zaterdag 27 februari 2016




TASJE

 
Nu ik geen auto meer rijd probeer ik mij met openbaar vervoer zo geriefelijk mogelijk te verplaatsen naar mijn bestemmingen. Noodgedwongen zijn dat soms de dokter en het ziekenhuis, maar dat is ook de vrijdagmarkt in een dorp niet ver hier vandaan. Met een bus die stopt vrijwel op mijn stoep kan ik daar veel makkelijker komen dan op welke markt dan ook in de hoofdstad, waar ik woon. Ik bezoek die markt vooral omdat daar een kaashandelaar staat die een Noord-Hollandse oude kaas verkoopt waarvan ik zijns gelijke nog niet ben tegengekomen. Verrukkelijk.
Gisteren was het vrijdag en mijn kaas was op dus tijd voor het reisje naar de markt. Nu
de klant sinds kort geen gratis plastic tasje meer krijgt bij de boodschappen - wat ik een goede maatregel vind - neem ik braaf een tasje mee van huis. Ik bewaar daarvoor speciaal een heel stoer tasje met de naam van een beroemde boekwinkel uit de binnenstad, zodat het iedereen duidelijk mag zijn dat hier een man gaat die zijn letteren kent. Met een AH-tasje kan iedereen lopen.
Het weer was goed, het was droog en zo nu en dan probeerde zelfs de zon door het wolkendek te prikken. U ziet, ik ben al helemaal besmet met het dwaze meteorologentaaltje van tegenwoordig waarbij de zon tot vriend van ons volk wordt verklaard die ten onzen gerieve probeert gaatjes in het wolkendek te prikken. Hij moest eens weten. Maar dat terzijde.
Naar de bushalte dus. De bus was er nog niet dus zette ik mij even op het  roestvrijstalen bankje dat in de nieuwe abri's is aangebracht voor de niet zo goed ter been zijnde busreiziger. Heel comfortabel. Maar ai, wat koud. Ik dacht aan het tasje en in no time zat ik veel prettiger met dat tasje onder me als isolatie. Het werkte. Er kwam nog een reiziger aan, wij groetten elkaar beleefd en daar was de bus. Een knielbus, waardoor je bijna horizontaal van de stoep in de bus kunt stappen. Ook al zo comfortabel. Direct links was een plekje en ploef daar zat ik. De deur ging dicht en de bus kwam op gang.
O jee, m'n tasje!
In het bushokje had ik nog gedacht "straks tasje niet vergeten". En ja hoor. Tegenwoordig wijt ik dat maar aan de vorderende leeftijd en ga dan maar wat schaapachtig zitten lachen. Die domme ik toch. Dan maar een tasje kopen bij de kaashandelaar. Niet meer aan denken. Op de markt ging alles van een leien dakje. Ik kreeg voor de kaas zelfs een tasje mee waar ik niet voor hoefde te betalen. Kleine dingen die de dag verlichten. De bus terug liet ook al niet lang op zich wachten, het was niet te druk en mijn plaatsje direct links van de ingang was opnieuw vrij. Welgemoed en tevreden liet ik mij terugvoeren naar mijn woning.
Na het bedanken van de chauffeuse en het uitstappen uit de bus schoot me ineens dat tasje weer te binnen. Toch eens kijken of het er nog ligt, maar nergens op rekenen. In deze stad van jatten en joepen zou dat een wonder zijn. Even de weg oversteken, stukje teruglopen en wat zie ik: het door mijn zitvlees deerlijk geplette tasje, nog keurig op zijn plaats op het bankje, helemaal alleen in de abri, wachtend op een liefdevolle heropname in mijn huishouden. Dat heb ik gedaan, hem liefdevol weer opgenomen in mijn huishouden, en de eerste maanden hoeft hij niet weer mee als isoleerkussentje. Ik zal bijzondere aandacht aan hem schenken want de verlating van gisteren moet zijn zieltje danig hebben beschadigd.

Het is per slot een boekentasje.


Knar

maandag 22 februari 2016



ALSTUBLIEFT

 
In het verbale verkeer tussen beschaafde mensen heeft zich in de loop van de eeuwen een heel netwerk van vormelijkheden en vaste gezegden ontwikkeld die de bedoeling hadden dat verkeer soepel en vriendelijk te laten verlopen. Als je die vormelijkheden en die vaste gezegden op de goede manier gebruikte dan hoorde je bij de mensen die wisten hoe het hoort. In dat verkeer tussen beschaafde mensen hebben zich in de loop van de eeuwen belachelijke uitwassen voorgedaan. De tijd van de Franse koning Lodewijk XIV spande in dat opzicht wel de kroon. Daar had zich rondom het maken van een begroetende buiging voor de koning een heel pakket van voorgeschreven draaitjes en beweginkjes ontwikkeld waar een gewoon mens geen touw aan kon vastknopen. Maar gewone mensen kwamen ook niet bij de koning dus hoefde dat hun zorg niet te zijn. Het Louis Quatorze- tijdperk heeft nog wel een hele lange nasleep gehad, zodat nog onder koningin Wilhelmina de hoftaal voornamelijk Frans was. Dat had twee grote voordelen: je onderscheidde je met je vloeiende Frans nadrukkelijk van de anderen, de gewonen, en je kon met standsgenoten gevoelige onderwerpen bespreken terwijl de altijd aanwezige entourage van knechten en lakeien er niets van begreep. Zo werkte dat.
Ook in de rangen van gewone beschaafde mensen is in de loop van de tijd veel van die vormelijkheden en die vaste gewoonten doorgedrongen. Zo ben ik nog opgevoed met een heel nuttig onderscheid in de manieren waarop je reageert op een bedankje. Als ik iemand iets geef, iets stoffelijks zoals een lekkere boterham of een speelgoedautootje en de ontvanger zegt "dankjewel" dan zeg ik "alsjeblieft" of "alstublieft" als de relatie wat vormelijker is. En als ik iets voor iemand heb gedaan, dus iets onstoffelijkst heb verzorgd voor de ander, en die zegt "dankjewel" dan zeg ik "tot je dienst", of als ik het heel mooi wil doen "het was me een genoegen". Ik hou van de taal van Ollie B. Bommel.
Dat onderscheid is aan het verrommelen. Blijkbaar is ook op dat punt het Nederlandse onderwijs aan het verbleken en krijgen de kindertjes dat onderscheid niet meer aangeleerd. Die gebruiken nu, als de ander "dankjwel" zegt - als ze al wat zeggen - altijd dat wat ze van mama moesten zeggen als ze iets gaven: "alsjeblieft". Dat leidt (in mijn oren) tot rare toestanden.
Op de TV wordt een buitenlandse correspondent geïnterviewd door de nieuwslezer over ingewikkelde politieke verwikkelingen in het land waar hij is. Na zijn bijdrage zegt de nieuwslezer "dankjewel" en de correspondent zegt "alsjeblieft". Alsof hij wat lekkers door de draad van zijn microfoon heeft geduwd. Geen gehoor. Of ik ga met de bus naar de markt in een nabijgelegen dorp en als ik bepakt en bezakt weer terug ben op de bushalte bij mijn huis roep ik bij het uitstappen tegen de chauffeur "dankjewel". Voordat de deur dicht gaat hoor ik dan nog van voren roepen "alsjeblieft". Of ik nog een reep chocola meekrijg voor onderweg. Lief bedoeld, ik zal daar niks van zeggen en ik ben over het algemeen heel tevreden over vooral de dienstverlening van die buschauffeurs, maar toch….
Maar let op mijn woorden: het komt terug. Manieren om je te onderscheiden van de anderen zijn altijd roofgoed. En ook hierin komt weer verandering. Er komen weer mensen die dat subtiele onderscheid in wat je zegt als je wat aanbiedt gaan herontdekken en gaan gebruiken. Of zoals ik altijd zeg:"De kleinkinderen van Wilders gaan weer naar het categoriaal Gymnasium".

Tot uw dienst. 


Knar

maandag 8 februari 2016



BEZOEK

 
Gisteren, zondag, kwam ineens het hele wolkje klein-kindertjes op bezoek die niet zo ver hiervandaan woont. Met hun papa, mijn zoon. Ik geloof dat ik het te danken had aan hun moeder, die graag eens even de handen vrij had voor allemaal van die hoognodige dingen waar ze beter haar hoofd kan bijhouden als ze alleen is. Maar ook aan de gezelligheid (denk ik) op het tweedaagse reisje dat ik vorig weekend met hun vader had gemaakt naar het Noorden van het land en dat op gebied van gezelligheid een doorslaand succes was. Op alle gebied eigenlijk wel.
Afijn, daar stonden ze ineens voor de deur. Nog snel had ik koek en zopie ingeslagen (leve de winkelopening op zondag in de grote stad) en dat was maar goed ook want het zijn echte rupsjes-nooit-genoeg. Dat mag als je zo hard groeit.
De eerste ceremonie was de bewondering van hun rapporten. De jongste gaat in september naar groep drie (de oude eerste klas) dus die heeft nog niet een echt rapport maar "doet het heel goed". Wat belangrijk is, want op een goed rapport volgt steevast een beloning van opa voor de spaarpot en die werd door alledrie onder luid gejuich aanvaard. Tradities moet je soms ook gewoon instellen.
De oudste -mijn kleinzoon- had de dag ervoor zijn verjaarsfeestje gevierd met twaalf "brothers-in-arms" en had derhalve een schoof cadeautjes gekregen die hij had meegebracht in een grote boodschappentas om ze nu allemaal eens rustig te bekijken. Daar hadden we geen kind aan. De middelste, die van de pony en de logopediste, vond haar geluk in een grote bak PlayMobil waar ooit haar vader nog mee speelde maar die nog volop in trek is. De jongste, een kleine tekenaar sloeg onmiddellijk aan het knippen en plakken (opa heb je een schaar, opa heb je plakband) om ervoor te zorgen dat opa bij haar vertrek met een keurig boekje zou achterblijven waar hij dan naar hartenlust in mocht gaan tekenen. Intussen slonk het stapeltje stroopwafels dat ik had ingekocht zienderogen. Het imitatievosje dat ik ooit eens kocht in een bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer in Drenthe en dat doorgaans op mijn WC de nieuwe bezoeker vriendelijk zit aan te kijken was alweer van zijn vaste plek gehaald en lag achteloos tussen het vele speelgoed. Wat het is weet ik niet maar dat poezelige beestje kunnen ze nooit met rust laten. Onlangs maakten de meiden luidkeels ruzie over wie het vosje mocht knuffelen. Gelukkig had ik ook nog ergens een Bruintje de Beer waarmee ik binnenlandse onlusten wist te voorkomen. Vond ik nogal goed gevonden van mezelf. Opeens hadden ze honger. Zeer tot verbazing van hun papa had ik ook daar iets voor, en na snel een half broodje ontdooien kon ik ze weer tevreden stellen met boterhammen met jam, kaas, vlees en wat niet al. Opa is niet voor een gat gevangen.
Daarna viel steeds vaker het woord mama. Het zijn kinderen nietwaar?
Dus werd op commando van papa het speelgoed weer opgeruimd, alles in zijn oorspronkelijke doos of bak gekieperd, en vertrok de familie moe maar voldaan.

De vos zat vanochtend achterstevoren op zijn oude plek.



Knar


zaterdag 6 februari 2016

BOEKEN

 
Al vijftien jaar woon ik in hetzelfde huis en nog steeds staan sommige dingen op de plaats waar ik ze na de verhuizing "even zo lang" had neergezet. Ik ben niet zo'n afmaker, meer een aanvanger als u begrijpt wat ik bedoel. Het stoort me ook eigenlijk niet. Ik ben een kampeerder "by heart" en als alles een functionele plek heeft is het mij al gauw goed. Mensen die bij mij op bezoek komen vinden het misschien een beetje rommelig maar ik hoor ook vaak "dat ik het wel gezellig heb". Nou, daar doe ik het dan maar mee.
Toch ontstond er langzamerhand een noodtoestand in mijn boekenkast. Nadat ik in april 2014 mijn auto moest wegdoen wegens visuele moeilijkheden bleef er plotseling veel tijd over. En veel geld, dat moet ik er eerlijkheidshalve bij zeggen. Ik besloot om voor het te laat was nog erg veel te gaan lezen, en wel de boeken die ik altijd eigenlijk had willen lezen maar waar nooit wat van gekomen was. We zijn nu bijna een jaar verder en de boekenkast groeit uit zijn voegen. De ruimte voor boekenkasten is in mijn huis niet onbeperkt dus ben ik - eerst met lange tanden - toch maar eens aan de klus begonnen om boeken naar de berging te brengen die niet meer zo erg actueel zijn of minder in de smaak vallen. En de vrijgekomen ruimte te vullen met de recente aankopen waarbij meteen de ordening weer eens op scherp kan worden gesteld. De filosofische boeken op naam van de schrijver, de geschiedenisboeken oplopend van de prehistorie naar nu, enzovoort. Ik zei dat ik er met lange tanden aan begon, maar dat ging snel over. Als een man na vijftien jaar eens grondig zijn verwaarloosde boekenkast overhoop haalt is hij zomaar terug in heel andere tijden. Het groene rijtje verfomfaaide Michelingidsen van Zuid Frankrijk, waar ik jarenlang in zoveel verschillende auto's en in zo verschillend gezelschap steeds weer naar toe ben gereden, zo vaak heb gekampeerd, in de zon heb gezeten, wijn heb gedronken, stokbrood heb gehaald, heb gezwommen met en zonder zwembroek: een wereld opent zich op een druilerige zaterdag in februari. Dat groene rijtje blijft staan Het kleine boekje "Zo leer je zeilen" uit 1965, waar mijn toenmalige verloofde en ik werkelijk het zeilen uit hebben geleerd. Dat we jaren en jaren iedere zomer in een gehuurde zestienkwadraat op de Friese meren in praktijk brachten. Ik hoor weer het klapperen van de fok bij het overstag gaan. Dat boekje blijft ook staan. Denkt u vooral niet dat er niets weg ging. Een hele verhuisdoos vol staat inmiddels te wachten op transport naar de berging. Toch moet er een kast bij. Dan kan ik tenminste nog even vooruit. Of moet ik overgaan op e-books en een iPad? Ik weet het nog niet. Wordt je ook zo meegenomen in je herinnering als je met zo'n CD in je handen staat met het etiket "Zo leer je zeilen" erop? Ik vrees dat het killer wordt rond de boekenkast. Die natuurlijk op tijd van duur gewoon gaat verdwijnen. Ik vind het niet erg als ik dat niet meer meemaak.

Ook vooruitgang moet zijn maat hebben.


Knar


dinsdag 2 februari 2016



REGEN



In mijn vorige column sprak ik over mijn oudste kleindochter.
Ik heb ook een jongste kleindochter en ook die blijkt niet voor de poes. Ze woont in Frankrijk met een Spaanse papa, een Nederlandse mama en ze gaat op een Franse crêche. Hoewel ze nog geen drie is leidt deze toestand tot verbazing van iedereen nu al tot een vloeiende drietaligheid. Thuis zegt ze geen woord Frans, ze praat Spaans met papa en zijn familie, Nederlands met mama en haar familie maar geen Frans. Op de fiets onderweg naar de crêche babbelt ze liefjes Nederlands met mama maar vanaf de drempel van de crêche is het al Frans wat de klok slaat. Zo volleerd dat de leidster van de crêche zegt dat haar woordenschat ruim voldoende is om in september "naar school" te gaan. Op een Franse school. Haar mama kwam pas achter haar Franse woordenschat toen ze samen in het park waren en ze daar in de speeltuin een Frans meisje van haar leeftijd tegenkwam. Ze gingen onmiddellijk samen babbelen en liedjes zingen. Alles in het Frans. Er was geen onderscheid te horen. Ik vind dat een wonder. Maar ook dat heeft de natuur geregeld. Chapeau voor de Natuur.
Hoewel….
In de familie van haar papa is ze het eerste meisje sinds twee generaties. Haar vader heeft alleen maar broers en die hebben alleen maar zoontjes. Mevrouw is dus voor de Spaanse zijde van haar familie een wereldwonder en het prinsesje. Dat door haar Spaanse oma wordt bedacht met de meest ontroerende bewijzen van haar liefde in de vorm van schattige jurkjes, zelfgebreide vestjes met een eendje er op geborduurd en zo verder. Heel aangrijpend om te zien en van harte gegund. De familie organiseert regelmatig bijeenkomsten waarop de hele Spaanse tak aanwezig is en dan schittert het prinsesje in één van oma's prachtjurken temidden van een wolk van Spaans kwetterende jongetjes. Die ze er dan behoorlijk onder heeft met haar voortvarendheid en haar vlotte Spaanse babbel.
Ze is ook een kind van haar tijd zoals haar mama onlangs nog mocht ervaren. Iedere ochtend voor vertrek naar de crêche kijkt mama even op haar smartphone om te zien of het regent, en waar. Ze mompelt daar dan iets bij van:"Even kijken of het regent". Gisteren gaf de radar aan dat het droog zou zijn maar mama vertrouwde het niet helemaal, opende het raam en stak haar hand naar buiten. Goede Oudhollandse gewoonte. Prinsesje zei:"Mama wat doe je?". "Ik voel of het regent". "Op telefoon kijken mama" was het antwoord.

Ook daar gaat het wel goed, lijkt mij.

Knar