PRIVILEGE
Amsterdammers hebben de neiging hun stad de belangrijkste van Nederland te vinden. Voorbij Diemen worden ze wat onrustig en voorbij Weesp begint voor hen de rimboe. Misschien hebben ze gelijk, maar bij al die belangrijkheid: de oudste stad van Nederland is Amsterdam zeker niet. Integendeel. Amsterdam hoort bij de jongere steden van het land, bedenksels als Lelystad en Zoetermeer daargelaten.
Dat wordt ons deze dagen nog weer eens duidelijk gemaakt op een piepkleine tentoonstelling in de kelder van het Gemeentelijk Archief, de voormalige kluis van de voormalige AMRO bank aan de Vijzelstraat. “De Bazel”, u weet wel.
In die kluis stelt de gemeente gedurende drie dagen een zeldzaam document ten toon. Het is het “Tolprivilege” dat graaf Floris V in 1275 aan de stad schonk en dat aan de inwoners van Amsterdam vrijdom verschafte van tol in het hele gebied van Holland en Zeeland. Een zeldzaam en zeer opmerkelijk document. Ten eerste was dit privilege baanbrekend voor de vrije handel van de Amsterdammers doorheen het hele gebied van de graaf, dus zeg maar West Nederland. Ten tweede is dit het document waarin voor het eerst de naam van de nederzetting Amsterdam wordt genoemd. Nogal laat als je bedenkt dat Deventer al in de tiende eeuw stadsrechten had. Ten derde was het privilege een compensatie voor de schade die de manschappen van de graaf hadden aangericht bij de Amsterdammers toen ze de opstand van de Kennemers neersloegen, het jaar daarvoor. Dat staat er ook in. En ten vierde is er dan nog het Privilege zelf. Als wij de kluis betreden zit op een stoeltje in de schemering een mevrouw naast een tafeltje met folders ons al vriendelijk toe te knikken. We zijn de enige bezoekers en vragen haar waar we het privilege kunnen zien. Ze wijst op een zuiltje waaroverheen een zwartfluwelen hoes is gedrapeerd. “Daar” zegt ze. Het privilege blijkt te liggen in een glazen kistje op het zuiltje, helemaal in het donker onder die zwarte doek, en wij mogen een paar minuten kijken als de mevrouw de doek optilt. Onder andere omstandigheden zou het wat erotisch zijn allemaal. Wat wij zien tart iedere beschrijving. Een nietig stukje perkament, kleiner dan een velletje A5, met daarop in vale kriebellettertjes de tekst, amper leesbaar, aan een lintje met een wat gehavend donkerrood lakzegel van een ruiter te paard. Dat is het. Nietig, onooglijk, en ik krijg de rillingen. Zevenhonderdvijftig jaar kijken me aan. Toen dit briefje geschreven werd duurde het nog ruim tweehonderd jaar voor Columbus Amerika zou ontdekken. Dit vodje maakte dat de handel van Amsterdam met het achterland op gang kwam, waardoor de stad uiteindelijk kon uitgroeien tot één van de belangrijkste transitohavens van de toen bekende wereld.
En het maakte van de Amsterdammers het vrijpostige volkje dat ze nog steeds zijn.
Dat wordt ons deze dagen nog weer eens duidelijk gemaakt op een piepkleine tentoonstelling in de kelder van het Gemeentelijk Archief, de voormalige kluis van de voormalige AMRO bank aan de Vijzelstraat. “De Bazel”, u weet wel.
In die kluis stelt de gemeente gedurende drie dagen een zeldzaam document ten toon. Het is het “Tolprivilege” dat graaf Floris V in 1275 aan de stad schonk en dat aan de inwoners van Amsterdam vrijdom verschafte van tol in het hele gebied van Holland en Zeeland. Een zeldzaam en zeer opmerkelijk document. Ten eerste was dit privilege baanbrekend voor de vrije handel van de Amsterdammers doorheen het hele gebied van de graaf, dus zeg maar West Nederland. Ten tweede is dit het document waarin voor het eerst de naam van de nederzetting Amsterdam wordt genoemd. Nogal laat als je bedenkt dat Deventer al in de tiende eeuw stadsrechten had. Ten derde was het privilege een compensatie voor de schade die de manschappen van de graaf hadden aangericht bij de Amsterdammers toen ze de opstand van de Kennemers neersloegen, het jaar daarvoor. Dat staat er ook in. En ten vierde is er dan nog het Privilege zelf. Als wij de kluis betreden zit op een stoeltje in de schemering een mevrouw naast een tafeltje met folders ons al vriendelijk toe te knikken. We zijn de enige bezoekers en vragen haar waar we het privilege kunnen zien. Ze wijst op een zuiltje waaroverheen een zwartfluwelen hoes is gedrapeerd. “Daar” zegt ze. Het privilege blijkt te liggen in een glazen kistje op het zuiltje, helemaal in het donker onder die zwarte doek, en wij mogen een paar minuten kijken als de mevrouw de doek optilt. Onder andere omstandigheden zou het wat erotisch zijn allemaal. Wat wij zien tart iedere beschrijving. Een nietig stukje perkament, kleiner dan een velletje A5, met daarop in vale kriebellettertjes de tekst, amper leesbaar, aan een lintje met een wat gehavend donkerrood lakzegel van een ruiter te paard. Dat is het. Nietig, onooglijk, en ik krijg de rillingen. Zevenhonderdvijftig jaar kijken me aan. Toen dit briefje geschreven werd duurde het nog ruim tweehonderd jaar voor Columbus Amerika zou ontdekken. Dit vodje maakte dat de handel van Amsterdam met het achterland op gang kwam, waardoor de stad uiteindelijk kon uitgroeien tot één van de belangrijkste transitohavens van de toen bekende wereld.
En het maakte van de Amsterdammers het vrijpostige volkje dat ze nog steeds zijn.
Knar