vrijdag 30 november 2018





LIFE


Ergens in de jaren zeventig - ik zal rond de dertig zijn geweest - heb ik eens uitgerekend wanneer ongeveer ik zou komen te overlijden. Menselijkerwijs gesproken dan. Dat betekent zonder ongelukken, nare ziektes enzovoort. Ik kwam op ongeveer 2025. Ik zou dan ongeveer tachtig jaar zijn en dat leek me toen een heel aanvaardbare maximum leeftijd.
Inmiddels zijn we van die datum zeven jaar verwijderd en de zaak staat er anders voor. Medici die mij zien geven me doodleuk nog twintig jaar. Ik schijn een vitale indruk te maken, ben redelijk op gewicht, drink niet en rook ook al heel lang niet meer, heb een leven lang gezond gegeten - op teveel snoepen na - en vertoon fraaie bloedwaarden als dat gemeten wordt. Maar het belangrijkste is natuurlijk dat de oudjes van vandaag zozeer gepamperd worden in medische zorg - die ook weer veel beter is geworden - dat de levensverwachting met sprongen vooruit gaat. Toen ik mijn berekeningetje maakte was tachtig jaar een respectabele leeftijd. Er waren er toen al velen om mij heen weggevallen op lagere leeftijden. Mijn vader overleed enkele jaren geleden op 93-jarige leeftijd, in feite alleen vanwege ouderdom. Wel had hij op 79-jarige leeftijd nog even vijf bypasses gekregen waarna zijn hartje weer klopte als nieuw.
Maar wat ik aan dit hele verhaal vooral zo interessant vind is de vraag: wat dacht ik over mijn ouderdom toen ik dertig was? Had ik er een beeld van hoe mijn leven als oude man zou zijn, zo vlak voordat ik zou omvallen? Ik herinner het me niet meer heel scherp maar er is nog wel een beeld van een rustig, wat zorgelijk en onzeker bestaan, waarschijnlijk zoals ik dat van de oudjes om me heen zag toen.
Nu is het zover. Met de kennis van toen ben ik nu die oude man die het einde ziet naderen. Alleen moet ik nu constateren dat het beeld van toen nog maar zeer ten dele klopt. In tegenstelling met wat ik toen dacht loop ik nu rond als een kievit, maak me nog over van alles en nog wat druk, soms heel druk, ben nog in de weer met het "management" van mijn sociale contacten en mijn netwerk, maak scherp omlijnde plannen, vooral voor mijn leven als slechtziende, enzovoort. Helemaal niet in overeenstemming met de gedachten die ik 45 jaar geleden daarover had.
De motaal van dit verhaal?

Life is many things.



Knar


vrijdag 23 november 2018





JAS


Als je lang genoeg leeft maak je de herhaling van de geschiedenis mee.
Ik ben al een leven lang hoge bloeddruk patiënt. Niet dat ik hoge bloeddruk heb, nee, dat wordt al sinds mijn jonge jaren zorgvuldig door al mijn successieve huisartsen met pilletjes keurig onder controle gehouden en die pilletjes zijn in de =loop van mijn leven steeds beter en  effectiever geworden. Maar het leuje is, dat de bovendruk het criterium was waarop gelet moest worden toen ik het bloeddrukcircuit binnenkwam. Ik was toen tweeëntwintig jaar. Na enkele tientallen jaren kwam daar verandering in, en toen was het de onderdruk die vooral in de gaten moest worden gehouden. Dat kwam in de jaren negentig op.Mij best, dan letten we op de onderdruk. De nieuwste inzichten van de onderzoekers en de artsen wijzen er nu op dat de bovendruk toch eigenlijk de kwaaie pier is bij hersenbloedingen enzo, en dat een beetje hoge onderdruk ook kan betekenen dat het vaatstelsel nog aardig elastisch is. Ik bespaar u de technische details maar de bovendruk is nu weer het "hot item". Ik ben weer terug bij af. Na precies vijftig jaar. Leuk hè Maar er is nog een veel verrassender herhaling van de geschiedenis.
Deze week had ik bezoek van een heel jonge vrouw. Zij kwam in mijn woning omdat ze ergotherapeut is en mij advies gaat geven over het huishouden bij steeds slechter wordend zicht. Een heel aardige beschaafde en deskundige meid zou ik zeggen. Ze hoorde bij die categorie van jonge mensen waar je er tegenwoordig weer steeds meer van tegenkomt die heel zorgvuldig en beschaafd zijn opgevoed en zich heel charmant in de samenleving weten te bewegen. Zo een was zij ook. We hadden een goed en zinvol gesprek over alle in's en out's van de blindmans huishouding en na een uur vertrok ze weer, naar een volgende cliënt. In de gang hing haar jas aan een hangertje aan mijn kapstok. Als oude galant pakte ik haar jas van het knaapje en hield hem haar voor. Ze draaide zich om, stak haar armen in de mouwen, trok de jas aan en zei:"Dank u wel." "Graag gedaan " zei ik.
Dat was donderdag. Vandaag is het zaterdag en ineens schiet het door me heen: Het Mag Weer! Een heer mag een (jonge) dame weer de jas aanreiken en haar helpen hem aan te trekken. Deze jonge vrouw wist weer hoe dat gaat, voegt zich heel vanzelfsprekend in het ritueel en zegt nog:"Dank u wel" op de koop toe. Vijftig haar geleden kon dat ook nog. Tientalen jaren daarna kon dat niet. Ik heb het meegemaakt in de jaren tachtig dat ik een pizza at met een leuke vrouw met wie ik kennis wilde maken. Toen we uitgegeten waren  en ik haar in haar jas wilde helpen graaide ze hem uit mijn handen en zei:"Dat kan ik zelf ook wel". Dat hebben wij mannen ons moeten laten welgevallen. Dat heette feminisme.
Zou dan toch eindelijk de vreselijke en eeuwenlange onderdrukking door ons mannen van die arme vrouwen gewroken zijn?
Of zouden de jonge vrouwen van vandaag hebben geleerd hoe je vreedzaam en soms zelfs heel leuk in evenwaardigheid met mannen kunt omgaan, zodat je ze zelfs rustig het plezier kunt gunnen , jou in je jas te helpen? Ik denk dat het dat is.

Maar wat heeft Dolle Mina zich dan toch vreselijk tekort gedaan.

Knar