maandag 27 mei 2013




AGOEOEOE...



Een paar manden geleden is mijn bestaan verrijkt met een vierde kleinkind. Deze keer bij mijn dochter, die in het buitenland woont. Ik ben nu twee keer op bezoek geweest. De eerste keer was een sof want ik werd ter plaatse behoorlijk ziek en bracht het grootste deel van mijn tijd door in het hotelbed. De tweede keer was gelukkig een succes. Ik had m’n eigen wagen bij me, reed daar rond met open kap als God in Frankrijk en smeedde een hechte band met het kleintje (althans dat denk ik graag). Tijdens mijn verblijf daar begon het kleine meisje net te “praten”. Op haar manier dan, heel vertederend maar natuurlijk volkomen onverstaanbaar. Het kernwoord van haar betoog was steeds :”Agoeoeoe…”. En dat is het nog steeds, want ik spreek haar nu wel eens aan de telefoon en als ik met een hoog stemmetje :”Agoeoeoe…” zeg begint ze meteen een heel verhaal. Haar woordenschat - of moet ik zeggen klankenschat?- is inmiddels al aardig uitgebreid en haar zwijgzame vader ziet met enige zorg aan dat er een tweede vrouw in huis is gekomen die hem gaat overweldigen met tekst. Eigen schuld dikke bult.
Wat mij een beetje overweldigt is het ongelofelijke reproductievermogen dat de natuur ook nu weer bij dit kleintje laat zien. Ik heb daar al eens eerder over geschreven maar het blijft me steeds weer verrassen en fascineren. (Bijna) ieder kind doet - binnen grenzen van kleine variaties - steeds weer hetzelfde in de dezelfde fase van ontwikkeling. Dat beginnende geklets, met dezelfde klankjes, zag ik in dezelfde tijd ook bij mijn andere kleinkinderen, het nadoen van de taal van de ouders en andere omstanders, het vreugdevol schoppen met de beentjes als teken van grote tevredenheid, het pittig blèren als teken van het tegendeel, het is er allemaal weer, ook in dat verre buitenland.
Het is heel opbeurend. Bij het ouder worden wil de gedachte zich nog wel eens opdringen dat het allemaal “dem Bach hinunter geht”, zoals de Duitsers dat zo treffend onder woorden weten te brengen. De eigen krachten nemen wat af, er komen makkes, de gang naar de dokter wordt langzaam een gewoonte. En dan is er weer zo’n splinternieuw exemplaar van de soort Homo Sapiens die op zeer vertrouwde wijze laat zien dat alle kwaliteiten weer in huis zijn, dat er animo is voor leven, stralende oogjes bij het vooruitzicht van lol, en alles weer precies zoals het sinds mensenheugenis is aangelegd.
OK meisje, neem de fakkel maar over, hij zal bij jou weer gaan opvlammen, als hij al wat op een laag pitje stond.

A(l) goeoeoe(d).


Knar



zaterdag 18 mei 2013



KLAS


Hebt u dat nou ook wel eens? Dat u iemand tegenkomt of op televisie ziet en dat u dan meteen denkt: hoe zou die geweest zijn als kind? Hoe zou die geweest zijn in de klas, vroeger? Mij overkomt dat regelmatig en ik vind het een leuk spelletje, want meestal krijg ik dan wel een beeld van die persoon als kind en kan ik me levendig voorstellen dat dat kind bij mij in de klas zou hebben gezeten. Op de lagere school of op de HBS. Het leuke er aan is dat m’n gevoelens voor die persoon dan plotseling veranderen, ze worden helderder, indringender en vollediger. Even een voorbeeld. Neem Mark Rutte. Komt regelmatig in beeld dus mijn lezers hebben wel een idee van wie ik bedoel. Als ik mij Mark Rutte voorstel als schoolkind in mijn klas dan zie ik voor mijn geestesoog een intelligent maar springerig ventje, niet groot, bewegelijk, geintjestrapper, altijd lachen, altijd uit op avontuur en overal met z’n eigenwijze neus vooraan. Geen vervelend kind, wel een beetje een “loner” vanwege z’n watervlugge intelligentie. Of het klopt met de feiten weet ik niet, interesseert me ook niet, maar zo’n kindbeeld erbij is voor mij wel handig om de man wat beter te doorgronden.
Een ander voorbeeld: Ivo Opstelten. Hebt u hem? Die grote, wat trage en vroeg-oude jongen in donkere statige kleren, niet goed in gymnastiek, misschien kind van oude ouders, zwijger voor het meeste van de tijd, om dan ineens zijn stem-als-een-luidklok te verheffen en zijn mening te geven waar iedereen in de klas, ook de leerkracht, naar luistert en even stil van is. Waarna hij weer zwijgt. Soms dagenlang. Bij ons in de klas zat zo’n jongen. Ivo krijgt daarmee voor mij meer profiel, ik denk dan vaak: o ja Ivo, daar komt het vandaan, zo zit jij in elkaar.
Nog één, en dan hoop ik dat u te pakken hebt wat ik bedoel: de nieuwe kamervoorzitter Anouchka van Miltenburg. Als je ouders je zo’n voornaam geven zijn ze heilig van plan om van je opvoeding een daverend succes te maken. Denk ik dan. Anouchka dus. Slimme meid. Erg serieus en dat niet alleen maar als houding. Degelijk gekleed, uit de betere zaken. Leest graag de moeilijke boeken uit de bibliotheek, schrijft daar diepgaande samenvattingen over en verveelt de klas met veel te ingewikkelde spreekbeurten. Kijkt vaak ernstig, heeft een klein maar hecht cordon van meiden om zich heen die voorlopig weinig aandacht hebben voor de kerels want er moet nog veel worden gedaan. Geraakt als haar zelfbedachte integriteit schijnbaar of echt wordt geschonden. Beetje onbereikbaar.
Nogmaals, of het de waarheid is weet ik niet, ik heb voor deze column geen enkele research gedaan en maak graag gebruik van het recht van columnisten om er lustig op los te fantaseren.
Voor mij werkt het. Mijn mening over de mensen die ik ontmoet wil zich nog wel eens verdiepen als ik mij even tijd gun om me die persoon voor te stellen als kind, in de klas waarin ik ook zit. En mij af te vragen wat ik dan voor die persoon zou hebben gevoeld. De meeste mensen zijn als kind argelozer, eerlijker, minder kundig in het verhullen van zichzelf.
Dus, als variatie op een bekend spreekwoord:

“Toon me uw kindbeeld en ik zal u zeggen wie ge zijt”.



Knar



maandag 13 mei 2013





KALF



De inkt is nog niet droog waarmee ik m’n vorige column schreef over ons o zo kleine landje, of ik word recht in het hart geraakt door een berichtje op de nieuwssite van de NOS. “De trein tussen Grijpskerk en Buitenpost heeft een vertraging van drie kwartier opgelopen omdat de machinist samen met passagiers en de brandweer een pasgeboren kalf uit een sloot heeft gered”. Als kind woonde ik dicht bij dat spoorlijntje dus ik ga u even uitleggen hoe en wat.
Grijpskerk is een dorp ten westen van de stad Groningen, en er loopt een dieselelektrische trein van Groningen via Grijpskerk naar Buitenpost en dan verder naar Leeuwarden. Het treintje verbindt Groningen en Leeuwarden zeg maar. Vroeger (vijftiger jaren) was het een stoomtreintje, en hoorde ik het in de vroege morgen vanuit m’n warme bedje tsoeketsjoeketsjoek in de verte voorbijgaan. Het enige geluid in de stilte van dat immense weideland daar. Mijn vader zei dat er arbeiders in zaten die naar Leeuwarden gingen.
Later, toen we fietsen hadden was het een spel om naar de spoorlijn te fietsen en onder het bruggetje over de Trekvaart te gaan zitten als de trein daar overheen denderde. Als je dat durfde was je een held. Zo wordt de pikorde bij kleine jongetjes  vastgesteld. Ik durfde niet.
En als ik dit bericht nu lees over dat kalf word ik geraakt door de stoere eerlijkheid die er uit spreekt. Een eerlijkheid die me bekend voorkomt. De machinist van het treintje tussen Groningen en Leeuwarden  - vrijwel zeker een boerenzoon - kan het niet laten om de trein stop te zetten als er een kalf in de sloot ligt. Voor mij heeft zo’n man het hart op de goede plaats en dient hem één of andere reddersmedaille te worden toegekend. Had meneer Samsom het hart maar op die plaats….
Een kleine daad in de uithoek van een klein land maar toch weer groot, in al zijn oprechtheid. Heerlijk om zoiets te lezen, heerlijk om deze oer-Nederlandse mix van goedheid èn welbegrepen eigenbelang - een dood kalf is een schadepost - te vinden bij gewone mensen die even lak hebben aan de dienstregeling en doen wat gedaan moet worden.

Want daar moet je een hele held voor zijn.


Knar






KLEIN



Ik was even een week weg. Naar familie in het buitenland. Een groot buitenland en zo ver weg dat je in een snelle wagen twee dagen nodig hebt om er te komen. Dan ben je ver weg. Een andere taal, ander weer, andere gewoonten, ander eten (erg lekker) en heel andere politieke en culturele problemen. Zo’n lange rit daarheen en weer terug drukken je op een weldadige manier op het feit dat het Hollandse vaderlandje maar zo ietepietepeuterig klein is. Op de terugweg moest ik bij Raamsdonkveer (of all places…) omrijden want de weg naar Utrecht was versperd. Verdomme, moet ik nu helemaal over Den Bosch? Tot ik me realiseerde dat ik dan zeggen en schrijven drieëntwintig kilometer “om moest rijden”. Drie en twintig kilometer. Gisterochtend, in dat grote land, was het op een bepaald moment nog drieëntwintig kilometer tot het volgende restaurant. Ik dacht toen: lekker, zo koffie. Voelt u hem? Zo liggen de verhoudingen. En dat gevoel had ik even hard nodig toen ik in mijn eerste Nederlandse journaal sinds tien dagen geconfronteerd werd met het partijtje handjeklap dat de Partij van de Arbeid intern voert over het lot van uitgeprocedeerde asielzoekers. Ooit-Links heeft het er maar moeilijk mee. Dat Rutte op dit punt naar de pijpen danst van De Blonde Leider (en een groot deel van zijn eigen achterban, niet te vergeten) dat weten we, maar dat de leider van Ooit-Links “om der wille van de smeer” nu ook druk bezig is deze “kandeleer te likken” is veel leden toch wat te bond. Terecht lijkt mij. Meneer Samsom, het gaat hier om mensen. Meneer Samsom, even deze kant op graag. Ja, u. Ik zei:”Het gaat hier om mensen. Niet om baaltjes meel of stoeptegels”. Die in dit land overigens al weer veel te lang gewoon liggen te liggen waar ze liggen.
En helemaal op z’n Hollands wordt er dan gekoehandeld. Zo erg zelfs dat De Blonde Leider nu ook boos is op de toch zo principieel-hardvochtige leider van Ooit-Links.
En dan kijk ik over mijn schouder. Naar de mooie lange reis van gisteren en eergisteren. Naar de andere culturen die ik even mocht beleven. Aan dat enorme land waar ik doorheen mocht rijden, al die verschillende landstreken, allemaal even groot of groter dan Nederland. Wat zijn we dan klein. Wat zijn we dan schattig klein. En wat is meneer Samsom met zijn “principes” dan popperig klein. En wat is zijn vastberadenheid dan schattig. Een klein landje. Omrijden over Den Bosch even ver als de volgende kop koffie, in dat andere land. Voelt u hem nog? Ik kleineer niks hoor. Want voor die vreemdelingen blijft het vervelend wat meneer Samsom “met het oog op zijn positie” zo manhaftig blijft verdedigen.
Maar je gevoel voor verhoudingen neemt aanzienlijk toe als je zo nu en dan eens een lange reis maakt. Dan zie je ineens daar in het Noorden een klein landje liggen dat net weer een nieuw koninkje heeft, waar iedereen vreemde talen spreekt omdat anders helemaal niemand luistert, en waar in het Binnenhofje belangrijke mannetjes en vrouwtjes regelmatig rode kopjes krijgen van opwinding en belangrijkheid over probleempjes die alleen groot lijken als je even wegdenkt hoe ontzettend klein we zijn.

Tussen al die grote buitenlanden.


Knar