woensdag 9 mei 2018




KOUD


Buuf is dood. Al weer een tijdje. Ik schreef daarover in mijn column BUUF op 21 maart van dit jaar. Ik was er nogal van in de war, en nog altijd een beetje. Het huis van buuf heeft al die tijd leeg gestaan, maar schijnbaar bewoond. Vitrage voor de ramen, naambordje op de deur, rollatoropritje ervoor.
Eergisteren zijn eindelijk een paar mannen gekomen en hebben het huis rustig maar met vaste hand helemaal leeggehaald; vitrage weg, opritje weg, alles weg. Buuf is nu echt weg. Niet dat het helpt. Mijn gevoel van kwaadaardig in de steek gelaten zijn is er niet minder om. Maar verandert langzaam in een rustige woede over het feit dat ze het kennelijk niet nodig heeft gevonden om de mensen waar ze soms al 35 jaar tussen woonde - naast mij woonde ze achttien jaar - van haar dood op de hoogte te laten brengen. Zoals ik al eerder schreef: buuf is netjes geruimd. Maar heeft daar ook zelf alles aan gedaan, zie ik nu. Dan mag de nieuwe bewoner nu ook komen. Basta.
Er lijkt nog wel een erfenisje te zijn. Ondanks de warmte buiten deze week bleef het in mijn huis merkwaardig koud. Ik begon al aan mijn eigen stofwisseling te twijfelen tot ik ineens op het idee kwam dat dat wel eens het gevolg zou kunnen zijn van de dood van buuf. Haar woning grenst over de volle lengte aan de mijne, en als zij stevig heeft gestookt kan dat veel warmte hebben opgeleverd voor mijn huis. Als ik soms bij haar in huis was vond ik het niet overdadig warm maar als ze dag en nacht heeft doorgestookt kan dat wel veel schelen. Ik weet het niet zeker, maar waarschijnlijk is het wel.
Afijn, met die warmte buiten was het een blessing in disguise: ik kon het nog lang koel houden in mijn woning en de symboliek van die kou is me ook niet ontgaan. Life is many things…..
Vandaag nog even genieten van het mooie weer. Om één of andere vreemde reden (global warming?) is het morgen ineens wel 10 graden kouder, terwijl de wind toch nauwelijks uit een andere hoek gaat waaien. Vroeger, toen alles beter was, hadden we dat niet.
En dan wordt je oud. Als je denkt dat je herinnering nog zo betrouwbaar is dat je zoiets met gezag kunt zeggen.
A propos oud: de les van buuf is wel aangekomen. Als ik omval krijgen de buren een kaartje.

Wordt het niet zo koud.


Knar

zondag 6 mei 2018




SITTE

Iedere zaterdagochtend probeer ik mij naar mijn club te begeven om daar met vrienden een kop koffie (of twee) te drinken, ons wel en wee uit te wisselen en het gevoel te krijgen er nog een beetje bij te horen. Ik zeg probeer want soms is het weer te slecht, of mijn humeur idem, en dan draai ik me nog maar eens om. Gisteren, met dat prachtige weer dat ons plotseling heeft overvallen, was het geen vraag: ik ga.
Voor de rit maak ik gebruik van het openbaar vervoer in de hoofdstad, te weten twee bussen die elkaar in redelijk,korte tijd opvolgen zodat de reis niet al te lang duurt.
Al eerder heb ik op deze plaats erover gesproken dat het reizen met OV in deze stad vaak een vrolijk avontuur is. De Amsterdamse OV-reiziger staat bekend als een assertief, bemoeizuchtig
en praatgraag type, dat altijd overal commentaar op heeft maar het allemaal goed bedoelt. Mensen van buiten de stad kijken daar soms wat van op en hebben niet altijd het juiste antwoord op het juiste moment paraat. Zelf ben ik intussen genoeg Amsterdammer geworden om lekker mee te klessebessen en daar mijn genoegen aan te beleven. Zo ook gisteren.
Wachtend op de overstap zat ik rustig en genietend van het zonnetje op het bankje te wachten op de tweede bus. Op enig moment schoof er naast mij een vrouwtje op het bankje van het type dat in de hoofdstad "wijffie" wordt genoemd. Let op, dat is geen denigrerende benaming, integendeel, een wijffie is in Amsterdam een vrouw waar je eerbied voor moet hebben en waar je goed naar moet luisteren. Dan leer je nog eens wat.
"So, ik kom maar us effe naast u sitte" zei het wijffie. En keek me daarbij triomfantelijk aan, alsof ze zeggen wou: vind je me niet dapper? Zo'n man met een donkere bril op en zo'n wit stokje, daar is wat mee en dan moet je moed hebben om daar naast te gaan zitten. Vond zij waarschijnlijk. Ik zei "Gesellig!" en ik kreeg een goedkeurend lachje. Het ijs was gebroken. "Wacht u ook op de vaifensestig?" vroeg het wijffie. "Ja, maar hij komt eerst nog aan de overkant en dan komt hij hier" riposteerde ik een beetje wijsneuzig. "O, maar hij komter al aan hoor!" zei ze en verdomd, het ding was al aan het draaien naar ons toe. "Moet u ver?" vroeg ik nog. "Nou, valt wel mee hoor" en ze noemde een halte die inderdaad niet zo ver was. Intussen was de bus met de ingang precies voor mijn witte stokje gestopt (een stilzwijgende afspraak tussen het GVB en mij, waar alle chauffeurs zich aan houden) en het wijffie was daar heel tevreden mee. Ik liet haar voorgaan, ze stapte in, hield haar kaart tegen de automaat, draaide zich om, wees op het lege stoeltje rechts voorin en riep "U ken hier sitte. Goeie reis!" en verdween naar achteren. Ik deed wat ze me had bevolen en zat de rest van mijn kleine ritje me weer eens te verkneukelen van plezier om dat reizen in Amsterdam.

Wàtuhstàd


Knar