dinsdag 19 maart 2013




DOM


 
Het begint al goed.
In Drenthe, tussen Klazienaveen en Oranjedorp
is een kanaaltje gegraven van zes kilometer lang dat deel uitmaakt van het project ”Veenvaart” en dat de pleziervaart toegang geeft tot de Drentse en Groningse Veenkoloniën en “laat zien hoe het landschap zich door de eeuwen heen heeft gevormd”. Nou nou, dat wordt een geile boel daar, met die pleziervaart in de veenkoloniën. Meteen weer vergeten, denkt je na zo’n bericht. Mis. Het nieuwe kanaal van zes kilometer heeft tot groot genoegen van Drents gedeputeerde Henk Brink en met de toestemming van onze nieuw te bakken vorst de weidse naam gekregen van het Koning Willem-Alexanderkanaal. Afgekort KWAk. Vanwege die lullige afkorting hadden ze er kort geleden in Hellevoetsluis nog van afgezien om een nieuwe kade de Koning Willem-Alexanderkade te noemen. Maar in Drenthe laten ze zich daar niet door hinderen en huppekee, een vorstelijke sloot erbij.
Dom natuurlijk van die a.s. vorst. Op zo’n verzoek moet je onmiddelijk en onverbiddelijk nee zeggen. Zo’n pieremegochelsloot naar de koning noemen? Ben je helemaal belazerd. Na de Zuid-Willemsvaart (Koning Willem I, van Maastricht naar Den Bosch), het Clausplein  (Prins Claus, groot verkeersknooppunt
bij Den Haag) en de Beatrixsluizen (Prinses Beatrix, indrukwekkend sluizencomplex bij Vreeswijk, tussen het Amsterdam-Rijnkanaal en de Lek) geef je toch als nieuw aantredende koning niet meteen aan de eerste de beste toeristensloot in de veenkoloniën je naam weg? Vanaf nu kan er nooit meer waar dan ook in het koninkrijk of daarbuiten een serieus kanaal naar de nieuwe koning worden genoemd. Want die sloot in Drenthe heet al zo. “Dat waas een beetje dom”. Zegt u dat wel. Ik vrees, lieve lezertjes, alles zo overziende dat we in de komende decennia meer van dat soort bloopers gaan krijgen. Maxima kan niet overal tegelijk zijn. We zullen vaak tegen elkaar moeten zeggen:”Maar hij bedoelt het wel goed”. 
De Oranjes vinden hun steun vooral bij het eenvoudige deel der natie. Dat is al eeuwen bekend.

Maar moet je daar bij je aantreden als koning meteen zo sterk de nadruk op leggen?


Knar




donderdag 14 maart 2013



UTRECHT


Dezer dagen is het ons wederom vergund een fraai staaltje van geschiedvervalsing van zeer nabij mee te maken. In Utrecht wordt vanaf deze maand tot in september met veel vertoon gevierd dat in april 1713, driehonderd jaar geleden dus, de Vrede van Utrecht werd gesloten. Als één van haar laatste ceremoniële daden zal de koningin op 11 april, de exacte datum van de Vredesluiting, in de Domkerk een concert bijwonen en het officiële startsein geven voor de viering die de hele stad op stelten zal zetten.
Was die Vrede van Utrecht dan zo belangrijk, we hebben er nooit van gehoord, zullen velen zeggen. Nee dat klopt ook wel. Die Vrede van Utrecht ging ook nauwelijks over ons, die ging over het beëindigen van een serie oorlogen ver bij ons vandaan, in Frankrijk, Italië, Engeland en Duitsland. Utrecht was gekozen als plaats van onderhandeling omdat de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden toen al een tamelijk rustig oord was, zelf vrijwel geen rol had gespeeld in de oorlogen die tot een einde moesten worden gebracht, en omdat de elite van de stad bekend stond als nogal pro-Frans. Men was er tamelijk anti-Oranje en in 1672 - het Rampjaar - waren de regenten zeer bereid zich over te geven toen de Franse koning Lodewijk de Veertiende met zijn legers voor de poorten stond. De vroedschap van Utrecht stond bij de Fransen bekend als "ces messieurs qui portaient les clés de la ville"(Wikipedia). De Franse onderhandelaars waren er dus wel van gecharmeerd om weer eens naar Utrecht te gaan….
Afgevaardigden van elk van de zeven provinciën waren aanwezig bij deze onderhandelingen, maar hadden weinig in te brengen. De Franse gezant Melchior de Polignac sprak bij die gelegenheid de beroemde woorden: wij onderhandelen "chez vous, de vous, sans vous" over de afgevaardigden van de Republiek (“bij u, over u maar zonder u”). De uitkomst van de onderhandelingen was ook helemaal niet zo gunstig voor de Republiek. We verloren definitief de zeggenschap over het Prinsdom Orange, dat nu bij het Franse koninkrijk werd gevoegd, we verloren de hegemonie op zee, moesten zeggenschap in de Zuidelijke Nederlanden afstaan, maar mochten als troost de stad Venlo voortaan bij de Republiek rekenen. Of je daar “met de kennis van nu” zo blij mee moet zijn is de vraag….
Het was wel “boming” voor Utrecht. Al die hoge heren (en dames) van de internationale delegaties gedroegen zich als Franse hovelingen, wat de mode was in die tijd en dat betekende dat er anderhalf jaar lang werd gefeest, gegeten, gedronken, gedanst en wat daar allemaal bij hoort. De horeca had gouden tijden.
En dat is waarschijnlijk de belangrijkste reden waarom er nu weer zoveel tamtam wordt gemaakt in Utrecht.

“Laten we het nog een keertje overdoen….”

Knar




maandag 11 maart 2013




OORLOG


 
De nieuwssites op het internet pikten vandaag een interessant bericht op: in het Duitse weekblad Der Spiegel waarschuwt de Luxemburgse premier Jean-Claude Juncker voor oorlog in Europa. Een nog niet eerder gehoord geluid, van een man die het weten kan. Premier in Luxemburg is niet de meest gezaghebbende positie die een mens in Europa kan bekleden, maar vanuit die hoedanigheid spreekt Juncker ook niet. Hij was van tweeduizendvijf tot tweeduizenddertien voorzitter van de Eurogroep, het quasi-informele clubje van Europese ministers van financiën dat wat betreft de euro een dikke vinger in de pap heeft. Informeel dan wel te verstaan….Onze nieuwbakken minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem is in die hoedanigheid de opvolger van Juncker.
Als Juncker zoiets zegt weet hij dus waar hij het over heeft. Hij legt het ook uit. Hij zegt dat hij geschrokken is van de verkiezingsresultaten in Griekenland en Italië, waar oude nationalistische krachten weer van zich doen horen. “Daar kwamen ressentimenten naar boven waarvan men dacht dat zij definitief verleden tijd zouden zijn” zegt Juncker. Hij ziet treffende overeenkomsten tussen het Europa van nu en het Europa van honderd jaar geleden. In negentienveertien brak de Eerste Wereldoorlog uit.
Wat hij er niet bij zegt, maar wat ook hetzelfde is als honderd jaar geleden is de vernedering die bepaalde landen ondergaan door toedoen van de grootmachten. Toen was het Servië dat zich gedwarsboomd voelde door de Oostenrijks-Hongaarse dubbelmonarchie, nu zijn het Griekenland en in mindere mate Italië die door de rijke Eurolanden en met name Duitsland onder een bijna onhoudbare druk worden gezet. In beide gevallen ging het om de minachting van vaderlandse gevoelens en verstoring van een samenleving. Toen moest kroonprins Frans Ferdinand van Oostenrijk zijn trotse ritje door het oproerige Sarajevo met de dood bekopen, nu zal het wel anders gaan. Maar een vonk kan zomaar en overal overspringen. Of staan onze raketten in Turkije - schijnbaar om Syrië in toom te houden - er misschien ook al voor een ander doel?
In wezen zegt Juncker dat Europa zich tegen zijn eigen doelen keert. Na de Tweede Wereldoorlog werd de Europese samenwerking op poten gezet om te bereiken dat er in Europa “nooit meer oorlog” zou zijn. Een ideaal dat in de loop van de tijd plaats maakte voor de utopie van een muntunie. Een heel ander doel. Dat oorlog weer dichterbij brengt. Want voor die utopie worden opnieuw door Europese landen andere Europese landen onderdrukt.
Het meest tragische in dit verhaal is dat de mensheid niet leert. Bij het lezen van het verhaal van Juncker schoot me onwillekeurig het drama met onze eigen WAO in gedachten. Een drama op een andere schaal, maar met veel overeenkomsten. Een idealistische wet, in negentien-zesenzestig ingevoerd om langdurig zieke werknemers van een redelijk inkomen te voorzien via een uitkering op grond van de wet. Maar het grootschalige misbruik dat werkgevers in de jaren zeventig maakten van de wet om overtollig personeel kwijt te raken dat “ziek” werd verklaard legde de bijl aan de wortel van de regeling. In tweeduizendvier werd de wet definitief bijgezet en vervangen door een ander, veel strenger systeem. De WAO is geschiedenis.
Zo gaat het met idealen. Ze hebben altijd een lichte en een zwarte kant. De Katholieke Kerk weet er inmiddels ruimschoots van mee te spreken.

Zouden we niet eerst de geschiedenis raadplegen alvorens we weer een “ideaal” het licht laten zien?

Knar



zaterdag 9 maart 2013




ROOK


Dinsdag begint in Rome het conclaaf van kardinalen voor de verkiezing van een nieuwe paus. Het conclaaf is in de loop van de eeuwen met een hele reeks tradities en voorschriften omgeven geraakt, meestal vanwege turbulente politieke omstandigheden of malaise in de kerk. De kardinalen worden bijvoorbeeld voor de duur van het conclaaf in de Sixtijnse Kapel en bijgebouwen opgesloten. Als symbool van die opsluiting wordt de hoofdingang van de kapel fysiek met bakstenen dichtgemetseld als alle heren binnen zijn. Ooit was dat de enige manier om er voor te zorgen dat ze een beetje voortmaakten. Vooral toen de paus nog veel wereldlijke macht had was het conclaaf een felle strijd om de macht, en dat kon duren.
Uit diezelfde “opsluiting” is de traditie voortgekomen dat via de rook van een kacheltje de uitslag van de stemmingen aan de buitenwereld bekend wordt gemaakt. Er wordt in principe vier keer per dag gestemd en zolang de stemming geen tweederde meerderheid oplevert voor één naam is er geen paus. De stembriefjes worden dan in het kacheltje gegooid en dat geeft zwarte rook. Dat is althans de bedoeling. Of dat werkelijk zo is valt te betwijfelen maar in de loop van de eeuwen is de techniek van zwarte rook maken binnen het Vaticaan tot het uiterste verfijnd en ontwikkeld. Dat zit wel goed.
Als er wel een tweederde meerderheid is en er dus een paus is gekozen is de rook van het kacheltje wit. Bij de verkiezing van de paus die nu met emeritaat is gegaan, in 2005, was er over de witheid van die rook wat geharrewar, ik herinner me dat nog goed. En nu lees ik dat er deze keer voor de witte rook een tweede kachel is neergezet waarvan de rook gegarandeerd erg wit zal zijn. Als die witte rook verschijnt en er dus een paus is zullen de klokken van de Sint Pieter gaan luiden. En dan heb ik toch even mijn twijfels. Want het wil er bij mij niet in dat er in die Sixtijnse Kapel niet iemand is met een smartphone op zak die even naar de koster van die kerk zal twitteren dat er geluid kan worden. Zoiets laat je toch niet afhangen van een rookpluimpje?
En als we dan toch de grens van het digitale domein zijn overgestoken, is het dan niet veel handiger om die kacheltjes maar helemaal weg te halen - de boel is waarschijnlijk toch centraal verwarmd- en snel even een app-je op de markt te gooien zodat de hele wereld tegelijk en als één man het bericht kan vernemen dat er een paus is? Wat mij betreft met een plaatje van een schoorsteenpijp waar witte rook uit komt. Een duidelijker statement van met-zijn-tijd-meegaan zou het Vaticaan op dit moment niet kunnen maken.

Misschien vergeten we dan even de rest.



Knar




zondag 3 maart 2013




LOS


De zondag is tegenwoordig verreweg de leukste dag op de Nederlandse TV. En nou niet zeggen dat dat al gauw kan omdat het op andere dagen helemaal huilen is met de pet op. Dat is wel zo maar op zondag steekt het aanbod echt met kop en schouders boven de rest uit. We beginnen met de hoogst elegante en scherpzinnige Eva Jinek. Ik geloof dat ik hier al eens heb betoogd dat een zekere society-advocaat te Amsterdam zich wel de haren uit de kop mag trekken van spijt dat hij haar kwijt heeft gespeeld. Het gaat dan nu ook even net zo goed met hem.
Na Eva komen de Vrije Geluiden van de VPRO. Een soms toch heel verrassend muziekprogramma, opgenomen in het nieuwe Bimhuis tegen de intrigerende achtergrond van af en aan rijden treinen op het spooremplacement van de hoofdstad. Om de dynamiek van het programma nog maar eens te benadrukken.
Na Vrije Geluiden is er dan Wim Brands met Boeken, een programma waarin nieuwe boeken en hun schrijvers worden gepresenteerd en dat voor de niet al te zwak begaafde medemens doorgaans een cadeautje is. Vandaag was daar o.a. Thomas Decreus, een Vlaams politiek-filosoof met opmerkelijke ideeën over de democratie. Ik kom daar op terug. Dan volgt Buitenhof, vaak boeiend, soms saai, en vandaag van het laatste.
De redactie had voor vandaag Emiel Roemer en Sybrand van Haersma Buma uitgenodigd om als leiders van twee grote oppositiefracties in de Kamer hun opvatting te geven over de nieuwe Haagse trend om als regering openlijk te gaan shoppen bij de oppositie voor het verkrijgen van voldoende stemmen, met name in de Eerste Kamer.
Zo’n gesprek is altijd saai en onbegrijpelijk. Want volkomen voorspelbaar en volgepropt met wat ik zou willen noemen politiek-technisch geleuter. Shoptalk uit het regeringscentrum waar de gewone burger niets van begrijpt maar ook geen feeling mee heeft. En dan kom ik bij Thomas Decreus. Zijn bewering is dat onze vorm van democratie eigenlijk een vorm van aristocratie is. Bestuur door een elite. Losgezongen van het volk, hoog boven de wolken en voor de gewone man onbereikbaar, door afstand en door jargon. Een geïsoleerde laag met eigen mores en belangen. En net vanochtend, terwijl hij bij wijze van spreken zijn jas stond aan te trekken om naar huis te gaan, kreeg Decreus alle gelijk van de wereld.
Hij is niet de enige die zo denkt. Wat hij denkt en opschrijft is in mijn optiek de top van een ijsberg van ongenoegen, niet met de politiek maar met de vorm van de vertegenwoordiging. Populistische partijen (denk aan de PVV en Vlaams Belang) draaien al lange tijd op dat ongenoegen, en ze blijken steeds opnieuw geen eendagsvlinders te zijn. Ze keren hardnekkig en met forse zetelaantallen terug in de parlementen - en in België ook op het pluche.
Is het nieuwe shopgedrag van het Nederlandse kabinet bij de oppositie, en de bijbehorende slogans van “samen de schouders er onder” een eerste teken van een verandering in de politieke cultuur? Zijn we op weg naar een nieuwe vorm van democratie, wat letterlijk betekent “bestuur door het volk”? Of zijn het de Nieuwe Kleren van de Keizer, een nieuw jasje voor het aloude regentenbestuur?

Waar we zo lang zo goed in waren.


Knar






BRIDGES



We beleven het einde van een lange en nogal grijze winter, dus is het zaak om het thuis zo geriefelijk mogelijk te maken. In dat kader installeerde ik mij gisteravond knusjes op de bank om mezelf maar eens te trakteren op de DVD van de film “The bridges of Madison County”. Ik had de film al eerder gezien, maar nog niet op mijn onlangs aangeschafte LED grootbeeld-TV. De verwachtingen waren hoog gespannen. Voor wie het verhaal niet kent: een vrouw blijft alleen achter op een boerderij op het platteland van Iowa als man en twee kinderen ‘s maandags naar een jaarmarkt gaan om met hun stierkalf mee te doen aan een veekeuring. Vrijdag zijn ze weer terug. Ze zijn amper weg of een fotograaf van National Geographic komt bij haar de weg vragen; hij is verdwaald op weg naar de overdekte houten bruggen van Madison County waarover hij een fotoreportage wil maken. Van het één komt het ander en al snel zijn de man en de vrouw verwikkeld in een adembenemende liefdesrelatie. Bij een liefdesrelatie spreek je niet zo gauw over adembenemend geloof ik, maar als acteergiganten Meryl Streep en Clint Eastwood de hoofdrollen voor hun rekening nemen is adembenemend het beste woord. Geen gebaar te veel, geen emotie te weinig, geen scène die gemist kan worden. Het hartverscheurende drama van een onloochenbare liefde die de wijde wereld zoekt tegenover de even onloochenbare plicht die de moeder voelt om er vrijdag weer te zijn voor man en kinderen. Het staat daar huiveringwekkend groot in je anders toch zo knusse huiskamer.
Pfoei….
De film is in flashback gemaakt, eigenlijk zie je het verhaal zoals het is opgetekend in de dagboeken die de moeder na haar overlijden heeft nagelaten, en die nu gelezen worden door haar nogal gefrustreerde kinderen. Naargeestige rolletjes van B-acteurs, die het verhaal geen goed doen maar waardoor de reuzen Streep en Eastwood misschien nog wel beter tot hun recht komen.
Na anderhalf uur nagelbijten zit je dan toch met een fors probleem. Wat moet je doen in zo’n situatie? Deed zij het goede door haar Grote Liefde te laten schieten en haar leven en ambities op te offeren aan man en kinderen? Of had ze aan het einde van de film toch moeten wegvluchten uit de pick-up truck waarmee zij en haar man boodschappen deden, en in de wagen vóór hen moeten springen van de fotograaf, die ook in de stromende regen stond te wachten voor het rode licht? Ze bleef zitten en kon alleen maar huilen.

Het begin van een einde en het einde van een begin.


 Knar

vrijdag 1 maart 2013





NATUUR


 

Een oude vriend die ik tientallen jaren niet had gezien of gesproken was vorig jaar te gast op een feestje dat mijn kinderen voor mij hadden georganiseerd. Daar spraken we over de columns die ik hier produceer. Kennelijk ging hij ze lezen en gisteren kwam hij met een boeiend commentaar. Wat hem vooral zo was opgevallen was “de bonte mengeling van tedere beschrijvingen van familiegebeurtenissen en harde maatschappijkritiek” (einde citaat). Wat betreft mijn politieke commentaar vond hij me wel een beetje te ver gaan. Om het in zijn woorden te zeggen:” ...vind ik toch dat het niet voor de hand ligt dat elke ochtend een aantal politici wakker wordt met de gedachte: "Wat zullen we vandaag weer eens gaan verzieken?" De crisis is ons overkomen, we zijn dat niet gewend en een fout besluit is dan snel genomen” (einde citaat). Hij voegde er aan toe dat de omstandigheden van hem en zijn vrouw nog een stuk slechter moesten worden voordat ze het slecht hadden.
Mijn vriend staat bepaald niet alleen in zijn mening. Ik ontmoet veel mensen die bij de malaise van het moment de schouders ophalen, in hun portemonnee kijken, zien dat het goed is en overgaan tot de orde van de dag. Voor hen is de stand van zaken een soort natuurverschijnsel, zoals het weer. “Wat kun je er aan doen? Uitzitten en hopen op zon”. En ze hebben een punt. Het gaat weer over. Want zo is het altijd gegaan. En echte vooruitgang is er toch niet, lees John Gray er maar op na.
Ik behoor bij de bende van tegellichters die desondanks bezig blijft de toestand te analyseren, inderdaad onder de tegels te kijken en te beschrijven wat ik daar aantref. In mijn optiek is wat ons overkomt geen natuurverschijnsel, maar tot op substantiële hoogte de uitkomst van een keuze. In de crisis bijvoorbeeld die ons nu om de voeten spoelt was er voor de aanpak de keuze "Keynes" of "Friedman". Allebei gezaghebbende economen, met tegengestelde oplossingen voor crises zoals die van vandaag. Keynes wilde de economie op gang houden door het opvoeren van de overheidsinvesteringen, Friedman zag meer in bezuinigingen om de staatsschuld laag te houden. In ons geval is nadrukkelijk voor het laatste gekozen. Een keuze. Geen natuurverschijnsel. Ook met Friedman gaat de crisis voorbij, maar de wereld zal daarna vol liggen met brokstukken van wat velen heilig was. Dat bedoelde ik toen ik in mijn vorige blog “WINGEWEST” schreef “...dat rechts Nederland al jaren bezig is de verzorgingsstaat met wortel en tak uit te roeien en voorgoed aan de vergetelheid prijs te geven…”.
Als Henriëtte Roland Holst dicht:”Het leed der mensheid laat mij vaak niet slapen” kan ik haar dat niet nazeggen. Mijn nachtrust is voortreffelijk, dank u. Maar dat een crisis als de onze een natuurverschijnsel is dat je moet uitzitten, dat gaat me te ver. Ik denk dan aan de mysterieuze woorden, toegeschreven aan Willem van Oranje, de man die in de wanhopige strijd om zijn recht aan de wieg stond van onze natie:”Point n’est besoin d’espérer pour entreprendre, ni de réussir pour persévérer”.

“Het is niet nodig te hopen om te ondernemen, noch te slagen om vol te houden”.



Knar