijn totaal anarchistisch weggedrag. Fietsen in Amsterdam is een soort Russische Roulette: haal ik de overkant wel of haal ik de overkant niet?
Dat probleem heb ik niet meer: ik fiets niet meer. De ogen zijn daarvoor te slecht geworden, ik ben een gevaar voor mezelf. Maar wat dan met de broodnodige beweging? Lopen gaat wel, maar beperkt: ook daar onderaan is het niet helemaal pluis en ook dat zal niet meer overgaan.
Ik heb een mooi park in de buurt en daar kan ik gaan wandelen maar als ik er naar toe loop heb ik de helft van m'n kruit al verschoten wat m'n voeten betreft. En ik moet ook nog weer terug. Voelt u het probleem?
Daarvoor heb ik vandaag voor de eerste keer een sluitende oplossing gevonden. Het was vanmiddag erg mooi weer, een nazomercadeautje, en nu moest het gebeuren.
Ik reed met de bus (stopt vlakbij) naar een hoek van het park. Daar is een halte en een ingang. Ik wandelde door die ingang het park in, waar ik op het einde van mijn tracé een tentje wist waar ze ijs verkopen. Daar aangekomen, na een heerlijke verfrissende wandeling in marstempo (moet van de dokter) vond ik mijn favoriete ijsje, een stoeltje in de zon en een vrolijke drukte om me heen. De weggewandelde calorieën heb ik er waarschijnlijk meteen weer aangegeten maar wat belangrijker was: het reisje leek te gaan lukken.
Na het ijsje wandelde ik het park weer uit door een andere ingang, stak een ingewikkelde kruising over en posteerde mij bij de nabije bushalte die ik op Google Maps thuis al uitvoerig had verkend. En verdomd, twee minuten later kwam de bus die me keurig weer vlak bij huis afzette. De cirkel was rond, het wandel- en beweeginitiatief was geslaagd, de operatie kon worden bijgeschreven als "goed uitvoerbaar" in  Mijn Grote Blijf In Beweging Boek. Ook leuk voor in de winter.

Alleen ligt dan het ijs in de sloot.

Knar


maandag 17 september 2018





VLAKBIJ

Afgelopen zaterdag viel me een buitenkansje in de schoot. Mijn oudste kleindochter, inmiddels tien en nogal eloquent kwam met haar voetbalteam een wedstrijdje spelen bij een gastvereniging vlakbij mij in de buurt. Dat was een mooie kans om de kleine meid weer eens te zien en te spreken, en van mijn levendige belangstelling in haar doen en laten blijk te geven. Anders komt daar niet zo veel van. Druk druk druk. Zij dan.
Op het tamelijk nachtelijk uur van half negen zou de wedstrijd beginnen (kleintjes altijd voor dag en dauw) dus dat was even doorbijten. Wat vroeger op, naar de lucht en naar de weersverwachting kijken - wat doe je aan op zo'n uur, het kan nog fris zijn langs de lijn - en uiteindelijk gewapend met een vouwkrukje derwaarts. Hoewel het vlakbij is liep ik toch nog even verloren want in de tijd dat ik druk was met mijn afnemende mobiliteit was het wegennet rondom mijn buurtje grondig onderhanden genomen, er was een gracht gegraven waar die vroeger niet was, inritten waren verplaatst of gewoon verdwenen, al met al werd het toch nog een hele wandeling maar waar ik heen moest was al snel duidelijk: gewoon afgaan op het gegil van 18 meiden van tien en elf. Twee keer acht en twee reserves. En allemaal gillen.
De langzaam lichter wordende ochtend stoorde zich er niet aan. Zij ging rustig haar gang met het verder inkleuren van de lucht, het langzaam laten rijzen van de zon en het presenteren van de eerste warme stralen aan het welwillende supporterspubliek. Waaronder inmiddels ik, op mijn vouwstoeltje. Ik wist dat mijn kleindochter er was - ik hoorde haar naam meerdere malen gillen - maar zien kon ik haar niet. Ik wijt dat tegenwoordig als vanzelfsprekend aan mijn slechte zicht, maar nu lag het toch even anders: ze stond in groen keeperstenue op doel helemaal aan het andere eind van het veld. Ik had me wat onhandig geplaatst. Geen probleem, leuk was het toch wel. Na een kwartier werd er drie keer hard op een fluitje geblazen, ik hield mijn banaan-voor-in-de-pauze al paraat toen er plotseling vanuit het niets een kleine in het groen verpakte Woody Woodpecker op me afstormde, haar armpjes om mijn heupen sloeg en riep "Hallo opa, leuk dat je er bent". Mijn kleindochter, even het veld over gerend om me te begroeten. Daar doe je het voor nietwaar? De banaan wilde ze niet want dit was de Kleine Rust en straks was de Grote Rust en dan…. OK, maar nu ging ik wel verkassen naar de overkant van het veld waar ik, gezeten naast haar doel, nog getuige mocht zijn van zes reddingen en twee doelpunten. De meisjes van de tegenpartij waren wel sterker, dat zag je zo. Beter richten, harder schieten en minder vaak iets aan het haar doen. Ze zijn wel tien, weet u.
Ik kreeg de smaak te pakken van zo'n mooie vroege ochtend op zo'n veld met zoveel vrolijk gegil om me heen, ik bleef de Rust uitzitten, wist de banaan te slijten en genoot van het zonnetje. In de tweede helft stond ze niet meer op doel, het doelgemiddelde verbeterde er niet van en uiteindelijk verloren ze met 4-tig van de tegenpartij. Strompelend kwam ze het veld af. Iemand was onzacht op haar voet gaan staan en het deed flink pijn. Ik zag tranen. Schoen uit, sok uit, niets te zien dus wat gerustgesteld. Een Snicker van opa hielp geweldig en na een dikke kus toog ze roepend en nog wat hompelend met haar vriendinnen naar de auto's voor de reis naar huis.

Mijn dag was begonnen.



Knar


dinsdag 7 augustus 2018




JANITSAREN

Al jaren rommelt het bij de Amsterdamse Brandweer. Leiding en manschappen voeren een verbeten machtsstrijd die ook de voormalig politiechef Leen Schaap niet onder controle weet te krijgen. De volgende die het mag proberen is de generaal b.d. Peter van Uhm, voormalig commandant van de Nederlandse Strijdkrachten. Dat er zo'n hoge piet aan te pas moet komen zegt iets over de ernst van de situatie.
Het komt vaker voor dat elitekorpsen een staat in de staat gaan vormen. Ook niet zo gek natuurlijk. Elitekorpsen hebben doorgaans een wit voetje bij de leiding. Zij beschikken over kundigheden waar niemand anders over beschikt, zij hebben het materieel dat daarbij hoort en ze vervullen vaak onontbeerlijke taken zonder wie de leiding machteloos is. Al deze kwalificaties passen op het Amsterdamse Brandweerkorps. Een grote specialistische organisatie die onmisbaar is.
Manschappen die dat in de gaten hebben gaan zoeken naar wegen om die macht te verzilveren, en autocratisch gedrag, conflicten  met de leiding en eigenmachtig optreden zijn het gevolg. De details ken ik niet maar in Amsterdam schijnt iets dergelijks aan de hand te zijn. Inmiddels vrijwel onbeheersbaar.
Altijd leuk als je dan je geschiedenis een beetje hebt bijgehouden. De casus Amsterdam deed me onmiddelijk denken aan de Janitsaren in het Ottomaanse Rijk, de voorloper van het moderne Turkije. Het Ottomaanse rijk kwam op in de elfde eeuw toen Turkomaanse nomadenstammen vanuit de Centraal Aziatische steppen naar het Westen trokken en langzaam heel Klein Azië veroverden. Hun uiteindelijke doel was de verovering van de stad Constantinopel, toen in handen van de Byzantijnse keizer, maar dat lukte ze pas in 1453. Van toen af heette de stad Istanbul. 
Het Korps Janitsaren bestond toen al lang en maakte een bloeiperiode door. Het bestond voornamelijk uit krijgsgevangen mannen en jongens uit de landen rondom Turkije. De leden van het korps kregen een harde opleiding en vormden uiteindelijk wat wij nu de commandotroepen noemen. De elite van het Turkse leger. Ook die elite ging zich steeds sterker voelen, begon zich ook in politieke zaken te roeren en kwam regelmatig in opstand. Die alleen kon worden bezworen als er weer eens een grootvizier werd onthoofd. Ook als de sultan dat eigenlijk niet wilde. Eeuwen lang ging dat zo door tot in de negentiende eeuw Sultan Mahmut II het leger wilde moderniseren, waar de Janitsaren fel tegen waren. Ze kwamen in 1826 in opstand. De sultan zorgde ervoor dat ze zich massaal gingen verzamelen in de renbaan. Toen dat gebeurd was sloot hij alle uitgangen hermetisch af en opende  vanuit verdekte artilleriestellngen een hels vlakbaanvuur op hen. Zo maakte de sultan voorgoed een einde aan de macht van de Janitsaren. Er bleef er niet één over.

Generaal van Uhm kent dat verhaal.



Knar


donderdag 12 juli 2018




TAAL

Wonen in de hoofdstad heeft zo zijn bijzondere kanten. Ik heb daar al vaker over geschreven maar het blijft een onuitputtelijke bron van inspiratie.
Gisteren was het weer zover. Al een tijdje was ik bezig me te oriënteren op een nieuwe bril die van vaste zijklepjes is voorzien omdat ik last heb van zijwaarts invallend licht. Mijn zicht is niet best en dat wordt daardoor nog slechter. Ik had al wat noodmaatregelen getroffen met losse klepjes maar ik zag er uit als een paard met oogkleppen. Geen streling voor mijn ijdelheid. Ten einde raad ging ik maar eens praten bij een Low-Vision winkel in een naburig dorp. Aanbevolen door een vriend die veel slechter ziet dan ik. De dame die de zaak runt sprak mij door de telefoon aan in een loodzwaar Duits accent waardoor ik eerst dacht dat ik met een onversneden ijzervreter te doen had. Bij de ontmoeting bleek zij gelukkig een allervriendeliikste, charmante maar wel echt Duitse dame te zijn. "Woont u al lang in Nederland?" vroeg ik. "Vijfenzestig jaar" zei ze. Dat bracht mij tot twee gedachten : hoe kan het dat je na zoveel tijd nog met zo'n zware Duitse tongval spreekt, en je moet dus bijna van mijn leeftijd zijn. Beide gedachten sprak ik niet uit want ik vond haar echt aardig en ook behoorlijk deskundig en "gründlich". Dat bevalt me wel. En ze had een mooie bril voor me. Leve de multinationale samenwerking!
In de bus naar haar toe was er een kleine vrouw op leeftijd ingestapt die in allerbelabbertst Nederlands bij de chauffeur informeerde naar de route. Ze moest naar het gemeentehuis in het dorp en bedoelde te vragen of de bus daar stopte. De chauffeur - specialist in dat soort kwesties - verstond haar, kon haar gerust stellen en mompelend verdween ze naar achteren.
Toen ik klaar was bij de brillenmevrouw zat ik op de bus terug te wachten en daar verscheen ook weer het mompelende mevrouwtje. Ik vroeg haar of ze het gemeentehuis had gevonden en we begonnen een praatje. Dat vond ze wel leuk. Wat bleek? Ze kwam uit Armenië, en woonde al vijfentwintig jaar in Nederland. Zoon en dochter ook. Het gesprek verliep heel moeizaam vanwege haar onvoorstelbaar gebrekkige Nederlands. Wat mij in dit geval tot één gedachte bracht: hoe kan het dat je al zo lang in Nederland woont en nog zo slecht Nederlands spreekt? Toen de bus kwam stapte ze na mij in en stootte me even aan toen ik net zat. We waren kennelijk vriendjes geworden. Bij de overstap op het busstation stond ze ineens weer naast me en leidde me al babbelend heel kordaat naar een zebra die ik niet kende en die me veilig bij mijn volgende bus bracht. Ze liep helemaal mee. Toen ik er was bedankte ik haar uitvoerig en gaf haar een hand. Dat stralende smoeltje vergeet ik nooit meer. Wat een schat! Ineens stond daar een kleine dame die blij de dank van een heer aanvaardt. Dames zijn er dus overal, ook in Armenië!
We gaan verder. Bij de volgende overstap (de laatste) zat ik op het bankje naast een onwaarschijnlijk klein en dun Chinees vrouwtje. Ze zei niets en keek voor zich uit. Maar toen de bus kwam waarschuwde ze me speciaal : de boes. Ik bedankte haar in het Engels - had zelf "de boes" nog niet gezien - en vroeg of ze "English or Dutch" sprak. "Allebei" zie ze in tamelijk goed Nederlands. Ik bedankte haar toen nog maar een keer in het Nederlands met m'n mooiste glimlach en stapte in de bus.

Toen vond ik dat ik deze column moest schrijven. 



Knar

WRAAK

Al jaren vraag ik me af hoe het toch komt dat onze samenleving zo kil, zo bloedeloos en zo walgelijk egoïstisch is geworden. Een tijdje geleden schreef ik over de "Homo Telephonicus" die verstard met zijn tegeltje voor zijn neus zich als een zombie tussen de anderen beweegt, niets en niemand ziet of hoort, en zich zo als door een tunnel van de ene naar de andere bestemming spoedt. "Nog iemand gezien onderweg?" "Hoezo, er was toch niemand?" Dat ongeveer.
Als je een paar handicaps hebt en eens op zoek wilt gaan naar wat hulp waarschuwt iedereen je voor het "kastje naar de muur" systeem. Je moet een held zijn met een oneindig geduld om de hulp te krijgen waarop je meent recht te hebben omdat je daar iedere maand verplicht behoorlijk veel en steeds meer voor betaalt. Je hebt er recht op. Ja. Maar daar houdt de vanzelfsprekendheid ook op. Want het systeem heeft duizenden voetangels en klemmen voor je klaar liggen in de hoop dat je uiteindelijk het moede hoofd in de schoot legt en het zelf maar gaat uitzoeken. Op eigen kosten uiteraard. En dat lijkt precies de bedoeling. Laat ze betalen maar geef ze niks. Zo brengen we de kosten van de gezondheidszorg wel omlaag.
Wat ik hier aanhaal is alleen een voorbeeld. Een voorbeeld van de algehele verloedering van het sociale en het medemenselijke dat onze Nederlandse samenleving toch tientallen jaren gekend heeft. Ik herinner mij dat ik halverwege de jaren zeventig dacht: nu hangt dit land precies waterpas. De inspanningen van de wederopbouw na de oorlog hadden hun vruchten afgeworpen. De economie draaide goed, de gezondheidszorg stond goed op poten met veel voorzieningen in een goed lopende organisatie, het wetenschappelijk onderwijs werd minder elitair, de kerk verloor haar teveel aan macht over de mensen, de pil was massaal in gebruik, het land koesterde zich in een geest van welbegrepen sociaal-democratie en even welbegrepen marktwerking. De PvdA en de VVD waren grote partijen, het CDA speelde vaak de apaiserende rol. Begrijp me goed. Het was niet het paradijs. Er was rumoer en er was misschien wel haat. Maar dat vormde de rand van een overigens prettig leefbare maatschappij. De armen waren niet te arm, de rijken waren niet te rijk en de dokter had tijd voor je.
Maar veel van de mensen die nu aan de touwtjes trekken (de gemiddelde leeftijd van de Tweede Kamer is 44 jaar) werden toen pas geboren!
Die kwamen tot hun positieven vroeg in de jaren negentig. Toen de Muur was gevallen samen met de Sovjet Unie en haar vazalstaten. Toen de traditionele socialistenhaat in de Angelsaksische landen als een tsunami over de wereld begon te rollen. Vergeet nooit dat Michail Gorbatsjov als eersten Reagan en Thatcher bezocht, als een glimlachende maar nederige verliezer.
Wij waren al snel aan de beurt. De arme Wim Kok (met wiens pistool op de borst?) moest in 1995 verklaren dat zijn partij "de ideologische veren maar eens moest afschudden". Het verraad was begonnen.
Sindsdien hebben we "marktwerking". De zorg is een bende. Burn-out en depressie zijn volksziekten geworden, werklozen heten nu zzp-er, het aantal kinderen dat in armoede opgroeit stijgt ieder jaar, de pensioenen worden ondanks mooie beloften al jaren niet meer geïndexeerd, de armen worden armer en de rijken worden rijker.
Eind negentiende eeuw kwam de sociale beweging op in de Europese landen en in Rusland.

Honderd jaar later was het tijd voor wraak. 


Knar

zaterdag 30 juni 2018

WARM


In het kasteeldorpje Haarzuilens, vlakbij Utrecht, hebben politie-agenten zaterdagochtend drie kindertjes uit een auto gehaald die afgesloten in de zon stond. De ouders waren gaan rondlopen op de lokale rommelmarkt. De kindertjes waren een, drie en vijf jaar oud, en bezorgde omstanders hadden de politie gebeld. Die tikte een ruitje in en bevrijdde de kinderen. Een lieve mevrouw zette de kinderen op een kleedje in de schaduw en gaf ze te drinken. De kinderen waren erg bezweet en hadden het ook erg warm. Ze mankeerden gelukkig nog niets. De politie heeft een stevig gesprek gevoerd met de ouders en het voorval is geregistreerd in een of ander officieel register. De ouders zijn van nu af aan gezien, dat is duidelijk.
Ik kan het niet helpen maar bij zo'n verhaal pis ik bijna in m'n broek van plezier. Wat een story, wat een drama, wat een klein leed toch weer in dit heerlijke zompige landje bij de zee.
Trump - onze vriend van over de plas - rukt een paar duizend kinderen uit de armen van hun moeders en begint rechtszaken tegen die stakkertjes - is die vent van de pot gerukt of wat - terwijl in Haarzuilens drie kindertjes uit een hete auto worden bevrijd en op een kleedje in de schaduw wat te drinken krijgen van een lieve mevrouw. De politie spreekt de ouders ferm aan. Is het niet geweldig? Genoeg stof voor een hele opera zou ik zeggen.
Zeker als je weet dat het dorp Haarzuilens in feite nog een fake-dorp is ook. Het oude dorp lag direct rondom de plek waar nu het kasteel de Haar staat. Gebouwd door baron Étienne van Zuylen van Nyevelt van de Haar op de ruïnes van het middeleeuwse kasteel. Voor het kasteelpark moest het oude dorp wijken en het werd buiten het hek opnieuw opgebouwd. Het nieuwe kasteel was bewoonbaar vanaf 1893. De familie kwam er sinds die tijd in de maand september wonen, de rest van de tijd resideerde men in Frankrijk.
En in dat verschoven dorp is nu vaak een rommelmarkt. En juist in dat decor….. Lachen toch?
Het verhaal vervult me ook wel met trots. Op onze eigen lompe, bemoeizuchtige en alles aan de kant smijtende manier dringen we binnen bij onbekende mensen, forceren hun auto, halen hun oververhitte kindertjes er uit, zetten ze op een kleedje in de schaduw en geven ze een glaasje water. De politie spreekt de ouders van die kinderen aan en maakt een registratie.
In mijn fantasie klim ik op de Pier van Scheveningen, zet een brede borst op en schreeuw heel hard in westelijke richting:

"Hé Trump, klojo, hier! Hier moet je zijn. Kijk hoe wij hier met de kinderen omgaan!"




Knar



woensdag 13 juni 2018




CHAYENNE

Chayenne is het dochtertje van een rijke meneer uit Lelystad. Chayenne zat op de lokale scholengemeen-schap en die gaf een galafeest voor de hoogste-klassers die dit jaar de school zouden gaan verlaten. Tot zover leuk en voor alle ouders van schoolgaande kinderen helemaal bekend. De meesten gaan op de fiets, komen wat verfomfaaid midden in de nacht thuis en hebben de volgende morgen hoofdpijn.
In Lelystad doen ze het een beetje anders. In pogingen om exclusiever dan exclusief te zijn waren daar inmiddels de limousines en paardenkoetsen al gemeengoed geworden bij het aanvoeren van het puberale volkje. Chayenne wilde meer. Ze wilde exclusiever zijn dan iedereen. En zei dat tegen haar vader. De man, kennelijk gewend om haar wens zijn bevel te laten zijn sloeg aan het piekeren en kwam met een oplossing: Chayenne en haar vriendin Ismay werden voor het feest met een helikopter bij de school afgezet. En haalde daarmee de media. "Haar lach was me meer dan goud waard" kraaide de vader tegen Omroep Flevoland.
Tot zover de feiten.
Dan nu de overdenking. Want u dacht toch niet dat u met alleen dat verhaaltje van me af was?
Waar zal ik eens beginnen? Bij de naam van het meisje? Die naam bestaat niet echt. Die naam is een gewilde verwijzing naar de Porsche Cheyenne, de ergste patsmobiel die het aardrijk kent. Die met zijn naam, gejat van het Noord Amerikaanse indianenvolk de Cheyenne (grotendeels uitgemoord) de illusie wil wekken van iets met de natuur te hebben. Ook dat is een illusie want het ding is alleen te zien in de financiële centra van de grote steden en ander proletenagglo-meraties. Het arme kind zal het er mee moeten doen. Ze zal het er ook mee moeten doen - en iedereen om haar heen - dat haar vader haar al voor haar twintigste er aan gewend heeft dat alleen het uitzonderlijkste en het duurste goed genoeg is voor haar. Wat zal dat meisje daar een last van krijgen. Wat in en in zielig eigenlijk. Dat je ouders al zulke verschrikkelijke vergissingen maken als je nog maar zo jong bent. Maar goed, als papa op post weet te blijven zal hij wel genoeg geld hebben om alle dure psycho-sessies te betalen die ze nodig zal hebben om een beetje door het leven te komen. Als papa op post weet te blijven. Want je moet er niet aan denken wat er gebeurt als papa - zoals gebruikelijk in zijn kringen - van z'n hoge toren stort of gestoten wordt en zich weer tussen de gewone mensen zal moeten bewegen. Wiens kinderen op de fiets naar het feest kwamen terwijl de helikopter van Chayenne landde op het hockeyveld.
"Het is de tijd meneer, het is de tijd". Ja, het de tijd. Het is Trump-time voor ons allemaal. Een aanval op een beschaving waaraan sinds halverwege de zeventiende eeuw geduldig is gebouwd - althans in het Westen - maar waarbij te weinig oog is geweest voor de achterblijvers die toch ooit ook in bonus geraakten en toen gingen doen wat ze altijd al zo graag hadden willen doen: de oude elite aan de kant schuiven en hun eigen goddelijke gang gaan.
Dus hun dochtertje Chayenne noemen en het kind met een helikopter naar een schoolfeestje sturen.

Lachuuuuu….


Knar


woensdag 9 mei 2018




KOUD


Buuf is dood. Al weer een tijdje. Ik schreef daarover in mijn column BUUF op 21 maart van dit jaar. Ik was er nogal van in de war, en nog altijd een beetje. Het huis van buuf heeft al die tijd leeg gestaan, maar schijnbaar bewoond. Vitrage voor de ramen, naambordje op de deur, rollatoropritje ervoor.
Eergisteren zijn eindelijk een paar mannen gekomen en hebben het huis rustig maar met vaste hand helemaal leeggehaald; vitrage weg, opritje weg, alles weg. Buuf is nu echt weg. Niet dat het helpt. Mijn gevoel van kwaadaardig in de steek gelaten zijn is er niet minder om. Maar verandert langzaam in een rustige woede over het feit dat ze het kennelijk niet nodig heeft gevonden om de mensen waar ze soms al 35 jaar tussen woonde - naast mij woonde ze achttien jaar - van haar dood op de hoogte te laten brengen. Zoals ik al eerder schreef: buuf is netjes geruimd. Maar heeft daar ook zelf alles aan gedaan, zie ik nu. Dan mag de nieuwe bewoner nu ook komen. Basta.
Er lijkt nog wel een erfenisje te zijn. Ondanks de warmte buiten deze week bleef het in mijn huis merkwaardig koud. Ik begon al aan mijn eigen stofwisseling te twijfelen tot ik ineens op het idee kwam dat dat wel eens het gevolg zou kunnen zijn van de dood van buuf. Haar woning grenst over de volle lengte aan de mijne, en als zij stevig heeft gestookt kan dat veel warmte hebben opgeleverd voor mijn huis. Als ik soms bij haar in huis was vond ik het niet overdadig warm maar als ze dag en nacht heeft doorgestookt kan dat wel veel schelen. Ik weet het niet zeker, maar waarschijnlijk is het wel.
Afijn, met die warmte buiten was het een blessing in disguise: ik kon het nog lang koel houden in mijn woning en de symboliek van die kou is me ook niet ontgaan. Life is many things…..
Vandaag nog even genieten van het mooie weer. Om één of andere vreemde reden (global warming?) is het morgen ineens wel 10 graden kouder, terwijl de wind toch nauwelijks uit een andere hoek gaat waaien. Vroeger, toen alles beter was, hadden we dat niet.
En dan wordt je oud. Als je denkt dat je herinnering nog zo betrouwbaar is dat je zoiets met gezag kunt zeggen.
A propos oud: de les van buuf is wel aangekomen. Als ik omval krijgen de buren een kaartje.

Wordt het niet zo koud.


Knar

zondag 6 mei 2018




SITTE

Iedere zaterdagochtend probeer ik mij naar mijn club te begeven om daar met vrienden een kop koffie (of twee) te drinken, ons wel en wee uit te wisselen en het gevoel te krijgen er nog een beetje bij te horen. Ik zeg probeer want soms is het weer te slecht, of mijn humeur idem, en dan draai ik me nog maar eens om. Gisteren, met dat prachtige weer dat ons plotseling heeft overvallen, was het geen vraag: ik ga.
Voor de rit maak ik gebruik van het openbaar vervoer in de hoofdstad, te weten twee bussen die elkaar in redelijk,korte tijd opvolgen zodat de reis niet al te lang duurt.
Al eerder heb ik op deze plaats erover gesproken dat het reizen met OV in deze stad vaak een vrolijk avontuur is. De Amsterdamse OV-reiziger staat bekend als een assertief, bemoeizuchtig
en praatgraag type, dat altijd overal commentaar op heeft maar het allemaal goed bedoelt. Mensen van buiten de stad kijken daar soms wat van op en hebben niet altijd het juiste antwoord op het juiste moment paraat. Zelf ben ik intussen genoeg Amsterdammer geworden om lekker mee te klessebessen en daar mijn genoegen aan te beleven. Zo ook gisteren.
Wachtend op de overstap zat ik rustig en genietend van het zonnetje op het bankje te wachten op de tweede bus. Op enig moment schoof er naast mij een vrouwtje op het bankje van het type dat in de hoofdstad "wijffie" wordt genoemd. Let op, dat is geen denigrerende benaming, integendeel, een wijffie is in Amsterdam een vrouw waar je eerbied voor moet hebben en waar je goed naar moet luisteren. Dan leer je nog eens wat.
"So, ik kom maar us effe naast u sitte" zei het wijffie. En keek me daarbij triomfantelijk aan, alsof ze zeggen wou: vind je me niet dapper? Zo'n man met een donkere bril op en zo'n wit stokje, daar is wat mee en dan moet je moed hebben om daar naast te gaan zitten. Vond zij waarschijnlijk. Ik zei "Gesellig!" en ik kreeg een goedkeurend lachje. Het ijs was gebroken. "Wacht u ook op de vaifensestig?" vroeg het wijffie. "Ja, maar hij komt eerst nog aan de overkant en dan komt hij hier" riposteerde ik een beetje wijsneuzig. "O, maar hij komter al aan hoor!" zei ze en verdomd, het ding was al aan het draaien naar ons toe. "Moet u ver?" vroeg ik nog. "Nou, valt wel mee hoor" en ze noemde een halte die inderdaad niet zo ver was. Intussen was de bus met de ingang precies voor mijn witte stokje gestopt (een stilzwijgende afspraak tussen het GVB en mij, waar alle chauffeurs zich aan houden) en het wijffie was daar heel tevreden mee. Ik liet haar voorgaan, ze stapte in, hield haar kaart tegen de automaat, draaide zich om, wees op het lege stoeltje rechts voorin en riep "U ken hier sitte. Goeie reis!" en verdween naar achteren. Ik deed wat ze me had bevolen en zat de rest van mijn kleine ritje me weer eens te verkneukelen van plezier om dat reizen in Amsterdam.

Wàtuhstàd


Knar


donderdag 26 april 2018




DEBAT


Symptomatisch: het debat in de Tweede Kamer over de kwestie Dividendbelasting liep nog volop toen ik gisteravond naar bed ging. Vanochtend wilde ik op het on-line nieuws even zien hoe het afgelopen was. Het was al weer weggezakt. Ik moest eerst een dikke korst ander nieuws wegkrabben voordat ik vond dat een motie van wantrouwen tegen de minister-president met 67 voor en 76 tegen was verworpen. Klaver had het over een gele kaart, Asscher over een rode, maar de man zit er nog. Typisch PvdA: nog steeds wartaal uitslaan.
Rutte kan liegen dat het gedrukt staat. Dat weten we inmiddels. We weten het zo goed dat er allerlei woordjes voor in omloop zijn. Teflon-premier, woordspelletjes, vrolijkheid, een gladde, enzovoort. Vergoelijkende woordjes, ontstaan uit onmacht tegenover een politicus met een meerderheid en weinig fatsoen. De ironie wil dat Wilders, doorgaans geen kampioen van het fatsoen, gisteren fatsoenlijk afstak tegen de rest met zijn vurige betoog voor eerlijkheid.
Maar het allerergste is natuurlijk dat het Parlement inmiddels is gedegradeerd tot een ongevaarlijk koffiekransje dat zich opwindt over bonnetjes en mailtjes. Het middel is al lang weer doel geworden. Een keiharde natuurwet die altijd opgaat. Ook gisteren ging het debat niet over de hoofdzaak, het stiekeme besluit om de dividendbelasting af te schaffen en daarmee de schatkist een schade van 1.4 miljard te berokkenen - een bedrag waarmee bijvoorbeeld veel pijn uit het Zorgdossier kan worden weggenomen - maar over de vraag of de minister-president al of niet had geweten van memo's en mailtjes. Dat is in Nederland spannende politiek.
We kunnen er vrolijk over doen, we kunnen er de schouders over ophalen, maar het is en blijft een teken aan de wand: Nederland wordt krachtiger dan ooit bestuurd vanuit de directiekantoren van het bedrijfsleven en op het Binnenhof spelen we poppenkast. We noemen dat Parlementaire Democratie. Dat bekt lekker en leidt de media effectief weg van waar het werkelijk gebeurt.
Rutte zit er nog. Dat zei ik al. Zal hij toch nog vertrekken? Ik denk het niet. Hij is te nuttig. Voor dat bedrijfsleven waar ik het al over had. Hij voert braaf uit wat daar wordt gedicteerd, zoals Balkenende en Kok voor hem (ziet u dat alle kleuren goed zijn?), hij laat MH17 rustig doodbloeden - vergeef me de bittere ironie - want schadelijk voor de handel, schudt wel weer met de anderen dapper zijn vuistje tegen Rusland als er "gif" wordt ontdekt, want (indirect) weer goed voor de handel, en is uiteindelijk dan toch weer zo voorspelbaar als de koude wind in Nederland. Met een variatie op het oude thema: "Cherche le Commerce". Dan weet je altijd waar je een Nederlandse premier kunt terugvinden.

Toch nog een geruststellende gedachte.



Knar


maandag 23 april 2018



ZONDE

Eén van de verleidingen van de grote stad is dat veel winkels iedere zondag open zijn. Albert Heijn spant daarbij de kroon door op alle dagen van het jaar (ja, ook op Eerste Kerstdag en Pasen) open te zijn van acht uur 's morgens tot tien uur 's avonds.
Voor mij als kind uit een orthodox gereformeerd milieu is dat nog steeds een beetje zondig. Voor de niet-ingewijden: zonde is datgene doen waarvan de christenen denken dat God dat verboden heeft. Op zondag inkopen doen hoort daar zeker bij. Gisteren deed ik het toch. En een week geleden en twee weken geleden ook al. Het wordt een gewoonte, het gaat er bij horen en het is verdomd gemakkelijk. Tenminste dat dacht ik.
Ik dacht dat omdat ik de vorige keren nogal vroeg was gegaan. Eigenlijk alleen voor wat boodschappen die ik vergeten had te kopen. Toen was het rustig in de winkel en was ik ook snel weer buiten. Dat voelt dan aan als een kleine zonde. Gisteren ging ik wat later op pad, voor een grote zonde: een echte boodschappenlijst met van alles en nog wat. Ook de basis-victualiën. En voor die zonde werd ik ter plaatste gestraft.
Aan het einde van de zondagochtend verzamelt zich bij mijn AH-winkel (een heel grote) een hoogst opmerkelijk type mensen. Jong, wit, welgedaan, lawaaïerig, vaak met kleine kinderen, en met de mentaliteit "Ieder voor zich en God is dood". Als deze mensen Nietzsche zouden kennen zou hij onmiddelijk postuum de status van popster of goeroe krijgen. Maar ze kennen hem niet want daarvoor zijn ze veel te druk met geld verdienen en uitgeven.
Voor deze mensen is de wereld hun playground en de winkel van Albert Heijn hoort daar bij. Hoewel duidelijk zichtbaar is dat zich honderden mensen in de winkel bevinden doen ze of ze er alleen zijn, rauzen met hun karren kris kras tussen de rekken door, staan met kar en gezin uitvoerig te overleggen midden in een doorgaand pad, steken grote kruispunten over zonder op of om te zien en roepen sorry als ze iemand aanrijden. En verder gaat het weer. Sorry roepen schijnt altijd genoeg te zijn, wat je ook doet. Laatst wilde ik met mijn omfloerste blik een zebra oversteken die begon op het fietspad voor mijn neus. Ondanks mijn witte attentiestokje werd ik bij mijn eerste stap op de zebra vrijwel over mijn tenen gereden door een woest aanstormende fietser die op het verkeerde fietspad reed (het zijne lag aan de overkant van de weg) en ook niet stopte voor een voetganger op een zebra. Heel fout dus. Ik schrok behoorlijk. "Sorry, sorry" riep hij. Ik riep terug dat hij wel wat beter moest uitkijken. Hij draaide zich om en riep "Ik zei toch sorry?" en vloog door, nog steeds aan de verkeerde kant. Die mensen zijn tweede helft zondagmorgen in overmaat bij Albert Heijn.

Mijn straf.

Knar

maandag 16 april 2018



BêTA


Vanochtend is bij mij een screenreader bezorgd. Een ding waarmee ik weer teksten kan lezen die ik tot hu toe niet meer lezen kon. De monteur die het apparaat kwam brengen, maakte zich zorgen over het parkeren. Hij had eerder al een klusje in deze wijk gehad en moest nu eigenlijk de wijk uit en kon de komende 3 uur uur niet in de wijk parkeren. Zo is dat in onze wijk geregeld. Toen ik zijn bezorgde gezicht zag herinnerde ik mij dat ik bij de gemeentelijke parkeerdienst Cition een of andere bezoekers-vergunning kon aanvragen. Nadat de man mij de nieuwe machine had uitgelegd en was vertrokken keek ik maar eens op het internet. De gemeente Amsterdam heeft een site voor zaken die met de parkeervergunning te maken hebben. Maar zoals alles wat met bestuur te maken heeft in Amsterdam, het is een warboel. En vanaf dat moment begint eigenlijk mijn verhaal.
Ik ben een bêta-mens. Al vanaf de lagere school heb ik meer belangstelling voor techniek, cijfertjes en wiskunde dan voor gebabbel en gedoe. Dat zette zich voort in mijn middelbare schooltijd en daarna ging ik werken bij Philips en Natuurkunde studeren. Allemaal bêta bêta bêta. Natuurkunde studeerde ik aan de Technische Hogeschool in Eindhoven en zonder het te weten woonde en leefde ik in een bêta-stad. Eindhoven is een bêta-stad. Veel later bracht ik nog eens een bezoek aan een roeiclub daar en toen ik daar was proefde ik er ook de bêta-sfeer. Ook daar was het bêta-virus doorgedrongen. In Amsterdam is dat niet zo. Amsterdam is al bijna 1000 jaar een handelsstad en daar heeft het bêta-virus weinig invloed. Daar gaat het om handel, babbelen tot je erbij neervalt, ruzie maken, vrede sluiten, winstjes maken, een contractje hier en een contractje daar, allemaal mensenwerk en gerommel. En dat is wat je terugvindt bij de gemeente Amsterdam. De manier waarop zo'n site voor een parkeervergunning in elkaar zit is typisch Amsterdams. De redeneertrant is niet logisch en strak maar zwaait alle kanten op. Waarschijnlijk volgens een eigen logica waarvoor ik geen antennes heb. Het komt volgens mij nooit echt op zijn doel.
Amsterdamse inboorlingen hebben daar geen moeite mee. Zij ruiken, voelen en begrijpen wat er bedoeld wordt en vinden ook in dat rommeltje hun weg. Wat mij geweldig verbaast. En me meer dan ooit onder de indruk brengt van de manier waarop de geschiedenis van een stad zijn sfeer en de geest van zijn autochtone bevolking bepaalt. 
Ik moet mij dus niet meer boos maken over een rommelige site van Amsterdam, maar mij neerleggen bij het feit dat ik in een stad woon die niet bêta is. Wil ik dat nog anders, dan moet ik verhuizen. Naar een stad waarvan ik weet dat het bêta-denken daar nog een kans krijgt.

En dat is niet in Amsterdam.


Knar

zaterdag 7 april 2018





BURNOUT

Soms gaat het leven van een columnist over rozen. Als er bijvoorbeeld in het nieuws weer eens een artikel verschijnt waar de kolder en de waanzin aan alle kanten van afdruipen zonder dat de auteurs dat in de gaten hebben. Dat zijn de sappigste.
Vandaag werd ik wat dat betreft op mijn wenken bediend. Ik kwam bij NOS.nl een artikel tegen over burnout bij studenten. Dat schijnt verschrikkelijk te zijn.
Nu kan ik me daar wel wat bij voorstellen want al decennia lang volg ik de ontwikkelingen van het wetenschappelijk onderwijs met een grote zorgrimpel boven de neus. Uit het artikel blijkt overigens dat ik ook leerlingen van het Hoger Beroepsonderwijs studenten moet noemen; één van die zorgrimpels.
Burnout bij studenten dus. Sinds de openstelling van het wetenschappelijk onderwijs voor brede lagen van ook de minvermogende bevolking - zeg sinds begin jaren zestig - zijn de studentenaantallen enorm toegenomen. Financiering daarvan werd steeds moeilijker, dus begon er druk te komen op de lengte van de studie. Toen ik in 1968 aankwam op de universiteit was het eigenlijk alleen het goede fatsoen dat je er toe bracht de studie in een redelijke tijd af te ronden. Ik deed zes jaar over een studie Natuurkunde en dat was voor die tijd en dat vak heel netjes. Geen vuiltje aan de lucht. Voelt u hoe burnout-vrij dit allemaal klinkt? Dat was het ook. Gaan studeren was een groot, spannend en aantrekkelijk avontuur met veel nieuwe dingen, soms enige zorgen maar ook met een lokkend perspectief. Als je de campus voorgoed verliet had je kans op een tamelijk comfortabel en welgedaan leven.
Van dat alles is niets over. Niet dat het studeren ook nu niet zijn aantrekkelijkheden heeft maar de stress is vele malen groter en het perspectief is vele malen twijfelachtiger. Studeren is een kleurloos massabedrijf geworden waarin je vanaf de eerste dag wordt opgejaagd om in zeer korte tijd en met heel weinig geld heel veel stof te verwerken. Van enige reflectie is geen sprake - wat naar mijn mening één van de meest saillante kenmerken van een hogere studie moet zijn - met als gevolg dat de doctorandus in de volksmond een soort clown is geworden die onbegrijpelijke taal brabbelt en niet erg serieus genomen hoeft te worden. Denk aan ingenieur Akkerman van Kooten en de Bie. En vergelijk dat met de bijna vrome verering die lui als Cornelis Lely (Waterstaat), Jan Pen (Economie) en Hendrik Casimir (Natuurkunde, Philips) ten deel viel.
De hoogtijdagen van het wetenschappelijk onderwijs - en dus van de student - zijn lang voorbij. Studentjes branden op. Zoals iedereen in deze "samenleving", die uitsluitend op winstmaximalisatie gericht schijnt te zijn. En waarin de hulpterreur bloeit als nimmer tevoren. Want dat is één van de distels die het heel goed doet op het puin van een beschaafde cultuur. Het eerder genoemde NOS.nl artikel geeft daar uitvoerig verslag van.
Letterlijk staat er :"Het actieplan mikt bijvoorbeeld op een betere begeleiding tijdens de eerste weken in een nieuwe studie. Maar ook betere toegankelijkheid van studentenpsychologen, weerbaarheidstrainingen, jaar-lijkse screening van studenten op mentale gezondheid of coaching van docenten."
Zei ik het niet? Hulpterreur en winstmaximalisatie.

Arme student. 


Knar


woensdag 21 maart 2018





BUUF


"Ik ben niet bang voor de dood. Maar ik ben bang voor de manier waarop ik dood zal gaan".

Dat zei mijn oude buurvrouw tegen me toen ik 15 januari even bij haar op bezoek was. Het was de eerste zin van mijn column HULP, die ik dezelfde dag schreef. Vanochtend op het stembureau hoorde ik dat ze dood was. Ze werd als overleden vermeld op de lijst. Ik stond als aan de grond genageld, ik wist van niks.
Ik belde het ziekenhuis waar ze de laatste keer was opgenomen, maar die mochten vanwege de
Wet bescherming persoonsgegevens niets meer zeggen. De andere buren wisten ook van niks. Daar sta je dan.
Na enige tijd doemt dan natuurlijk toch die ene buurvrouw op die alles weet en nu blijkt dat ze waarschijnlijk al een maand geleden is gestorven, waarschijnlijk in haar bed, aan de andere kant van de muur waar ik achter lig te slapen, en waarschijnlijk aan haar hart, waar ik al zorgen over had toen ik 15 januari  bij haar was ("ik ben zo benauwd") en ze is waarschijnlijk na haar dood de volgende ochtend door de zorg gevonden en in alle stilte afgevoerd. Buuf is netjes geruimd. De participatiesamenleving in haar volste bloei.
In ieder geval heeft ze niet al te bang hoeven te zijn over hoe ze zou sterven - haar grootste angst toen ze nog leefde - want heel waarschijnlijk is ze in haar slaap gestorven en heeft ze er niets van gemerkt. Ze was al heel oud. Voor eenzaam sterven moest ze bang blijven tot aan haar laatste snik.
Het is een lastig probleem. Ze was niet erg sociaal. Ze had niet veel contact met de buren en er waren tijden dat die contacten vooral bestonden uit ruzie en aanmerkingen. De mensen stonden niet in de rij. Er zijn nu ook geen kaartjes. Maar ja, rechtvaardigt zo'n hoogst individuele manier van leven, waar haar en mijn generatie toch zo enthousiast aan hebben gebouwd, dan zo'n terloopse, totaal verborgen manier van doodgaan? Het was toch buuf.
Het zet je aan het denken. De meest dramatische gebeurtenis in het leven van een mens, de overgang van leven naar dood, die  duizenden jaren met ceremoniën was omgeven, waar gebeden bij werden opgedragen, waar litanieën voor werden gezongen, voltrekt zich nu midden tussen de mensen in volkomen geruisloosheid, en je hoort er pas een maand later wat van, op het stembureau. In de participatiesamenleving.

In ieder geval een mooi Scrabblewoord.




Knar

dinsdag 13 maart 2018




HISTORISCH


Er zijn van die dagen - vaak heel gewone dagen - waarop je met een rood pennetje een rondje moet maken rondom de datum. Dat zijn dagen waarop er iets historisch gebeurt. Iets waarover de mensen later nog lang zullen spreken.
Zo herinner ik me levendig de dag van 11 december 1995, toen Wim Kok in Amsterdam de Dr. J.M. den Uyl-lezing hield, waarin hij zei dat "de PvdA zijn ideologische veren maar een moest afschudden". Ik zat voor de buis, hoorde hem dat zeggen en wist meteen: dit is een historisch moment. Het moment van het grote verraad van de PvdA aan de sociale zaak, het begin van de lange maar zekere weg naar het failliet van de partij, dat bij de laatste parlementsverkiezingen dan ook werd beklonken. Het duurde even maar toch…
Zet rond de datum van vandaag - dinsdag 13 maart 2018 - ook maar een rood rondje. Ook vandaag is historie geschreven, en nog wel op twee fronten.
Vandaag heeft de Raad van Commissarissen van ING-bank besloten om de loonsverhoging van topman Ralph Hamers (50%) toch maar terug te draaien. Nadat de natie als één man in opstand was gekomen en Jesse Klaver (Groen Links) zondag in Buitenhof dreigde met een Kamerbreed gedragen spoedwet die nog deze week dit soort strapatsen bij systeembanken onmogelijk zou maken.
En ook vandaag komt het Europees Parlement breed in opstand tegen een één-tweetje van voorzitter Juncker die in een tijdsbestek van negen minuten een kabinetschefje uit zijn directe omgeving omhoog promoveerde tot secretaris-generaal van de Europese Commissie. Hij laat daarna de Duitse afgevaardigde van CDU-huize in het parlement zeggen dat daarmee de benoeming "volgens de regels" is. Het parlement klimt van verontwaardiging bijna op de banken en gaat een eigen onderzoek instellen. Ik vond die Juncker al nooit zo'n slimmetje, maar dat hij zo dom was verrast me toch.
Wat gebeurt hier, lieve lezers?
Wat hier gebeurt is wat altijd gebeurt als machthebbers het te bont maken: er komt opstand. En dan mogen we verdomd blij zijn dat het zo'n beschaafde opstand is. Met nette oppositieleiders in jasje-dasje op de buis, en Europarlementariërs op weg naar een keurig parlementair onderzoek. In andere tijden stond nu de guillotine al op de Dam. Ik zeg het u: vandaag wordt geschiedenis geschreven. Zet dat rode rondje nu maar.

En kijk er nog eens naar, over een paar jaar.

Knar



DUIM

 
In het nieuws van vandaag kwam ik een kop tegen met de angstige vraag:"Heeft onze telefoon ons #OnderDeDuim en wat betekent dat?". U begrijpt het al: de zoveelste variant op het thema Homo Telephonicus.
Een ICT-er bij FaceBook zegt zich te schamen dat hij iets heeft gebouwd waar de mensen zo verslaafd aan zijn geraakt. En dat er sprake is van verslaving is voor de schrijver van het artikel duidelijk: als je de smartphone 's ochtends vergeet mee te nemen ga je toch terug, ook al mis je je trein?
Tja, als je oogkleppen maar groot genoeg zijn is dat je wereld. En verslavend? Ja, anders had ik mijn Homo Telephonicus niet ten tonele kunnen voeren. Maar is dat bijzonder, of extra verontrustend? Nou nee, lijkt me niet.
Laten we beginnen met vast te stellen dat het van alle tijden is dat de Homo Sapiens Sapiens in gebruik vaak wat minder sapiens is dan hij zich graag noemt. Plat gezegd: de mens is een dom varken dat alles vreet wat hem voor de neus wordt gezet. En dat is een belediging voor de varkens.
Momenteel lees ik een boek over de geschiedenis van het Byzantijnse Rijk. Daar kwam het in de mode om heiligen e.d. af te beelden op een houten plankje en die dan vol overgave te gaan aanbidden. De icoon was geboren. Iedereen moest zo'n ding, liever twee of drie, tot alle wanden volhingen met die plaatjes. En maar bidden. Tot er een keizer kwam die dat maar heiligschennis vond. Dan kwam er een zogenaamde Iconostase, die dingen moesten allemaal weg. Wie doorging met ze te maken of te aanbidden was al gauw een koppie kleiner. Overal die dingen weg. Toen de Engelse Long Bows veel succes hadden in de slag van Azincourt (1415) moesten in alle legers Long Bows worden opgesteld. De Engelsen bleven er de besten in, maar dat hindert niet. Allemaal zo'n ding. Toen er auto's kwamen moest iedereen zo'n ding. Toen de telefoon kwam moest iedereen zo'n ding. Als we vroeger onze portemonnee thuis lieten liggen gingen we ook terug, ook al misten we de trein. Moet ik doorgaan?
De schok is altijd : het nieuwe en de eerste generatie die zich er op stort. Dat is anders dan het was dus nieuws. Mijn kleinkinderen zullen ooit meewarig lachen om dit geneuzel. En zich op hun beurt achter het oor krabben over wat dan nieuw en "verslavend" zal zijn.

En dan weten dat ze oud worden.

Knar


donderdag 1 maart 2018

VOEREN


De grote grazers in de Oostvaardersplassen worden door Staatsbosbeheer bijgevoerd in opdracht van de provin-cie. Reden is niet het bestuurlijk medelijden met de dieren in deze felle koude, maar de maatschappelijke onrust die onder de bevolking is ontstaan.
Fantastisch. Wat leven we toch in een heerlijk land.
Waar zal ik eens beginnen? Bij de beesten maar. Een deel van de Westelijke Flevopolders werd na de drooglegging in 1968 ingericht als natuurgebied met de bedoeling om daar grotere dieren min of meer in het wild te laten rondzwerven alsof het een stukje toendra was. Dat vonden "deskundigen" een heel mooi idee. Maar let op de voorlaatste zin. Een "stukje" toendra. Dat is het, met aan alle kanten hoge hekken eromheen zodat die dieren in geval van nood geen kant op kunnen. Want daarbuiten moet het weer keurig aangeharkt Nederland zijn, met eventueel ruimte voor de uitbreiding van vliegveld Lelystad zodat Nederland ongestoord naar zonnige oorden kan blijven vliegen terwijl de uitbreiding van Schiphol ook gewoon door kan gaan. De zonaanbidders kunnen straks de grote grazers vanuit het vliegtuig natuurlijk zien zijn.
Op een echte toendra gaan de dieren trekken als het koud wordt. Als heel Nederland Oostvaardersplas was en bijvoorbeeld België ook dan zaten die beesten nu misschien wel in de Ardennen. Tussen die bomen daar groeit nog wel wat en ze hebben minder last van de wind. Kunnen zich daar makkelijker verschuilen. De bizons in Amerika en de gnoes op de Serengeti trekken ook als het seizoen verandert. De grote grazers op de Oostvaardersplassen kunnen dat niet. Dus verrekken ze van de kou. Dat vinden de deskundigen juist goed. Ze zijn tegen bijvoeren. Gestorven moet er worden. Ook al omdat het op die postzegel anders veel te vol wordt. Het moet "natuurlijk" blijven.
Maar de modale Lelystadter, de Almerenaar, de Drontenaar, ze pikken het niet langer. Ze sjouwen balen hooi naar het hek en bellen de politie suf. De Commissaris des Konings vreest oproer dus nu moet Staatsbosbeheer…..
Zo gaat dat met natuur in Nederland. Niemand wil geweten hebben - de deskundigen al het minst - dat er in Nederland geen centimeter natuur meer is in de oorspronkelijke betekenis van het woord. In Nederland is alles maar dan ook alles gemaakt door mensenhand. Vrij naar Geert Mak: God is al lang verdwenen uit Jorwerd. Wat Nederland aan "natuur" heeft is er vroeg of laat om één of andere reden door mensen neergezet. En Nederlanders zijn daar vervolgens hutje mutje vlak naast, rondom of in gaan wonen. Dat maakt dit land nog wel het meest onnatuurlijk.
En dat is helemaal niet erg. Maar noem onze Heimat dan gewoon weer een cultuurlandschap, hoe "wild" ook. Een cultuurlandschap  waarin uiteindelijk toch altijd weer zal worden ingegrepen.

Zoals nu met dat hooi voor die dieren.

Knar

maandag 5 februari 2018

WEL

Een goede vriend van mij heeft de gewoonte regelmatig een tijdlang niets van zich te laten horen. Vrijwel altijd valt dat samen met medische makke waar hij zo nu en dan last van heeft. En ik kan hem niet aan zijn verstand brengen dat gedeelde smart meestal halve smart is. Laatst stuurde ik hem na zo'n stilte maar eens een berichtje met de inhoud "Alles wel aan boord?" Dat is een oud gezegde van mijn grootvader. En daarover gaat eigenlijk dit verhaaltje.
Opa was bruggewachter in Zwolle. Ik schrijf bewust bruggewachter en niet brugwachter zoals het hoort, want in het West Saksische dialect van Zwolle heet zo iemand een bruggewachter. De brug van opa was een draaibrug. Dat betekende dat opa de brug met handkracht open en dicht moest draaien. Mijn broertje en ik logeerden wel bij opa en oma en als het mooi weer was speelden we buiten. Ook wel bij het brughuisje van opa, want dat was vlakbij.
Soms mochten wij met opa mee op de brug als hij hem ging opendraaien. Dat was voor kleine jongetjes een geweldig avontuur. Het begon als opa de slagbomen naar beneden ging doen. Hij wachtte tot het verkeer even wat luwer was en dan haalde hij de bomen kordaat neer. Wij stonden dan al aan de goede kant en liepen met opa de nu lege brug op. Wij alleen, en al die anderen moesten wachten. Iedereen zag ons. Wat een gevoel. Opa haalde dan een slinger van de reling, maakte een klein putdekseltje open, plaatste de slinger erin, draaide een halve slag. en de brug was van de rem. Dan haalde hij een zware slinger van de reling en plaatste die in een groter putje. Hij wierp dan zijn gewicht met een trage zwaai tegen de slinger en zowaar, daar gingen we. Als opa de brug in beweging had ging het verder licht. Hij richtte zich dan op en draaide langzaam de slinger in het rond. Wij verloren dan het contact met de wal en hingen tussen hemel en aarde boven het water. Als de brug helemaal open was liep hij tegen een aanslag en bleef zo staan. Opa liep dan voor de derde keer naar de reling en pakte "het klompje" Een lange stok, met daaraan een touw met aan het einde een kinderklompje. Daarin moest de passerende schipper het bruggeld doen. Inmiddels had het schip de brug bereikt en riep opa op een traag-zangerige toon:"Dag schipper, alles wel aan boord?". De schipper aan het roer riep - op exact dezelfde toon - terug "Dag van Dam, alles wel aan boord!". En soms:"Hebbie de jonges d'r bie?". "Ja", riep opa dan, "mien kleinzoon'n". "Goeie vaart" riep opa dan nog, het klompje werd geleegd en weer opgehangen, de grote slinger kreeg weer een hengst en de brug draaide langzaam terug. Tot een bonk aangaf dat hij weer in het gevoeg zat. Nog even de kleine slinger een halve slag de andere kant op en de brug zat weer in het slot. Opa opende de bomen, wij wandelden als kleine helden van de nu weer drukke brug en de stof voor dit verhaaltje was gemaakt. Opa heeft dat veertig jaar gedaan. Tot aan zijn pensioen. Altijd op dezelfde brug.

A life-time job.



Knar


dinsdag 30 januari 2018



EEUWIG


Vanmiddag was ik aan zee. In Noordwijk, aan zee. Vroeger reed ik daar vaak met de auto naar toe, een eenvoudig en mooi ritje vanuit de hoofdstad. In het voorjaar zeker, want je rijdt dan midden door de bloeiende bollenvelden.
Nu de auto weg is moet ik het anders doen. Want ik wil wel naar zee. Al een tijdje had ik een reisje met OV in mijn hoofd, dat ik vanmiddag maar eens heb gemaakt. Een première. Met de trein naar Leiden en dan met de bus naar Noordwijk. Je komt tot vlak bij het strand en dat is de bedoeling. Mooie gelegenheid om hier ook even een diepe buiging te maken voor de planologen die het busstation van Leiden hebben gemaakt. Aan het begin een helder overzicht van welke bus waar staat, en dan, gerekend vanaf het centrum grote borden met daarop A,B, C, en zo verder tot G (geloof ik). En daaronder dan een busperron. Een kind kan de was doen, een slechtziende ook. Ik moest bus 20 hebben onder bord F en hij zou over 10 minuten vertrekken. En precies na 10 minuten: daar schuift bus 20 aan het perron, deurtje open, ik er in, inchecken, en daar gingen we. Leiden Bedankt! Zestien rotondes later waren we in zonnig Noordwijk. Na een lichte lunch dan toch eindelijk over het duin, het strand op. Een nippy westenwindje woei van zee en maakte dat de branding drie rollers had. Drie fel witte bruislijnen op het donkere water. Prachtig. Er was weinig volk om het te zien, dat heb je op een doordeweekse dinsdagmiddag in de winter. Des te beter. Toen ik even stil naar de branding stond te kijken overviel me een gedachte. Ineens zag ik in die drie bruislijnen een boodschap. een boodschap vanuit de zee. "Wij zijn de eeuwigheid. Alleen hier, bij ons kun je even recht in de eeuwigheid kijken. Wij waren hier al eeuwig toen jullie er nog lang niet waren. En wij zullen hier nog eeuwig zijn als jullie al lang weer weg zijn. En wij zullen er precies zo zijn, al die tijd, zoals je ons nu ziet. Drie fel witte bruislijnen bij een nippy westenwindje. Dat je eeuwig niet kende, en eeuwig niet zult kennen, als wij hier nog altijd zullen zijn. Hier mag je even in de eeuwigheid kijken."
Ik ben in mijn leven veel aan zee geweest, en op veel plaatsen. Maar zo had ik de zee nog nooit begrepen.

Zo eeuwig.

Knar

dinsdag 23 januari 2018

KIND


Ik heb geen kinderen meer. Ik heb een zoon en een dochter, beiden stevig in het maatschappelijke zadel gezeten, beiden al weer ouders van kinderen. Echte kinderen.
Maar er was een tijd dat ik kinderen had. Het was een tijd waarin er zware schaduwen over mijn leven lagen, schaduwen waar zij tot mijn grote verdriet ook onder hebben geleden, maar waar zij met de ongelofelijke levenskracht kinderen eigen sterk en vastberaden onderuit zijn gekropen. Om nu met volle teugen van het leven te genieten en hun weg even vastberaden als toen verder te gaan.
Soms kom ik op mijn tochtjes door het huis de cadeaus tegen die ze mij in die tijd hebben gegeven, bij verjaardagen of met Sinterklaas. Cadeautjes die ze in hun pubertijd helemaal alleen voor mij hadden gekocht, cadeautjes die zij mooi vonden, die ze bij mij vonden passen, en die ze me met grote glanzende ogen van verwachting op de feestdag zelf overhandigden.
Een cadeau krijgen van een kind dat het helemaal zelf voor jou heeft gekocht is één van de ontroerendste en aangrijpendste momenten in het leven. Ik hou het weer niet droog als ik er aan terugdenk. Vooral als het cadeau zo overduidelijk de gevoelens uitdrukt die het kind op dat moment voor je heeft. Zo heb ik van mijn zoon een koffiekopje dat als zodanig moeilijk te gebruiken is maar waarbij ik zo intens voel wat hij er zelf van vond: heel mooi. Van hen samen heb ik een deel uit de Vier Jaargetijden van Vivaldi, gespeeld door de toen zeer in zwang zijnde Nigel Kennedy, de punker-violist uit Engeland. Voor hun toen het einde. Op de lagere school maakte mijn dochter een pennenhouder voor me, bestaand uit een conservenblikje (halve maat) met aan de buitenkant blauwe verf. Sindsdien staan daar al mijn pennen in. Tot op de dag van vandaag. En zo zijn er meer van die vreselijk vertederende geschenken in mijn huis. In een kandelaar van mijn zoon brandt in de winter iedere avond een kaars.
Het lijkt alsof bij het ouder worden de betekenis van die cadeaus groter wordt. Bij alles wat er in het leven gebeurt zijn dat steeds meer de vaste en onveranderlijke boodschappen geweest van hen aan mij: dit voelen wij voor jou, dit willen wij voor je doen. Dit geven wij aan jou. Bij alle schaduwen die er soms nog zijn is dat een grote weelde.

Als er brand komt sjouw ik die spullen het eerst naar buiten. 

Knar

maandag 15 januari 2018

HULP


"Ik ben niet bang voor de dood. Maar ik ben bang voor de manier waarop ik dood zal gaan".
Tegenover mij zit trillend van de zenuwen mijn oude buurvrouw van zesentachtig, die me net heeft gebeld omdat ze zich niet goed voelt. Ze was op weg naar de dagbesteding in het verpleeghuis maar ze is teruggegaan want ze voelde zich helemaal niet goed. Zo benauwd.
Ik praat een tijdje rustig met haar en dan komt stukje bij beetje het hele verhaal er uit.
Wat ze vertelt lijkt op een balansverhaal. Ze lijkt de balans op te maken van haar leven, ze heeft het over niet verder kunnen; het klinkt me allemaal niet jofel in de oren. Ik beloof dat ik haar huisarts ga bellen om te vragen of hij even naar haar komt kijken. Thuis bel ik de praktijk en ben ik nummer negen in de rij. Een kwartier later ben ik aan de beurt. De huisarts wil wel komen, binnen een uur zelfs. OK, da's geregeld. Ik bel haar met het goede nieuws en ze is erg opgelucht. Nu maar hopen dat het goed gaat.
Niet eerder zat ik tegenover een oude vrouw die zo openhartig was over haar zorgen en haar angsten. Angsten die feitelijk alleen te maken hebben met de manier waarop ze schijnbaar geholpen wordt maar feitelijk in de steek wordt gelaten. Vanochtend rond negen uur kwam ik in het trappenhuis een meisje tegen dat op weg was naar mijn buurvrouw. Bij navraag bleek dat die kwam om haar te wassen. "Ja, dat had ik zelf al gedaan" zei mijn buurvrouw tegen mij. Toen ze het kind vroeg of die een sinaasappeltje voor haar wilde schillen zei het wicht dat ze daar niet voor kwam. Gisteren hadden ze haar warme eten gebracht om drie uur. "Ja, wie heeft er dan nog zin in," zei mijn buurvrouw tegen mij. Gelijk heeft ze.
Een specialist zei laatst tegen me in een vertrouwelijke bui:"Eén ding houd ik mijn kinderen nu al voor: ga nooit werken in de zorg." Een bevriende IC-arts zei laatst tegen ons:"Als je beter wilt worden ga dan niet naar een ziekenhuis." Mijn zeer oude alleenwonende vader heeft kort voor zijn dood een nacht op de vloer gelegen van zijn woonkamer met naar later bleek een fors hartinfarct. Hij kon niet weer in de stoel komen waar hij uitgegleden was.
Dat alles gevoegd bij mijn eigen ervaringen kan ik alleen maar zeggen: in de zorg is het inmiddels een grote en zorgwekkende bende. Dat er nog wat goed gaat is alleen te danken aan de verbetenheid waarmee artsen, verpleegkundigen en de andere "mensen in het wit" toch hun werk blijven doen. Ook al staat het water ze soms aan de lippen en grommen ze van ingehouden woede.
En ons lachebekje in Den Haag maar de dividendbelasting afschaffen. Scheelt de schatkist 1.4 miljard.

Wat zou je daarmee niet voor de kwetsbaren kunnen doen…?


Knar

zaterdag 13 januari 2018




CLEMENTINE


In de afgelopen weken heb ik de lijvige biografie gelezen van Sonia Purnell over Clementine Spencer-Churchill, de echtgenote van Winston Churchill, de Engelse oorlogspremier. Hij was de man die aan het einde van de oorlog de beroemde uitspraken deed: "Van Stettin in de Oostzee naar Triëst in de Adriatische Zee is een ijzeren gordijn neergedaald over het continent" en "Nooit hebben zo velen aan zo weinigen zoveel te danken gehad".
Het eerste sloeg op de deling van Europa na de oorlog tussen West en Oost, en de tweede uitspraak sloeg op de gevechtspiloten van de RAF die de Slag om Engeland wonnen van de Duitsers.
Terug naar het boek over zijn vrouw, Lady Clementine. Zowel zij als haar man waren leden van de Engelse upper-class, telgen uit oude adellijke geslachten met ronkende titels, veelkleurige familiewapens en in zijn geval een enorm kasteel op het platteland. Blenheim Palace waar hij werd geboren heeft een Versailles-achtige allure.
Hun afkomst bepaalde voor een groot deel hun verhouding, de omgang met elkaar en de vrijheid die ze beiden namen om hun zin te doen en op reis te gaan, meestal los van elkaar. Toch komt Clementine uit het boek tevoorschijn als een vrouw die zich met hart en ziel in dienst heeft gesteld van de carrière en het welzijn van haar man. Dat betekende geenszins dat ze een doetje was. Integendeel, de hele toenmalige wereld was er van overtuigd dat Churchill zonder die vrouw niet de helft had bereikt van wat hij uiteindelijk voor zijn land kon betekenen. Een heel gecompliceerde symbiose tussen twee grote geesten die ook als man en vrouw aan elkaar verbonden waren. Nadrukkelijk in die volgorde.
En dan maak ik even een sprong naar de actualiteit: het manifest in Le Monde van honderd Bekende Franse Vrouwen tegen de MeToo beweging in Amerika. Het boegbeeld van de beweging (hoe kan het anders) is de nog altijd heel mooie Catherine Deneuve die bijvoorbeeld in de film "Belle de Jour" (1967) precies laat zien hoe werkelijke vrijheid voor een vrouw ook kan betekenen dat ze kiest voor de rol van de door mannen begeerde courtisane, al naar het haar bevalt en uitkomt.
Frankrijk en de USA hebben twee volkomen verschillende geschiedenissen en dat speelt hier een dominante rol. In Frankrijk is de hoofse (= buitenechtelijke) liefde zo ongeveer uitgevonden; al in de Middeleeuwen is uitgebreid sprake van een verfijnde hofcultuur waarin de dames van het hof inzetbaar waren voor allerlei spelletjes. En dat is in Frankrijk nooit meer overgegaan, denk aan Mitterand en korter geleden Sarkozy en Hollande. Heren van stand met meerdere verhoudingen, naast of achter elkaar. Geen punt voor de Fransen, vive la vie. Een cultuur van hoffelijkheid en galanterie waar alles mag als het maar geen aanstoot geeft.
De USA is een jonge pioniersstaat, in de afgelopen driehonderd jaar bevolkt vanuit Europa door grote drommen presbyterianen (gereformeerden) en streng gelovige katholieken. Huiverig tegenover iedere vorm van openbare wellust en vrijdenkerij. Een voedingsbodem voor uitwassen. Zoals nu blijkt.
De echte weg naar vrijheid van vrouwen is niet die van het feminisme dat - net als het communisme overigens - haar aanhangers dwingt tot het aanwijzen van een vijand (bij het feminisme de man, bij het communisme de kapitalist) maar de gedachte dat vrouwen pas volledig vrij zijn als ze ook kunnen kiezen voor klassieke of libertijnse verhoudingen met mannen. Al naar het hen uitkomt.
In de biografie van Clementine Spencer-Churchill wordt een vrouw zichtbaar met een gepassioneerde liefde voor haar man - die overigens wederzijds was - , een grote ambitie om zijn werk te ondersteunen en mogelijk te maken, maar ook met een heel krachtig ontwikkeld zelfgevoel dat maakt dat ze vaak haar eigen weg ging, het voor zichzelf aangenaam maakte, ook zonder haar man, en in die vrijheid zo groeide dat ze werkelijk veel kon betekenen, voor Winston en voor Engeland.

Vrijheid, wat is het toch moeilijk.



Knar